ECLI:NL:RBAMS:2011:BU6228

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13-660437-11
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor voorbereiden van een overval en verboden wapenbezit

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 november 2011 uitspraak gedaan in de zaak tegen verdachte [verdachte], die werd beschuldigd van het voorbereiden van een overval op de Karwei en verboden wapenbezit. Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 10 november 2011, waarbij de rechtbank kennisnam van de vordering van de officier van justitie, mr. B.Y. de Boer, en de verdediging van verdachte, vertegenwoordigd door mr. S.F.J. Smeets. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte werd verweten dat hij op 29 april 2011 samen met een medeverdachte een overval had voorbereid en een vuurwapen in bezit had gehad. De rechtbank concludeerde dat de verdachte en zijn medeverdachte de nodige voorbereidingen hadden getroffen, waaronder het stelen van een auto en kentekenplaten, en het in bezit hebben van een doorgeladen pistool. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot afpersing, omdat de bedreigende uitlatingen niet bewezen konden worden. Uiteindelijk werd verdachte veroordeeld tot 18 maanden gevangenisstraf voor het voorbereiden van de overval en het verboden wapenbezit. De rechtbank oordeelde dat de voorbereidingsmiddelen bestemd waren voor het begaan van een diefstal met geweld of afpersing, en dat de eerdere veroordeling van verdachte voor een soortgelijk feit zwaar meewoog in de strafmaat. De rechtbank besloot ook tot onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen voorwerpen die in verband stonden met de bewezen feiten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Parketnummer: 13/660437-11 (Promis)
Datum uitspraak: 24 november 2011
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1987],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres] [plaats],
gedetineerd in het Huis van Bewaring "Almere" te Almere.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 november 2011.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. B.Y. de Boer en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. S.F.J. Smeets, naar voren hebben gebracht.
2. Tenlastelegging
Verdachte wordt, kort samengevat en zakelijk weergegeven, verweten dat op 29 april 2011 samen met een ander een overval heeft voorbereid en een vuurwapen in bezit heeft gehad. Daarnaast wordt hem een poging tot afpersing, subsidiair de bedreiging van zijn oom verweten.
De volledige tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. De waardering van het bewijs ten aanzien van het onder 3. tenlastegelegde
4.1 Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie twijfelt er niet aan dat verdachte de woorden zoals primair ten laste gelegd, heeft geuit. Gelet op deze bedreigende woorden kan dan ook worden bewezen dat verdachte een poging heeft gedaan zijn oom [oom van verdachte] af te persen.
4.2 Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting benadrukt dat de rechter-commissaris voor dit feit geen ernstige bezwaren heeft aangenomen. Daarnaast is het tenlastegelegde enkel gebaseerd op de - onware - verklaringen van de oom van verdachte. Verdachte dient van dit feit te worden vrijgesproken.
4.3 Oordeel van de rechtbank
Het onder 3 ten laste gelegde feit kan niet bewezen worden verklaard. Van het merendeel van de ten laste gelegde uitlatingen kan niet worden vastgesteld dat verdachte deze heeft gedaan. De uitlatingen die verdachte niet heeft betwist of die zijn aangetroffen in de mobiele telefoon van zijn oom, zijn niet van zodanige bedreigende of intimiderende aard dat zij zonder duidelijkheid over de context waarin zij zijn geuit, kunnen leiden tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde poging tot afpersing of bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht of zware mishandeling. Verdachte wordt dan ook van dit feit vrijgesproken.
5. Waardering van het bewijs ten aanzien van het onder 1. en 2. tenlastegelegde
5.1 De feiten
Uit het dossier leidt de rechtbank het volgende af:i
(1) Op 27 april 2011 doet [aangever 1] aangifte van de diefstal in Ermelo op 26 april 2011 van de kentekenplaten met nummer [kenteken 1] van haar rode Suzuki Swiftii.
