Parketnummer: 13/660776-11 (Promis)
Datum uitspraak: 24 november 2011
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [1980],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres] [woonplaats],
gedetineerd in het Huis van Bewaring "Schouw" te Amsterdam.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 november 2011.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. B.Y. de Boer en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.J.J. van Rijsbergen, naar voren hebben gebracht.
Verdachte wordt, kort samengevat en zakelijk weergegeven, verweten dat op 29 april 2011 samen met een ander een overval heeft voorbereid en een vuurwapen in bezit heeft gehad.
De volledige tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
Uit het dossier leidt de rechtbank het volgende af:i
(1) Op 27 april 2011 doet [aangever 1] aangifte van de diefstal in Ermelo op 26 april 2011 van de kentekenplaten met nummer [kenteken 1] van haar rode Suzuki Swiftii.
(2) Op 4 april 2011 doet [aangever 2] aangifte van de diefstal tussen zondag 3 april 2011 om 23.00 uur en maandag 4 april 2011 om 5.15 uur in Almere van zijn rode personenauto, Suzuki Swift, met het kenteken [kenteken 2].iii
(3) Uit politieonderzoek naar telecommunicatiegegevens blijkt dat verdachte op zondag 3 april 2011 tussen 1.34 uur en 5.16 uur drie telefoongesprekken voert waarbij de telefoon op een zendmast in de onmiddellijke omgeving van de woning van medeverdachte [medeverdachte] (verder: - medeverdachte - [medeverdachte]) in [plaats 1] aanstraalt.iv
(4) Uit door de politie onderzochte telefoongegevens blijkt dat [medeverdachte] op 28 april 2011 om 23.09 en op 29 april 2011 om 00.27 uur naar verdachte belt. Daarna vindt op 29 april 2011 pas om 8.31 uur weer een uitgaand gesprek plaats met de telefoon van [medeverdachte], waarbij een zendmast in [plaats 1] wordt aangekozen. v
(5) Op beveiligingsbeelden, opgenomen op vrijdag 29 april 2011, is te zien dat om 6.13 uur twee personen in het wit gekleed een showmodel van een tuinhuis, geplaatst voor de winkel Karwei Bouwmarkt te Bussum, binnengaan. Om 7.58 uur is te zien dat de twee personen uit het tuinhuis komenvi. De werkelijke tijd is 8 minuten voor de op de camera aangegeven tijdvii.
(6) Op 2 mei 2011 verklaart [getuige 1], medewerker van een rijschool in Bussum, zakelijk weergegeven, tegenover de politie het volgende. Op vrijdag 29 april 2011 omstreeks 6.15/6.30 uur ziet hij dat een voor hem onbekende rode Suzuki Swift met kenteken [kenteken 1] voor het kantoor van de rijschool staat geparkeerd. De auto staat in de weg van de glazenwasser. Aangezien de auto niet op slot zit, kan [getuige 1] deze gemakkelijk verplaatsen. Hij neemt dan de in de auto aanwezige zogenaamde groene kaart mee naar zijn kantoor. Door met de tenaamgestelde persoon te bellen komt hij erachter dat de auto is gestolen. Ook ontdekt [getuige 1] dat valse kentekenplaten op de auto zijn aangebracht. Het kenteken dat achter de valse platen zit ([kenteken 2]), komt overeen met het kenteken op de groene kaart. [getuige 1] hoort omstreeks 7.45 uur buiten een hoop geschreeuw. Hij ziet dat een man aan de bestuurderszijde van de Suzuki instapte en dat een tweede persoon, die niet kan instappen, wegrent en al rennend zijn zwarte pet verliest. [getuige 1] ziet dat deze laatste persoon verderop door de bestuurder van de auto wordt opgepikt en dat zij samen wegrijden. [getuige 1] omschrijft de man aan de bestuurderszijde als iemand met een Noord-Afrikaans uiterlijk en tussen de 20 en 25 jaar oud. De andere man omschrijft hij als iemand met een Noord-Afrikaans uiterlijk en rond de 20/21 jaar oud. Laatstgenoemde man draagt een witte overall, die [getuige 1] doet denken aan een schildersoverall, en het verbaast hem om die reden dat de overall er schoon uitziet. Het had ook een wit trainingspak kunnen zijn. Na dit voorval inspecteert [getuige 1] het tuinhuisje. Dan blijkt dat een raam van het tuinhuisje naar binnen is gedrukt en de deur is geforceerd.viii Uit een op 29 april 2011 bij de politie ingediende aangifte valt af te leiden dat dit op 28 april 2011 om 21.15 uur nog niet het geval wasix.
