ECLI:NL:RBAMS:2011:BU7270

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/1991 Alkmaar
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heffing van leges voor beginselaanvraag quotum hotelbeleid in Amsterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 november 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. S.L. Schram, en de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, vertegenwoordigd door mr. G. van der Zee. Het geschil betreft de vraag of de verweerder leges mocht heffen voor de behandeling van een door eiser ingediende beginselaanvraag quotum hotelbeleid, waarbij het tarief voor een beginselaanvraag bouwvergunning werd toegepast. Eiser betoogde dat de beginselaanvraag quotum hotelbeleid niet expliciet in de legesverordening werd genoemd, en dat er dus geen wettelijke basis was voor de legesheffing. De rechtbank oordeelde echter dat de behandeling van een beginselaanvraag quotum hotelbeleid in zijn algemeenheid gelijk is aan die van een beginselaanvraag bouwvergunning. Eiser was zich bewust van de legesverplichting en de hoogte van het bedrag dat hij verschuldigd was. De rechtbank concludeerde dat de verweerder leges mocht heffen als voor een beginselaanvraag bouwvergunning, en verwierp de beroepsgrond van eiser. De rechtbank benadrukte dat de heffing van leges niet onredelijk was, en dat er geen strijd was met de Gemeentewet. Eiser had de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen een bouwaanvraag, maar niet tegen de beginselaanvraag zelf. De uitspraak werd openbaar gemaakt en het beroep van eiser werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 10/1991
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 november 2011 in de zaak tussen:
[eiser], te [woonplaats], eiser
(gemachtigde: mr. S.L. Schram),
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder
(gemachtigde: mr. G. van der Zee).
Procesverloop
Verweerder heeft eiser op 25 februari 2010 een aanslag leges bouwaanvraag van € 29.959,- opgelegd.
Bij uitspraak op bezwaar van 24 juni 2010 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 oktober 2011. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Feiten
1. Op 17 juni 2008 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel Centrum een door eiser op diezelfde datum als aanvrager ondertekend formulier “beginsel-aanvraag voor quotum hotelbeleid 2008 - 2011” ontvangen.
2. Uit het formulier blijkt dat eiser in zijn kwaliteit van eigenaar een principe-uitspraak verzoekt van het dagelijks bestuur voor het vergroten van een hotel aan [adres I] en [adres II]. Ook blijkt eruit dat de aanneemsom of raming van de kosten, exclusief btw, € 5.100.000,- bedraagt.
Onderaan het formulier staat: “Krachtens de legesverordening wordt voor een beginsel-aanvraag leges geheven.”
3. In een brief van 24 februari 2010, met onderwerp “beginselaanvraag quotum hotelbeleid 2008-2011”, heeft het dagelijks bestuur eiser onder meer meegedeeld:
“Voor het onderhavige gebouw is het bestemmingsplan Nieuwmarkt 2004 van kracht. De bestemming van het gebouw is ‘gemengde doeleinden, geen nadere aanduiding’. Het gebouw heeft niet de aanduiding hotel toegestaan. De hotelbestemming is slechts mogelijk onder toepassing van de wijzigingsbevoegdheid hotel art. 3, lid 6 van het bestemmingsplan.
Voor het maken van een parkeerkelder is een wijzigingsbesluit artikel 3 lid 6 van het bestemmingplan noodzakelijk. Daarbij moet worden getoetst aan de algemene beschrijving in hoofdlijnen genoemd in artikel 18, lid 3 van het bestemmingsplan, met name de stedenbouwkundige inpasbaarheid, de verkeerskundige situatie, het algemeen parkeerbeleid, en het leefmilieu.
Met de ons tot beschikking staande gegevens is deze afweging niet te maken.
Uw verzoek is getoetst aan de ruimtelijke criteria van het hotelbeleid 2008-2011. De externe functiemenging ten opzichte van [adres I] komt in het geding. Omdat het gebouw gelegen is naast het voorkeursgebied aan [adres I], waar een toename van hotelvestigingen te verwachten is, is een extra uitbreiding in nieuwbouw bij het gebouw [adres I]/[adres II] niet gewenst.
De toevoeging van kamers in de nieuwbouw draagt niet bij aan de interne functiemenging van het hotel, maar de aanwezigheid van voldoende horeca in het bestaande hotel maakt dat ook niet noodzakelijk.
De nieuwbouw wordt verbonden met de bestaande bebouwing via de (nood)trappenhuizen. Dit wordt niet beschouwd als een aantasting van de parcellering.
Nieuwbouw van het hotel op deze lokatie zal leiden tot een monofunctionele ontwikkeling in dit bouwblok
Voor het realiseren van 60 kamers op deze lokatie zal een verkeersonderzoek noodzakelijk zijn om de verkeersaantrekkende werking in beeld te brengen.
Ten aanzien van het bouwvolume wordt opgemerkt dat voor zover de geleverde gegevens uitsluitsel geven over het bouwplan, het bouwvolume op onderdelen in strijd is met het bestemmingsplan. Tevens kan geen afweging worden gemaakt over de architectonische kwaliteit.