(2) Op 4 april 2011 doet [aangever 2] aangifte van de diefstal tussen zondag 3 april 2011 om 23.00 uur en maandag 4 april 2011 om 5.15 uur in Almere van zijn rode personenauto, Suzuki Swift, met het kenteken [kenteken 2].iii
(3) Uit politieonderzoek naar telecommunicatiegegevens blijkt dat medeverdachte [medeverdachte] (verder: [medeverdachte]) op zondag 3 april 2011 tussen 1.34 uur en 5.16 uur drie telefoongesprekken voert waarbij de telefoon op een zendmast in de onmiddellijke omgeving van de woning van verdachte in [plaats 1] aanstraalt.iv
(4) Uit door de politie onderzochte telefoongegevens blijkt dat verdachte op 28 april 2011 om 23.09 en op 29 april 2011 om 00.27 uur naar medeverdachte [medeverdachte] belt.v Daarna vindt op 29 april 2011 pas om 8.31 uur weer een uitgaand gesprek plaats met de telefoon van verdachte, waarbij een zendmast in [plaats 1] wordt aangekozen. vi
(5) Op beveiligingsbeelden, opgenomen op vrijdag 29 april 2011, is te zien dat om 6.13 uur twee personen in het wit gekleed een showmodel van een tuinhuis, geplaatst voor de winkel Karwei Bouwmarkt te Bussum, binnengaan. Om 7.58 uur is te zien dat de twee personen uit het tuinhuis komenvii. De werkelijke tijd is 8 minuten voor de op de camera aangegeven tijdviii.
(6) Op 2 mei 2011 verklaart [getuige 1], medewerker van een rijschool in Bussum, zakelijk weergegeven, tegenover de politie het volgende. Op vrijdag 29 april 2011 omstreeks 6.15/6.30 uur ziet hij dat een voor hem onbekende rode Suzuki Swift met kenteken [kenteken 1] voor het kantoor van de rijschool staat geparkeerd. De auto staat in de weg van de glazenwasser. Aangezien de auto niet op slot zit, kan [getuige 1] deze gemakkelijk verplaatsen. Hij neemt dan de in de auto aanwezige zogenaamde groene kaart mee naar zijn kantoor. Door met de tenaamgestelde persoon te bellen komt hij erachter dat de auto is gestolen. Ook ontdekt [getuige 1] dat valse kentekenplaten op de auto zijn aangebracht. Het kenteken dat achter de valse platen zit ([kenteken 2]), komt overeen met het kenteken op de groene kaart. [getuige 1] hoort omstreeks 7.45 uur buiten een hoop geschreeuw. Hij ziet dat een man aan de bestuurderszijde van de Suzuki instapte en dat een tweede persoon, die niet kan instappen, wegrent en al rennend zijn zwarte pet verliest. [getuige 1] ziet dat deze laatste persoon verderop door de bestuurder van de auto wordt opgepikt en dat zij samen wegrijden. [getuige 1] omschrijft de man aan de bestuurderszijde als iemand met een Noord-Afrikaans uiterlijk en tussen de 20 en 25 jaar oud. De andere man omschrijft hij als iemand met een Noord-Afrikaans uiterlijk en rond de 20/21 jaar oud. Laatstgenoemde man draagt een witte overall, die [getuige 1] doet denken aan een schildersoverall, en het verbaast hem om die reden dat de overall er schoon uitziet. Het had ook een wit trainingspak kunnen zijn. Na dit voorval inspecteert [getuige 1] het tuinhuisje. Dan blijkt dat een raam van het tuinhuisje naar binnen is gedrukt en de deur is geforceerd.ix Uit een een op 29 april 2011 bij de politie ingediende aangifte valt af te leiden dat dit op 28 april 2011 om 21.15 uur nog niet het geval wasx.
(7) [getuige 2] (verder: [getuige 2]), de door [getuige 1] genoemde glazenwasser, geeft de politie in een verhoor op 10 mei 2011 ook een signalement van de twee mannen. [getuige 2] omschrijft de bestuurder van de auto als een Marokkaanse man met een lengte van 1.70 meter. Zijn leeftijd is begin 30 jaar. Hij heeft een normaal postuur en hij heeft een witte overall. Deze bestuurder van de auto droeg een tas onder zijn rechter arm. [getuige 2] omschrijft de andere man, die eerst wegrent, als een Marokkaanse man met een lengte van 1.70 meter. Hij heeft een zelfde soort overall aan en een donkere hoed op.xi
(8) De politie onderzoekt het zwarte petje, dat een van de mannen op 29 april 2011tijdens het rennen naar de auto heeft verloren, op biologische sporendragers. Van een bemonstering van de binnenkant van het hoedje verkrijgt het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) een DNA-mengprofiel. Uit dit DNA-mengprofiel is een onvolledig DNA-hoofdprofiel van een man afgeleid van wie celmateriaal prominent in de bemonstering aanwezig is. Het DNA-profiel van de medeverdachte [medeverdachte] matcht met het afgeleide DNA-hoofdprofiel. In het rapport van het NFI wordt geconcludeerd dat de bemonstering een relatief grote hoeveelheid celmateriaal bevat dat afkomstig kan zijn van de medeverdachte. De berekende frequentie van het afgeleide DNA-hoofdprofiel is kleiner dan één op één miljardxii.
