3. Eiser heeft het navolgende gesteld.
De verschuivingsregeling en de uitzonderingen erop zijn geregeld in artikel 12 van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) en artikel 27b van het Bbp. De afkoop is geregeld in de artikelen 27c, 27d en 27e van het Bbp. De afkoop voor het korps Amsterdam Amstelland is geregeld in artikel 27e van het Bbp. De afkoop voor het korps Amsterdam Amstelland kent een onderscheid in categorieën personeel. Samengevat komt het erop neer dat de executieve politieambtenaar aangesteld in schaal 12 of lager onvoorwaardelijk in aanmerking komt voor de afkoop van tweemaal € 770,00. De administratief-technische ambtenaren komen voor de afkoop in aanmerking indien zij over zowel 2008 en 2009 voor ten minste 96 uur aanspraak hadden op de operationele toelage ex artikel 14 Bbp.
Eiser is werkzaam als analist bij verweerder. Eiser heeft de status van administratief-technisch medewerker en hij is werkzaam binnen een zogenoemd flexteam. Dit is een team dat zich projectmatig bezig houdt met zaken. In het kader van de werkzaamheden wordt regelmatig een beroep op eiser gedaan om in dienst te komen buiten de normale diensturen (dagdiensten). Dit geldt dan meestal voor het gehele team.
Aan eiser had de afkoop verschuivingsvergoeding voor 2008 en 2009 toegekend moeten worden, zoals die ook is toegekend aan zijn collega - met een executieve status - die dezelfde functie vervult en dezelfde werkzaamheden onder dezelfde omstandigheden in hetzelfde rooster verricht. Verweerder is voorbij gegaan aan het rechtsbeginsel van gelijke beloning zoals dit onder meer staat verwoord in artikel 7 van het Internationale Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (IVESCR). Er is geen objectieve rechtvaardigingsgrond om van dit beginsel af te wijken. Alleen het korps Amsterdam-Amstelland maakt ten aanzien van de verschuivingsvergoeding over 2008 en 2009 onderscheid tussen administratief-technisch personeel en executief personeel. Artikel 27c en artikel 27d van het Bbp maken dit onderscheid niet. Ook de regeling verschuivingsvergoeding, die is opgenomen in artikel 12 Barp en artikel 27b Bbp maakt geen onderscheid. Zowel administratief-technisch als executief personeel hebben onder dezelfde voorwaarden aanspraak op een verschuivingsvergoeding. Het feit dat administratief personeel in zijn algemeenheid minder verschoven uren hebben dan executieven kan geen objectieve rechtvaardigingsgrond opleveren.
Artikel 27e van het Bbp waarin de verschuivingsvergoeding voor het korps Amsterdam-Amstelland is geregeld, biedt evenmin een objectieve rechtvaardigingsgrond omdat de hierin opgeworpen drempel van 96 uur per jaar ziet op de operationele toelage.
4. De bezwaaradviescommissie (verder: de commissie) heeft bij het advies van 9 augustus 2010 verweerder geadviseerd het primaire besluit te herroepen. De commissie heeft daartoe overwogen dat in afwijking van de artikelen 27b, 27c, 27e van het Bbp de Amsterdamse compensatieregeling een onderscheid kent in categorieën personeel. Executieve politieambtenaren komen onvoorwaardelijk voor compensatie in aanmerking. Administratief-technische ambtenaren komen voor compensatie in aanmerking indien zij over 2008 en 2009 voor tenminste 96 uur aanspraak hadden op de operationele toelage ex artikel 14 Bbp. Een ander verschil is gelegen in de omstandigheid dat voor de ambtenaren, bedoeld in artikel 27c en 27d Bbp, het bedrag aan compensatie is gebaseerd op de gemiddelde verschuivingsvergoeding in een bepaalde referentieperiode terwijl de Amsterdamse regeling een vast bedrag als (fictieve) afkoopsom kent. Om reden dat Amsterdam Amstelland tot 1 januari 2010 niet beschikte over een systeem waarmee verschuivingen konden worden geregistreerd en er ook vanaf is gezien de verschuivingen handmatig te registreren, is gekozen voor een vast bedrag.
De commissie overweegt allereerst dat de aanvraag en afwijzing hebben plaats gevonden op een moment dat de hierboven genoemde wijzigingen van het Bbp nog niet waren gepubliceerd in het Staatsblad. Het daartoe strekkende besluit van 17 december 2009 is op 23 december 2009 in het Staatsblad gepubliceerd. Het besluit geeft in artikel III eerste lid aan dat artikel 27b van het Bbp in werking treedt op 24 december 2009 en tot 1 januari 2010 niet van toepassing is op het Amsterdamse korps. In het derde lid van artikel III is bepaald dat artikel 27e in werking treedt op 24 december 2009 en op 1 januari 2010 vervalt. Volgens vaste jurisprudentie kunnen individuele ambtenaren geen recht ontlenen aan een arbeidsvoorwaardenakkoord, zolang dit akkoord niet in de rechtspositieregelingen is opgenomen.
De commissie heeft vervolgens overwogen dat de inhoud van de regeling al geruime tijd bekend was. Ten aanzien van de compensatieregeling van artikel 27e kan gewezen worden op de brief van de Minister aan verweerder van 29 mei 2009 waarin het akkoord over deze Amsterdamse compensatieregeling is neergelegd. Verder dient te worden gememoreerd dat de uitbetaling van de compensatie aan de executieve collega’s reeds in september 2009 heeft plaatsgevonden.
De commissie heeft vervolgens overwogen dat de inhoud van artikel 27e Bbp afwijkt van die van de artikelen 27c en 27d Bbp. In laatstgenoemde artikelen wordt immers geen onderscheid gemaakt tussen executieve en administratief-technische politieambtenaren. Eveneens moet worden vastgesteld dat de verschuivingsvergoeding ex artikel 27b Bbp dit onderscheid evenmin maakt. Naar geldend recht hebben deze beide categorieën vanaf de inwerkingtreding van dit artikel in dit korps onder dezelfde voorwaarden aanspraak op een verschuivingsvergoeding.
De toepassing van artikel 27e Bbp brengt met zich dat administratief-technische politieambtenaren op jaarbasis 96 uur aan operationele toelage moeten hebben ontvangen voordat zij in aanmerking komen voor het jaarlijkse bedrag van € 770,00. Hun executieve collega’s hoefden niet aan de 96-uren norm te voldoen. Eiser werkt met executieve collega’s in één team en één rooster.
Vastgesteld dient te worden dat Amsterdam-Amstelland als enige korps niet in staat is gebleken een systeem te hanteren waarmee vanaf 1 januari 2008 de verschuivingen in de roosters konden worden bijgehouden. Dit heeft ertoe geleid dat de compensatie niet zoals elders is gebaseerd op het aantal verschuivingen in een referentieperiode.
Gelet op de totstandkoming van artikel 27e Bbp moet de conclusie worden getrokken dat er geen objectieve rechtvaardigingsgrond is aangevoerd voor het gemaakte onderscheid. Die grond kan niet zijn gelegen in de aanname dat het administratief-technisch personeel minder met verschuivingen wordt geconfronteerd omdat het grotendeels in een vast (dag)rooster werkt. Indien dat het geval zou zijn geweest, valt niet te verklaren waarom die drempel niet voor elke categorie is opgeworpen, in ieder geval voor dat gedeelte van het executieve personeel dat eveneens in een (vast) dagdienstrooster werkt. Niet is gemotiveerd waarom executieve ambtenaren niet aan de urennorm behoeven te voldoen. Evenmin is toegelicht waarom de norm op 96 uur is gesteld.