(7) [getuige 2] (verder: [getuige 2]), de door [getuige 1] genoemde glazenwasser, geeft de politie in een verhoor op 10 mei 2011 ook een signalement van de twee mannen. [getuige 2] omschrijft de bestuurder van de auto als een Marokkaanse man met een lengte van 1.70 meter. Zijn leeftijd is begin 30 jaar. Hij heeft een normaal postuur en hij heeft een witte overall. Deze bestuurder van de auto droeg een tas onder zijn rechter arm. [getuige 2] omschrijft de andere man, die eerst wegrent, als een Marokkaanse man met een lengte van 1.70 meter. Hij heeft een zelfde soort overall aan en een donkere hoed op.x
(8) De politie onderzoekt het zwarte petje, dat een van de mannen op 29 april 2011 tijdens het rennen naar de auto heeft verloren, op biologische sporendragers. Van een bemonstering van de binnenkant van het hoedje verkrijgt het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) een DNA-mengprofiel. Uit dit DNA-mengprofiel is een onvolledig DNA-hoofdprofiel van een man afgeleid van wie celmateriaal prominent in de bemonstering aanwezig is. Het DNA-profiel van verdachte matcht met het afgeleide DNA-hoofdprofiel. In het rapport van het NFI wordt geconcludeerd dat de bemonstering een relatief grote hoeveelheid celmateriaal bevat dat afkomstig kan zijn van verdachte. De berekende frequentie van het afgeleide DNA-hoofdprofiel is kleiner dan één op één miljardxi.
(9) [oom van medeverdachte], de oom van medeverdachte [medeverdachte], legt op 1 mei 2011 en op 9 augustus 2011 tegenover de politie verklaringen af. Daarin staat, zakelijk weergegeven en voor zover van belang, onder meer het volgende. Op vrijdag 29 april 2011 ziet [oom van medeverdachte] vanuit zijn woonkamer in [plaats 2], geschatte tijdxii tussen 7.30 en 7.45 uur, twee mannen in het wit gekleed de gang inlopen, waar een poort is gelegen. [oom van medeverdachte] bekijkt alleen de achterste man. Deze heeft een Marokkaans uiterlijk en is rond de 1.75 meter lang. Op vrijdag 29 april 2011 vind [oom van medeverdachte] een donkerkleurige tas in zijn schuur. Hij ziet dat de tas openstaat en dat er witte kledingstukken in liggen. Achter de betreffende tas staat nog een kleinere donkere tas waarin hij een hamer en een koevoet ziet liggen. Hij belt vervolgens de politie. De politie treft in de tassen onder meer het volgende aan: (witte) trainingsbroeken en trainingsjassen, een witte pet, een set lederen zwarte handschoenen, een paar witte sportschoenen maat 41, een paar witte sportschoenen maat 43, een zwarte sjaal, een blikschaar, een hamer, een beitel, een breekijzer en een doorgeladen pistool (Walther, type P22) voorzien van 8 patronen.xiii Dit pistool is een vuurwapen van de categorie III sub 1 van de Wet wapens en munitiexiv en de patronen vallen onder de munitiecategorie III van de Wet wapens en munitiexv. [oom van medeverdachte] verklaart de aangetroffen kleren nooit eerder te hebben gezien en de kleding ook niet te herkennen als zijn werkkleding, omdat op zijn werkkleding, in tegenstelling tot de aangetroffen kleren, verfvlekken zittenxvi. De woning van [oom van medeverdachte] bevindt zich op een afstand van 3 kilometer van Karweixvii.