(9) [oom van verdachte], de oom van verdachte, legt op 1 mei 2011 en op 9 augustus 2011 tegenover de politie verklaringen af. Daarin staat, zakelijk weergegeven en voor zover van belang, onder meer het volgende. Op vrijdag 29 april 2011 ziet [oom van verdachte] vanuit zijn woonkamer in [plaats 2], geschatte tijdxiii tussen 7.30 en 7.45 uur, twee mannen in het wit gekleed de gang inlopen, waar een poort is gelegen. [oom van verdachte] bekijkt alleen de achterste man. Deze heeft een Marokkaans uiterlijk en is rond de 1.75 meter lang. Op vrijdag 29 april 2011 vind [oom van verdachte] een donkerkleurige tas in zijn schuur. Hij ziet dat de tas openstaat en dat er witte kledingstukken in liggen. Achter de betreffende tas staat nog een kleinere donkere tas waarin hij een hamer en een koevoet ziet liggen. Hij belt vervolgens de politie. De politie treft in de tassen onder meer het volgende aan: (witte) trainingsbroeken en trainingsjassen, een witte pet, een set lederen zwarte handschoenen, een paar witte sportschoenen maat 41, een paar witte sportschoenen maat 43, een zwarte sjaal, een blikschaar, een hamer, een beitel, een breekijzer en een doorgeladen pistool (Walther, type P22) voorzien van 8 patronen.xiv Dit pistool is een vuurwapen van de categorie III sub 1 van de Wet wapens en munitiexv en de patronen vallen onder de munitiecategorie III van de Wet wapens en munitiexvi. [oom van verdachte] verklaart de aangetroffen kleren nooit eerder te hebben gezien en de kleding ook niet te herkennen als zijn werkkleding, omdat op zijn werkkleding, in tegenstelling tot de aangetroffen kleren, verfvlekken zittenxvii. De woning van [oom van verdachte] bevindt zich op een afstand van 3 kilometer van Karweixviii.
(10) De politie stelt sporen die op de in de tassen aangetroffen spullen zijn gevonden, veilig.xix Uit DNA-onderzoek blijkt dat het bloed/celmateriaal van de bemonstering van een pet, een rechter- en een linkerhandschoen afkomstig kan zijn van verdachte. De berekende frequentie of matchkans van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. Daarnaast zijn DNA-mengprofielen verkregen op twee jassen. Op een van de jassen wordt bloed/ celmateriaal aangetroffen dat afkomstig kan zijn van medeverdachte [medeverdachte]. De berekende frequentie of matchkans van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. Op de andere jas wordt bloed/celmateriaal aangetroffen dat afkomstig kan zijn van verdachte. De berekende frequentie of matchkans van het DNA-profiel is niet berekendxx.
(11) Volgens een verklaring van [tante van verdachte], de tante van verdachte, heeft hij op 1 mei 2011 tegen haar gezegd dat hij de bij zijn oom aangetroffen tassen daar had neergezet, omdat er geld inzat dat niet van hem was, maar dat hij dat moest bewarenxxi.
(12) Op vrijdag 29 april om 9.25 uur worden verdachte en medeverdachte [medeverdachte] door de politie samen in een auto aangetroffen in Zeewolde. De politie houdt medeverdachte [medeverdachte] om 9.25 uur aan, omdat hij geen identiteitsbewijs bij zich heeft, en zendt hem vervolgens om 10.56 uur heen, nadat verdachte het identiteitsbewijs heeft opgehaald.xxii
(13) In de nacht van zaterdag 30 april 2011 op zondag 1 mei 2011 wordt de rode Suzuki Swift (kenteken [kenteken 2]) van [aangever 2] brandend aangetroffen in Almerexxiii.
(14) Op een garagedak in [plaats 2] worden op zondag 1 mei 2011 kentekenplaten met het kenteken [kenteken 1]xxiv aangetroffen. De kentekenplaten bevinden zich op een afstand van 110 meter van het huis van [oom van verdachte]xxv.