Gelet op bovenstaande overwegingen ten aanzien van het hotelbeleid 2008-2011 en de toetsing aan het bestemmingsplan komt u niet in aanmerking voor een reservering voor 60 hotelkamers voor het gebouw [adres I], [adres II]. Tevens is het dagelijks bestuur niet bereid de procedure te starten tot wijziging/ontheffing van het bestemmingsplan. Uw verzoek wordt afgewezen.
Bovenstaande mededeling is gebaseerd op de gegevens zoals deze op dit moment bij ons bekend zijn. Er bestaat geen wettelijke mogelijkheid om bezwaar aan te tekenen tegen deze beginseluitspraak. Indien u toch bezwaar wilt maken, kunt u een bouwaanvraag (eerste fase) indienen. Tegen een (negatief) besluit op de bouwaanvraag kunt u bezwaar dan wel rechtstreeks beroep aantekenen.”
4. In de “Procedureafspraken Hotelontwikkeling in stadsdeel Centrum 2008-2011”, vastgesteld door het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum op 27 mei 2008, staat onder meer:
“In deze notitie wordt aangegeven op welke manier partijen in aanmerking kunnen komen voor hotelontwikkeling in stadsdeel Centrum in de periode 2008-2011
(…)
2.1 Werkwijze voor reserveringen in de gebiedsquota
1. Zodra het Hotelbeleid Binnenstad 2008-2011 in werking is getreden (op 16 juni 2008) kan een initiatiefnemer een aanvraag indienen voor het realiseren van een hotel in een van de quotumgebieden in de binnenstad. Overigens kan ook voor de voorkeursgebieden vanaf 16 juni 2008 een aanvraag worden ingediend. Dit kan per post of bij het Bouwloket van stadsdeel Centrum. Een aanvraag kan in de volgende vormen worden ingediend:
- een officiële bouwaanvraag
- een beginselaanvraag (wanneer het initiatief nog niet concreet genoeg is voor een bouwaanvraag)
- een verzoek tot een planologische procedure om te komen tot een hotelbestemming (als er geen (ver)bouw hoeft plaats te vinden).
Alledrie de mogelijkheden worden hierna als ‘aanvraag’ aangeduid. in. Dit kan per post of bij het Bouwloket van stadsdeel Centrum.
(…)
3. Binnengekomen beginselaanvragen moeten voldoen aan de volgende indieningsvereisten:
a. Beginselaanvraagformulier met o.a. daarop aangegeven het aantal gewenste kamers.
b. Bedrijfsplan (met tenminste informatie over: aantal kamers, serviceniveau, hotelconcept, bouwkundige aanpassingen/wensen en informatie over de verkeeraantrekkende werking).
c. Tekeningen/schetsen inclusief de maatvoering van de bestaande en nieuwe toestand, die voldoende inzicht geven in de plannen.
d. Een bewijs dat het pand waar het initiatief gerealiseerd moet worden al in bezit van de initiatiefnemer (of contractuele partner daarvan) is. Indien dit nog niet het geval is: een brief waarin de eigenaar van het pand aangeeft het betreffende initiatief te ondersteunen.
(…)
10. Voor de beginselaanvraag worden leges geheven volgens art. 4.2.1. van de Legesverordening (2008): € 159 (basisbedrag 2008) plus 20% van de tarieven die gelden voor een bouwvergunning. Bij een daaropvolgende bouwaanvraag wordt 50% van dit legesbedrag teruggegeven.”
Geschil en beoordeling
1. Het geschil tussen partijen gaat over de vraag of verweerder voor het in behandeling nemen van de door eiser ingediende beginselaanvraag quotum hotelbeleid leges mocht heffen en daarbij het tarief voor het in behandeling nemen van een beginselaanvraag bouwvergunning mocht toepassen.
2. Eiser voert aan dat hij een beginselaanvraag quotum hotelbeleid heeft ingediend en dat dit type aanvraag niet wordt genoemd in de Legesverordening 2008. Er is dus geen wettelijke grondslag voor de heffing van leges voor zijn aanvraag. Zijn aanvraag kan niet worden beschouwd als een beginselaanvraag bouwvergunning, aldus eiser. Uit de procedureafspraken voor de behandeling van beginselaanvragen quotum hotelbeleid is die gelijkstelling volgens eiser ook niet af te leiden. Bovendien verschilt de toetsing van een beginselaanvraag bouwvergunning volgens eiser van die van een beginselaanvraag quotum hotelbeleid.