(10) De politie stelt sporen die op de in de tassen aangetroffen spullen zijn gevonden, veilig.xviii Uit DNA-onderzoek blijkt dat het bloed/celmateriaal van de bemonstering van een pet, een rechter- en een linkerhandschoen afkomstig kan zijn van medeverdachte [medeverdachte]. De berekende frequentie of matchkans van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. Daarnaast zijn DNA-mengprofielen verkregen op twee jassen. Op een van de jassen wordt bloed/celmateriaal aangetroffen dat afkomstig kan zijn van verdachte. De berekende frequentie of matchkans van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. Op de andere jas wordt bloed/celmateriaal aangetroffen dat afkomstig kan zijn van medeverdachte [medeverdachte]. De berekende frequentie of matchkans van het DNA-profiel is niet berekendxix.
(11) Volgens een verklaring van [tante van medeverdachte], de tante van medeverdachte [medeverdachte], heeft hij op 1 mei 2011 tegen haar gezegd dat hij de bij zijn oom aangetroffen tassen daar had neergezet, omdat er geld in zat dat niet van hem was, maar dat hij moest bewarenxx.
(12) Op vrijdag 29 april om 9.25 uur worden verdachte en medeverdachte [medeverdachte] door de politie samen in een auto aangetroffen in Zeewolde. De politie houdt verdachte om 9.25 uur aan, omdat hij geen identiteitsbewijs bij zich heeft, en zendt hem vervolgens om 10.56 uur heen, nadat verdachte het identiteitsbewijs heeft opgehaald.xxi
(13) In de nacht van zaterdag 30 april 2011 op zondag 1 mei 2011 wordt de rode Suzuki Swift (kenteken [kenteken 2]) van [aangever 2] brandend aangetroffen in Almerexxii.
(14) Op een garagedak in [plaats 2] worden op zondag 1 mei 2011 kentekenplaten met het kenteken [kenteken 1]xxiii aangetroffen. De kentekenplaten bevinden zich op een afstand van 110 meter van het huis van [oom van medeverdachte]xxiv.
(15) Uit gegevens van Justitie blijkt dat medeverdachte [medeverdachte] is veroordeeld voor een overval gepleegd op 15 juli 2008 te Weesp. Op die dag overvielen twee personen een bedrijfsleider van Karwei te Weesp bij binnenkomst, waarbij de daders tevens gebruik maakten van een voertuig voorzien van valse kentekenplaten die snel na de overval werden weggegooid. De auto van de daders stond dusdanig dat er zicht was op de personeelsingang. Na dit voorval werd in de woning van medeverdachte [medeverdachte] een zwart vuurwapen gevondenxxv.
4.2 Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden geconcludeerd kan worden dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] voorbereidingen heeft getroffen om een overval op de Karwei te plegen, zoals het verwerven van een pistool. Zij hebben in zijn visie op het laatste moment reden gezien de overval niet door te zetten, mogelijk doordat aanwezigen op het terrein vraagtekens stelden bij de aanwezigheid van de auto. Zij hebben de voor de overval verworven spullen na het voorval bij de Karwei bij [oom van medeverdachte] in de schuur gezet. In een van de tassen zat het wapen waarmee zij van plan waren de overval te plegen. Het is geen toeval dat op die ochtend op twee plaatsen niet ver van elkaar vandaan twee mannen met witte pakken zijn gesignaleerd. De beide incidenten zijn dan ook aan elkaar gerelateerd.
De gestolen kentekenplaten zijn op 1 mei 2011 aangetroffen op een plek niet ver van het huis van [oom van medeverdachte] vandaan. Dit betekent dat de personen die betrokken waren bij het plaatsen van de tassen in diens schuur, ook de gestolen kentekenplaten hebben weggegooid.