(15) Uit gegevens van Justitie blijkt dat verdachte is veroordeeld voor een overval gepleegd op 15 juli 2008 te Weesp. Op die dag overvielen twee personen een bedrijfsleider van Karwei te Weesp bij binnenkomst, waarbij de daders tevens gebruik maakten van een voertuig voorzien van valse kentekenplaten die snel na de overval werden weggegooid. De auto van de daders stond dusdanig dat er zicht was op de personeelsingang. Na dit voorval werd in de woning van verdachte een zwart vuurwapen gevondenxxvi.
5.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden geconcludeerd kan worden dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] voorbereidingen heeft getroffen om een overval op de Karwei te plegen. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hebben op het laatste moment reden gezien de overval niet door te zetten, mogelijk doordat aanwezigen op het terrein vraagtekens stelden bij de aanwezigheid van de auto. Zij hebben de voor de overval verworven spullen na het voorval bij de Karwei bij [oom van verdachte] in de schuur gezet. In een van de tassen zat het wapen waarmee verdachte en medeverdachte van plan waren de overval te plegen. Het is geen toeval dat op die ochtend op twee plaatsen niet ver van elkaar vandaan twee mannen met witte pakken zijn gesignaleerd. De beide incidenten zijn dan ook aan elkaar gerelateerd.
De gestolen kentekenplaten zijn op 1 mei 2011 aangetroffen op een plek niet ver van het huis van [oom van verdachte] vandaan. Dit betekent dat de personen die betrokken waren bij het plaatsen van de tassen in diens schuur, ook de gestolen kentekenplaten hebben weggegooid. De modus operandi van de overval waarvoor verdachte eerder is veroordeeld, vertoont veel overeenkomsten met de wijze waarop verdachte en medeverdachte van plan waren de overval op de Karwei op 29 april 2011 te gaan plegen. Het moment waarop de politie verdachte en medeverdachte in Zeewolde heeft aangehouden, past in de tijdslijn.
Dat [oom van verdachte] op 29 april 2011 in de ochtend verdachte niet heeft herkend, sluit niet uit dat verdachte een van de mannen was die spullen in de schuur hebben gelegd. [oom van verdachte] heeft verklaard dat hij alleen de achterste man heeft gezien. Het kan dus zijn dat verdachte op dat moment voorop liep. Het feit dat de telefoon van verdachte op 29 april 2011 om 8.31 uur contact maakt met een zendmast in de onmiddellijke omgeving van zijn woning, ontlast verdachte niet, omdat zijn telefoon op dat moment kan hebben uitgestaan. Gelet op de in het dossier genoemde tijdstippen is het wel degelijk mogelijk dat verdachte, na de spullen in de schuur van zijn oom te hebben gelegd, om 8.31 uur in de buurt van diens woning was.
Dat [tante van verdachte] op donderdag 28 april 2011 reeds tassen in de schuur had gezien, ontlast verdachte ook niet. Het zou goed kunnen dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] deze in de tussentijd ongemerkt uit de schuur hebben gehaald.
Op grond van het bovenstaande kan bewezen worden dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander feit 1 en 2 heeft gepleegd.
5.3 Het standpunt van de verdediging
Verdachte ontkent betrokkenheid bij de ten laste gelegde feiten 1 en 2. Er is ook geen enkel bewijs dat hij bij het incident bij Karwei betrokken was. Uit de door de politie opgevraagde telefoongegevens blijkt dat hij op 29 april 2011 rond 8.30 uur thuis was. Hij is daarmee aantoonbaar niet in Bussum geweest. Dat hij zijn telefoon die dag bij zich had, blijkt uit het feit dat verschillende zendmasten zijn aangestraald. Verdachte heeft daarmee aantoonbaar rondgelopen met zijn telefoon.
Verdachte voldoet niet aan het signalement, omdat hij niet gezet is. Het is opvallend dat de getuigen niet hebben verklaard dat de twee mannen bij de Karwei sjaals, handschoenen en een pistool bij zich hadden. Verder is van belang dat de oom van verdachte zijn neef niet heeft herkend, terwijl hij beide mannen heeft gezien en niet is gebleken dat de gezichten van de mannen bedekt waren. De verklaring van de oom van verdachte dat hij om 7.30 uur mannen bij zijn huis heeft gezien, is voorts strijdig met het feit dat de twee mannen op een later tijdstip bij de Karwei zijn gesignaleerd. Bij het openbaar ministerie is in deze zaak sprake van een tunnelvisie gezien de opmerking van de officier van justitie dat de tijden van de oom geschat zijn en daaraan geen waarde moeten gehecht.