3. Verweerder stelt dat de beginselaanvraag quotum hotelbeleid wel degelijk een beginselaanvraag bouwaanvraag is. De beginselaanvraag quotum hotelbeleid is volgens verweerder in 2008 speciaal in het leven geroepen als beginselaanvraag bouwvergunning voor degenen die een hotel wilden beginnen of uitbreiden in de binnenstad. Deze beginselaanvraag wordt volgens verweerder gedaan om alvast een uitspraak te krijgen over de toets aan het bestemmingsplan waarvan het hotelbeleid deel uitmaakt. De beginselaanvraag hotelquotum is dus, net als een ‘gewone beginselaanvraag’ een verzoek om informatie over het verkrijgen van een bouwvergunning. Op het aanvraagformulier staat bovendien duidelijk vermeld dat voor de beginselaanvraag leges wordt geheven, aldus verweerder.
4. Tussen partijen is - terecht - niet in geschil dat verweerder alleen voor de diensten benoemd in de Legesverordening stadsdeel Amsterdam-Centrum 2004 (de Legesverordening) met bijbehorende Tarieventabel 2008 (de tarieventabel) leges mag heffen.
Vaststaat dat in de tarieventabel het tarief is gegeven “voor het in behandeling nemen van een schriftelijk verzoek, vergezeld van tekeningen, om informatie omtrent de mogelijkheid tot het verkrijgen van een bouwvergunning (beginselaanvraag)”. Een specifieke ‘beginselaanvraag quotum hotelbeleid’ komt in de tarieventabel niet voor.
Verweerder heeft er in zijn verweerschrift en ter zitting nog op gewezen dat de formulieren voor de beginselaanvraag quotum hotelbeleid en voor de beginselaanvraag bouwvergunning - op de kop na - hetzelfde zijn, dat bij beide aanvragen dezelfde stukken moeten worden ingediend en dat de procedure voor beide hetzelfde is.
5. Gezien verweerders brief aan eiser van 24 februari 2010 (zie bij Feiten onder 3) ziet de rechtbank geen reden om eraan te twijfelen dat eisers aanvraag is behandeld als een beginselaanvraag bouwvergunning. In dat kader is die aanvraag ook getoetst aan het hotelbeleid. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank ook voldoende aannemelijk gemaakt dat de behandeling van een beginselaanvraag quotum hotelbeleid in zijn algemeenheid gelijk is aan de behandeling van een beginselaanvraag bouwvergunning maar dat daarbij als eerste wordt getoetst aan het hotelbeleid en dat dit kan leiden tot een zogenoemde ‘reservering van kamers’.
Nu op het aanvraagformulier expliciet is vermeld dat voor een beginselaanvraag leges wordt geheven en in de procedureafspraken ook nog het artikel met de tarieven in de tarieventabel is genoemd, wist eiser dat hij leges verschuldigd was voor de behandeling van zijn beginselaanvraag en kon hij ook weten welk bedrag hij verschuldigd was.
Bovendien is de rechtbank van oordeel dat uit de procedureafspraken voldoende duidelijk blijkt dat een beginselaanvraag quotum hotelbeleid een specifieke beginselaanvraag bouwvergunning is.
De rechtbank concludeert dat verweerder voor eisers beginselaanvraag leges mocht heffen als voor een beginselaanvraag bouwvergunning. De rechtbank verwerpt deze beroepsgrond dan ook.
6. Ter zitting heeft eiser nog verklaard dat hij wel bereid is iets te betalen maar niet dit bedrag. Zijn betoog komt erop neer dat hij zich bekocht voelt nu hij voor een korte weigering van zijn aanvraag bijna € 30.000 moet betalen.
Verweerder heeft daarop verklaard dat hier gewoon de Legesverordening is toegepast. In het bestreden besluit is verweerder al ingegaan op eisers stelling dat het in rekening gebrachte bedrag niet in redelijke verhouding staat tot de kosten van behandeling van diens aanvraag. Daarbij heeft hij erop gewezen dat volgens vaste jurisprudentie de heffing naar een vast percentage niet kan worden beschouwd als onredelijk of onwillekeurig en dat er geen rechtstreeks verband is vereist tussen de hoogte van de leges en de omvang van de dienst en de werkelijke gemaakte kosten.
De rechtbank overweegt dat volgens de Hoge Raad (LJN: AS4911) de toets aan de in artikel 229b, eerste lid, van de Gemeentewet omschreven opbrengstlimiet voor leges dient plaats te vinden met betrekking tot alle in de Legesverordening genoemde diensten gezamenlijk. Het is dus niet van belang of de opbrengst van de behandeling van een afzonderlijke beginselaanvraag uitgaat boven de kosten daarvan. Eiser heeft niet gesteld dat de leges van alle in de Legesverordening genoemde diensten gezamenlijk de daarmee gemoeide kosten overtreffen. Van strijd met artikel 229b, eerste lid, van de Gemeentewet is dan ook niet gebleken. En, als gezegd, eiser had tevoren kunnen weten wat hij moest betalen. Dat hij teleurgesteld is over de uitkomst, kan geen grond zijn de aanslag onredelijk te achten. Ook deze beroepsgrond verwerpt de rechtbank.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Kraefft, rechter, in tegenwoordigheid van O. Bergmans, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 november 2011.
griffier rechter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.