De modus operandi van de overval waarvoor medeverdachte [medeverdachte] eerder is veroordeeld, vertoont veel overeenkomsten met de wijze waarop verdachte en medeverdachte [medeverdachte] van plan waren de overval op de Karwei op 29 april 2011 te plegen. Het moment waarop de politie verdachte en medeverdachte in Zeewolde heeft aangehouden, past in de tijdslijn.
Dat [oom van medeverdachte] op 29 april 2011 in de ochtend medeverdachte [medeverdachte] niet heeft herkend, sluit niet uit dat hij een van de mannen was die spullen in de schuur hebben gelegd. [oom van medeverdachte] heeft verklaard dat hij alleen de achterste man heeft gezien. Het kan dus zijn dat medeverdachte [medeverdachte] op dat moment voorop liep.
Het feit dat de telefoon van medeverdachte [medeverdachte] op 29 april 2011 om 8.31 uur contact maakt met een zendmast in de onmiddellijke omgeving van zijn woning, ontlast hem niet, omdat zijn telefoon op dat moment kan hebben uitgestaan. Gelet op de in het dossier genoemde tijdstippen is wel degelijk mogelijk dat medeverdachte [medeverdachte], na de spullen in de schuur van zijn oom te hebben gelegd, om 8.31 uur in de buurt van diens woning was.
Dat [tante van medeverdachte] op donderdag 28 april 2011 reeds tassen in de schuur had gezien, ontlast verdachten ook niet. Het zou goed kunnen dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] deze in de tussentijd ongemerkt uit de schuur hebben gehaald.
Op grond van het bovenstaande kan bewezen worden dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander feit 1 en 2 heeft gepleegd.
4.3 Standpunt van de verdediging
Verdachte ontkent betrokkenheid bij de ten laste gelegde feiten 1 en 2 en zijn raadsman heeft zich ter terechtzitting allereerst op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde voorbereidingshandelingen meer in de richting wijzen van een inbraak dan van een diefstal met geweld of een afpersing.
Verder dient aan het aangetroffen DNA-materiaal op het petje van verdachte een lage bewijswaarde te worden toegekend, nu het een mengprofiel betreft waaruit slechts een onvolledig DNA-hoofdprofiel kan worden afgeleid. Zelfs indien met zekerheid vastgesteld zou zijn dat het op het hoedje aangetroffen celmateriaal mede van verdachte afkomstig is, dan zegt dit nog niets over zijn betrokkenheid nu een hoedje niet delictgebonden is. Ook uit de bemonstering van de jas aangetroffen in de schuur is een DNA-mengprofiel verkregen en betreft het niet-delictgebonden DNA. Bovendien zijn de sporen aangetroffen op een jasje met de maat small en verdachte draagt maat medium of large.
Hiernaast komt het door de getuigen opgegeven signalement niet overeen met de uiterlijke kenmerken van verdachte: hij is niet gezet, is 1.70 lang, is 31 jaar oud en heeft schoenmaat 37. Vooral dit laatste is opmerkelijk, nu niet aannemelijk is dat verdachte, die gehandicapt is als gevolg van een dwarslaesie, op te grote schoenen een sprintje naar de auto zou hebben getrokken. Verder blijkt uit de getuigenverklaringen niet van een verband tussen de gevonden kleding in de schuur en de kleding die de vermeende overvaller droegen.
De raadsman benadrukt dat [oom van medeverdachte] zijn eigen neef niet heeft herkend en dat het tijdspad zoals geschetst door de officier van justitie niet kan kloppen. Zo is het niet mogelijk dat de daders rond 7.30 uur en 7.45 uur bij de woning van de oom van medeverdachte zijn geweest.
Het onderzoek met betrekking tot het telefoonverkeer kan voor verdachte ten slotte niet belastend zijn, nu is gebleken hij zijn telefoon bij zijn aanhouding om 9.25 uur niet in zijn bezit had.