Het aantreffen van DNA-materiaal van verdachte op de kleding is te verklaren. Verdachte heeft immers voor zijn oom gewerkt en heeft daarbij werkkleding aangehad. Gelet op deze alternatieve lezing van verdachte kan het aangetroffen DNA-materiaal niet als bewijs worden gebruikt. Niet uitgesloten is dat een van de andere personen wier DNA eveneens op de kleding is aangetroffen, bij de ten laste gelegde feiten was betrokken.
De raadsman van verdachte vraagt de rechtbank om verdachte vrij te spreken van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
5.4 Het oordeel van de rechtbank
5.4.1 Uit de hiervoor onder 5.1 weergegeven feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] de ten laste gelegde voorbereidingen hebben getroffen om een overval op Karwei in Bussum te plegen. Daartoe hebben zij kentekenplaten en een auto, een Suzuki Swift, gestolen. Op de ochtend van de geplande overval, 29 april 2011, zijn zij in witte kleding met de gestolen auto, voorzien van valse kentekenplaten, en andere benodigdheden vroeg in de ochtend naar het terrein van de Karwei gegaan. Daar hebben zij zich verschanst in het tuinhuisje op het terrein bij de ingang van de Karwei. Op enig moment in de ochtend hebben zij besloten de overval niet door te zetten, mogelijk als gevolg van de wellicht hoorbare commotie over de door hen geparkeerde auto. Zij zijn in de gestolen auto gevlucht, waarbij medeverdachte [medeverdachte] in alle haast zijn petje heeft verloren. Verdachte was de bestuurder van de auto. Dit mag mede worden afgeleid uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] dat hij verdachte zijn eigen auto liet besturen, omdat hij dat zelf gezien zijn lichamelijke beperkingen moeilijk kan. De naar de geplande overval meegenomen spullen, waaronder een doorgeladen pistool met munitie en witte kleding, hebben zij rond 8.00 uur in de ochtend in de schuur van [oom van verdachte] geplaatst, die in de buurt van Karwei ligt. Hierna hebben zij de gestolen auto verwisseld voor een andere auto, hebben zij zich ontdaan van de valse kentekenplaten en zijn zij - wellicht na het huis van verdachte rond 8.30 uur te hebben aangedaan - samen vertrokken. De politie heeft hen samen in deze auto in Zeewolde aangetroffen en heeft medeverdachte [medeverdachte] rond 9.25 uur aangehouden, omdat hij geen identiteitsbewijs bij zich had. Nadat verdachte deze voor hem had opgehaald, is medeverdachte [medeverdachte] rond 11.00 uur heengezonden. De volgende dag hebben zij (of heeft een van hen) de gestolen auto in brand gestoken.
5.4.2 De bovengenoemde voorbereidingsmiddelen zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm bestemd tot het begaan van een diefstal met geweld of een afpersing. Bij dit oordeel betrekt de rechtbank de eerder door verdachte gepleegde overval met dezelfde modus operandi.
5.4.3 De door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring is niet geloofwaardig. Allereerst is niet geloofwaardig dat verdachte medeverdachte [medeverdachte] op 29 april 2011 rond 7.00 of 8.00 uur in de ochtend spontaan is tegengekomen en dat zij op dat moment hebben afgesproken in Amersfoort banden voor een auto te gaan halen. Zo is onduidelijk waarom medeverdachte [medeverdachte] geen telefonisch contact met verdachte heeft gezocht, terwijl zij elkaar gelet op het dossier regelmatig bellen. Ook de plaats waar verdachte en medeverdachte zijn staande gehouden, wekt, gelet op de verklaringen van verdachte, op zijn minst argwaan. Het is een feit van algemene bekendheid dat Zeewolde niet de meest voor de hand liggende plaats is waar iemand langskomt op de route van [plaats 1] naar Amersfoort. Dat er op 29 april 2011 'rotzooi' met het navigatiesysteem was, zoals verdachte heeft verklaard, is niet aannemelijk en in ieder geval niet gebleken. Het feit dat de telefoon van verdachte op 29 april 2011 om 8.31 uur met een zendmast in de onmiddellijke omgeving van zijn woning maakte, sluit niet uit dat hij voor die tijd in Bussum was.
5.4.4 Ook de stelling van de verdediging dat verdachte niet voldoet aan het door getuigen bij Karwei gegeven signalement van een van de daders, omdat hij niet gezet is, volgt de rechtbank niet. Zoals hierboven aangegeven gaat de rechtbank er vanuit dat verdachte diegene was die de auto bestuurde toen hij en medeverdachte [medeverdachte] met de gestolen auto bij Karwei vertrokken. Geen van de getuigen heeft de bestuurder als gezet omschreven. Integendeel, de door de getuigen opgegeven signalementen van deze dader lijken te matchen met de persoon van verdachte en sluiten hem in elk geval niet uit. Het feit dat geen van de getuigen heeft verklaard over bijvoorbeeld een sjaal of een pistool, ligt voor de hand, nu deze spullen vermoedelijk in de tas zaten ten tijde van de vlucht.
5.4.5 Verder is het door [oom van verdachte] geschatte tijdstip van het moment waarop de mannen bij zijn huis waren, niet ontlastend. Uit zijn verklaring blijkt dat hij het tijdstip vermoedelijk heeft geschat. Deze tijd wijkt niet zo veel af van de andere in onder 5. genoemde tijden dat de door de rechtbank gevolgde lezing van de gebeurtenissen op 29 april 2011 niet aannemelijk is. [oom van verdachte] woont ook vlakbij de Karwei. Dat [oom van verdachte] zijn neef niet heeft herkend als een van de mannen bij zijn huis, is te verklaren, doordat hij aangeeft dat hij alleen de achterste man bekeken heeft. Het ligt voor de hand dat verdachte die de weg wist naar de schuur van zijn oom voorop liep.
5.4.6 De rechtbank is ten slotte anders dan de verdediging van oordeel dat het feit dat het DNA-materiaal dat op de in de schuur gevonden kleding is aangetroffen, volgens het onderzoekrapport afkomstig kan zijn van verdachte, als steunbewijs kan dienen. In dit kader is van belang dat [oom van verdachte] heeft verklaard dat de aangetroffen kleding geen werkkleding is, omdat op zijn werkkleding vlekken zitten, en dat een getuige heeft gezien dat op de kleding van de daders geen verfvlekken zaten.
6. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de onder 5 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1
op 29 april 2011 te Bussum tezamen en in vereniging met een ander ter voorbereiding van het met een ander te plegen misdrijf, te weten diefstal met geweldpleging in vereniging en/of afpersing in vereniging, opzettelijk een gestolen personenauto merk Suzuki Swift en valse kentekenplaten en een doorgeladen pistool en meerdere vermommende kledingstukken waaronder witte trainingspakken en een pet en een sjaal en handschoenen en divers gereedschap waaronder een breekijzer en een hamer en beitel bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf, heeft verworven en voorhanden heeft gehad;
ten aanzien van feit 2
op 29 april 2011 te Bussum en te [plaats 2] tezamen en in vereniging met een ander een wapen van categorie III, te weten een pistool merk Walther, type P22, en munitie van categorie III, te weten 8 patronen voor dit pistool geschikte munitie, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
7. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
8. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
9. Motivering van de straf en de maatregel
9.1 De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1, 2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 (drie) jaren, met aftrek van voorarrest.
9.2 Het strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging is van mening dat de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf te hoog is. Zij heeft de rechtbank, in het geval van een veroordeling, gevraagd verdachte te veroordelen tot een voorwaardelijke straf.
9.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met medeverdachte [medeverdachte] bezig gehouden met het voorbereiden van een diefstal met geweldpleging en/of afpersing, ernstige feiten dus. Het feit dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] met dat doel een pistool hebben verworven, weegt zwaar. Een mogelijke uitvoering van de door verdachte en zijn mededader beoogde plannen zou een diepe impact op de mogelijke slachtoffers kunnen maken.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie van
3 augustus 2011, waaruit blijkt dat verdachte eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld. Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan is gebleken tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 10 november 2011.
Wat de strafmaat betreft heeft de rechtbank ten slotte aansluiting gezocht bij de landelijke door de zittende magistratuur vastgestelde oriëntatiepunten.
De rechtbank komt, gelet op de omstandigheid dat verdachte van het onder 3 ten laste gelegde feit zal worden vrijgesproken, tot een andere strafoplegging dan geëist door de officier van justitie.