De raadsman van verdachte vraagt de rechtbank verdachte vrij te spreken van de onder
1 en 2 ten laste gelegde feiten.
4.4 Oordeel van de rechtbank
4.4.1 Uit de hiervoor onder 5.1 weergegeven feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] de ten laste gelegde voorbereidingen hebben getroffen om een overval op Karwei in Bussum te plegen. Daartoe hebben zij kentekenplaten en een auto, een Suzuki Swift, gestolen. Op de ochtend van de geplande overval, 29 april 2011, zijn zij in witte kleding met de gestolen auto, voorzien van valse kentekenplaten, en andere benodigdheden vroeg in de ochtend naar het terrein van de Karwei gegaan. Daar hebben zij zich verschanst in het tuinhuisje op het terrein bij de ingang van de Karwei. Op enig moment in de ochtend hebben zij besloten de overval niet door te zetten, mogelijk als gevolg van de wellicht hoorbare commotie over de door hen geparkeerde auto. Zij zijn in de gestolen auto gevlucht, waarbij verdachte in alle haast zijn petje heeft verloren. Medeverdachte [medeverdachte] was de bestuurder van de auto. Dit mag mede worden afgeleid uit de verklaring van verdachte dat hij medeverdachte [medeverdachte] zijn eigen auto liet besturen, omdat hij dat zelf gezien zijn lichamelijke beperkingen moeilijk kan. De naar de geplande overval meegenomen spullen, waaronder een doorgeladen pistool met munitie en witte kleding, hebben zij rond 8.00 uur in de ochtend in de schuur van [oom van medeverdachte] geplaatst, die in de buurt van Karwei ligt. Hierna hebben zij de gestolen auto verwisseld voor een andere auto, hebben zij zich ontdaan van de valse kentekenplaten en zijn zij - wellicht na het huis van verdachte rond 8.30 uur te hebben aangedaan - samen vertrokken. De politie heeft hen samen in deze auto in Zeewolde aangetroffen en heeft verdachte rond 9.25 uur aangehouden, omdat hij geen identiteitsbewijs bij zich had. Nadat medeverdachte [medeverdachte] deze voor hem had opgehaald, is verdachte rond 11.00 uur heengezonden. De volgende dag hebben zij (of heeft een van hen) de gestolen auto in brand gestoken.
4.4.2 De bovengenoemde voorbereidingsmiddelen zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm bestemd tot het begaan van een diefstal met geweld of een afpersing. Bij dit oordeel betrekt de rechtbank de eerder door medeverdachte [medeverdachte] gepleegde overval met dezelfde modus operandi.
4.4.3 De door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring is niet geloofwaardig. Allereerst is niet geloofwaardig dat verdachte medeverdachte [medeverdachte] op 29 april 2011 rond 7.00 of 8.00 uur in de ochtend spontaan is tegengekomen en dat zij op dat moment hebben afgesproken in Amersfoort banden voor een auto te gaan halen. Zo is onduidelijk waarom verdachte geen telefonisch contact met medeverdachte [medeverdachte] heeft gezocht, terwijl zij elkaar gelet op het dossier regelmatig bellen.
De door verdachte en medeverdachte gevoerde gesprekken in de avond en nacht voor de geplande overval/afpersing kunnen in dit verband door de rechtbank als bewijs worden meegenomen. Daaraan doet niet af dat verdachte bij zijn aanhouding om 9.25 uur in Zeewolde geen telefoon bij zich had.
4.4.4 Verder is opmerkelijk dat verdachte verklaart rond 8.30 uur met medeverdachte [medeverdachte] vanuit [plaats 1] te zijn weggereden met als eindbestemming Amersfoort. Deze verklaring sluit niet aan bij de door de politie gerapporteerde aanhouding van medeverdachte [verdachte] om 9.25 uur. Daarnaast wekt vooral de plaats waar verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zijn staande gehouden, gelet op de verklaringen van verdachte, argwaan. Het is een feit van algemene bekendheid dat Zeewolde niet de meest voor de hand liggende plaats is waar iemand langskomt op weg van [plaats 1] naar Amersfoort. Dat hij verklaart niet goed te zijn met navigatie, is geen afdoende verklaring.