9.4 Onttrekking aan het verkeer
Onder verdachte zijn de voorwerpen, welke zijn vermeld onder de nummers 2, 8, 9, 10, 11, 12 en 14 op de lijst van in beslag genomen voorwerpen, welke als bijlage -2- aan dit proces-verbaal is gehecht, is beslag genomen.
Nu met behulp van al deze voorwerpen het bewezen geachte is begaan en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 46, 47, 63, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
11. Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder feit 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder de feiten 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1
medeplegen van voorbereiding van medeplegen van diefstal, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren en/of afpersing;
ten aanzien van feit 2
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen en munitie van categorie III.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 18 maanden.
Verklaart onttrokken aan het verkeer: de voorwerpen, welke zijn vermeld onder de nummers 2, 8, 9, 10, 11, 12 en 14 op de lijst van in beslag genomen voorwerpen, welke als bijlage -2- aan dit proces-verbaal is gehecht.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en in voorlopige hechtenis) is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter,
mrs. T.H. van Voorst Vader en J.L. de Vries, rechters
en mr. R.A.J. Hubel, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 november 2011.
Bijlage 1
De volledige tekst van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 29 april 2011 te Bussum, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het met anderen of een ander te plegen misdrijf, te weten diefstal met geweldpleging in vereniging en/of afpersing in vereniging, opzettelijk een gestolen (personen)auto (merk Suzuki Swift) en/of valse kentekenplaten en/of een (doorgeladen) pistool en/of meerdere (vermommende) kledingstukken (waaronder witte (trainings)pak(ken) en/of broek(en) en/of pet(ten) en/of sjaal(s) en/of handschoen(en) en/of divers gereedschap (waaronder een breekijzer en/of een hamer en/of beitel) kennelijk bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
(artikel 46, 47, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 29 april 2011 te Bussum en/of te [plaats 2], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer wapens van categorie III, te weten een pistool (merk Walther, type P22), en/of munitie van categorie III, te weten 8, althans een of meerdere patro(o)n(en), zijnde voor dit pistool geschikte munitie, voorhanden heeft gehad;
(artikel 26, eerste lid en 55, derde lid van de Wet Wapens en Munitie)
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 30 april 2011 tot en met 1 mei 2011 te [plaats 2] en/of te Zeewolde, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [oom van verdachte] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag (van 10.000,- euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [oom van verdachte], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, hebbende verdachte
- op 30 april 2011 die [oom van verdachte] opgebeld en (daarbij) gezegd:"Er zat geld in die tas, er zit 10.000,- euro in de bodem van die tas" en/of "Ik kom nu naar je toe en kom 10.000,- euro ophalen" en/of "Vijf duizend euro daarvan is van iemand anders dus dat moet je echt betalen" en/of "Ik heb nou een groot probleem, er zat 10.000,- euro in die tas en dat heb jij aan die smerissen meegegeven", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of
- op 30 april 2011 naar die [oom van verdachte] toegegaan en (vervolgens) gezegd: "Die persoon aan wie ik het geld moet geven wil zijn geld voor zondag hebben. Ik heb zelf tweeduizend euro geregeld, als jij ook tweeduizend regelt, dat is dat voor nu wel genoeg, laten ze jou met rust en hoor je niets meer" en/of "Hoe dan ook, jij moet het geld regelen, het zijn geen makkelijke jongens en ze weten waar jij woont" en/of "Of ze pakken mij, of ze komen bij jou langs, ze weten toch waar je woont" en/of "Als je geen probleem wilt, moet je maar geld lenen ofzo, dan betaal ik het wel nog terug", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of
- op 1 mei 2011 die [oom van verdachte] meermalen, althans eenmaal opgebeld en/of (telkens) gezegd: "Heb jij dat geld al geregeld, ik moet vandaag betalen, anders hebben wij een probleem", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of
- op 1 mei 2011 die [oom van verdachte] meerdere sms-berichten verzonden met de volgende (dreigende) inhoud: "Bel me trug belangrijk" en/of "Neem is op anders kom ik naar de kemping dan kunnen we maklijk praaten" en/of "Jullie wilen niet op neemen oke zo maaken julie het probleem alleen maar grooter", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 45 en 317 van het Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 30 april 2011 tot en met 1 mei 2011 te [plaats 2] en/of te Zeewolde, in elk geval in Nederland (zijn oom) [oom van verdachte] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend:
- op 30 april 2011 die [oom van verdachte] opgebeld en (daarbij) gezegd:"Er zat geld in die tas, er zit 10.000,- euro in de bodem van die tas" en/of "Ik kom nu naar je toe en kom 10.000,- euro ophalen" en/of "Vijf duizend euro daarvan is van iemand anders dus dat moet je echt betalen" en/of "Ik heb nou een groot probleem, er zat 10.000,- euro in die tas en dat heb jij aan die smerissen meegegeven", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of
- op 30 april 2011 naar die [oom van verdachte] toegegaan en (vervolgens) gezegd: "Die persoon aan wie ik het geld moet geven wil zijn geld voor zondag hebben. Ik heb zelf tweeduizend euro geregeld, als jij ook tweeduizend regelt, dat is dat voor nu wel genoeg, laten ze jou met rust en hoor je niets meer" en/of "Hoe dan ook, jij moet het geld regelen, het zijn geen makkelijke jongens en ze weten waar jij woont" en/of "Of ze pakken mij, of ze komen bij jou langs, ze weten toch waar je woont" en/of "Als je geen probleem wilt, moet je maar geld lenen ofzo, dan betaal ik het wel nog terug", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of
- op 1 mei 2011 die [oom van verdachte] meermalen, althans eenmaal opgebeld en/of (telkens) gezegd: "Heb jij dat geld al geregeld, ik moet vandaag betalen, anders hebben wij een probleem", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of
- op 1 mei 2011 die [oom van verdachte] meerdere sms-berichten verzonden met de volgende (dreigende) inhoud: "Bel me trug belangrijk" en/of "Neem is op anders kom ik naar de kemping dan kunnen we maklijk praaten" en/of "Jullie wilen niet op neemen oke zo maaken julie het probleem alleen maar grooter".
(artikel 285 Wetboek van Strafrecht)
i Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
ii P. 156-157, proces-verbaal van aangifte.
iii P. 147-149, proces-verbaal van aangifte.
iv P. 225-227, proces-verbaal van bevindingen en P. 267, proces-verbaal van bevindingen.
v P. 204, proces-verbaal van bevindingen.
vi P. 204, proces-verbaal van bevindingen.
vii P. 165, proces-verbaal van bevindingen.
viii P. 88. proces-verbaal van aangifte.
ix P. 91- 93, proces-verbaal verhoor getuige en P. 95 -96, proces-verbaal van bevindingen.
x P. 88, proces-verbaal van aangifte.
xi P. 194, proces-verbaal verhoor getuige.
xii P. 168-169, proces-verbaal sporenonderzoek hoedje en P. 175, een verslag van het Nederlands Forensisch Instituut van 4 juli 2011, nummer 2011.06.14.011, opgemaakt door F. van Gennip.
xiii P. 212, proces-verbaal verhoor aangever.
xiv P. 50-51, proces-verbaal van aangifte, P. 59-60, proces-verbaal verhoor getuige, P. 71-72, proces-verbaal van bevindingen, P. 238-240, proces-verbaal kennisgeving van inbeslagneming met bijbehorende fotomap, P. 15-16, proces-verbaal relaas en P. 231-232, proces-verbaal sporenonderzoek aangetroffen goederen.
xv P. 74 en 75, proces-verbaal van onderzoek technische recherche.
xvi P. 214, proces-verbaal van onderzoek technische recherche.
xvii P. 211, proces-verbaal verhoor aangever.
xviii P. 266, een geschrift zijnde de afstand in kilometers en op een kaart tussen de woning van [oom van verdachte] en de locatie van de winkel Karwei.
xix P. 231-237, proces-verbaal sporenonderzoek aangetroffen goederen.
xx P. 178-186, een verslag van het Nederlands Forensisch Instituut van 13 juli 2011, nummer 2011.06.14.008, opgemaakt door F. van Gennip.
xxi P. 57, proces-verbaal verhoor getuige.
xxii P. 223, proces-verbaal mutatierapport.
xxiii P. 162, proces-verbaal verhoor aangever.
xxiv P. 191, proces-verbaal verhoor getuige.
xxv P. 265, een geschrift, zijnde de afstand in meters en op een kaart tussen het adres van [oom van verdachte] en de [A-straat nr] te [plaats 2].
xxvi P. 215, proces-verbaal van bevindingen en een geschrift, zijnde een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 3 augustus 2011.