4.4.5 Ook de stelling van de verdediging dat verdachte niet voldoet aan het signalement van een van de daders, volgt de rechtbank niet. Zoals hiervoor aangegeven, gaat de rechtbank er vanuit dat verdachte bij Karwei als tweede in de auto is gestapt. Deze persoon is door getuigen omschreven als een gezette Marokkaanse man van rond de 20/21 jaar oud met een lengte van 1.70 m lang. Hoewel ter terechtzitting is waargenomen dat verdachte op dat moment, ondanks zijn kledingmaat medium of large, niet kan worden omschreven als gezet en hij tien jaar ouder is dan geschat, voldoet hij redelijk aan het opgegeven signalement. Verdachte is immers een Marokkaanse man van 1.70 meter.
Het feit dat geen van de getuigen heeft verklaard over bijvoorbeeld een sjaal of een pistool, ligt voor de hand, nu deze spullen vermoedelijk in de tas zaten ten tijde van de vlucht.
4.4.6 Verder is het door [oom van medeverdachte] geschatte tijdstip van het moment waarop de mannen bij zijn huis waren, niet ontlastend. Zoals ook de officier van justitie naar voren heeft gebracht, heeft [oom van medeverdachte] de opgegeven tijd vermoedelijk geschat. Deze tijd wijkt niet zo veel af van de andere in onder 4 genoemde tijden dat de door de rechtbank gevolgde lezing van de gebeurtenissen op 29 april 2011 niet aannemelijk is. De rechtbank wenst in dit kader te benadrukken dat [oom van medeverdachte] vlakbij Karwei woont. Dat [oom van medeverdachte] zijn neef niet heeft herkend als een van de mannen bij zijn huis, is te verklaren, doordat hij in zijn verklaring aangeeft dat hij alleen de achterste man bekeken heeft. Het ligt voor de hand dat de neef die de weg wist naar de schuur van zijn oom voorop liep.
4.4.7 De rechtbank is ten slotte anders dan de verdediging van oordeel dat het op de in de schuur gevonden jas en het petje aangetroffen DNA-materiaal, dat afkomstig kan zijn van verdachte, als steunbewijs kan dienen. Een dergelijk mengprofiel sec kan niet als bewijs dienen, maar in combinatie met het gegeven dat verdachte geen enkele verklaring geeft voor deze uitkomsten van het Nederlands Forensisch Instituut, maakt dat de rechtbank, naast voldoende wettig bewijs, tevens de overtuiging heeft dat verdachte betrokken was bij de ten laste gelegde feiten.
De rechtbank acht op grond van de onder 4.1 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1
op 29 april 2011 te Bussum tezamen en in vereniging met een ander ter voorbereiding van het met een ander te plegen misdrijf, te weten diefstal met geweldpleging in vereniging en/of afpersing in vereniging, opzettelijk een gestolen personenauto merk Suzuki Swift en valse kentekenplaten en een doorgeladen pistool en meerdere vermommende kledingstukken waaronder witte trainingspakken en een pet en een sjaal en handschoenen en divers gereedschap waaronder een breekijzer en een hamer en beitel bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf, heeft verworven en voorhanden heeft gehad;
ten aanzien van feit 2
op 29 april 2011 te Bussum en te [plaats 2] tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een wapen van categorie III, te weten een pistool merk Walther, type P22, en munitie van categorie III, te weten 8 patronen voor dit pistool geschikte munitie, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
6. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straf
8.1 De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 (twee) jaren en
6 (zes) maanden, met aftrek van voorarrest.
8.2 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Bij de straftoemeting heeft de rechtbank ermee rekening gehouden dat de verdachte zich samen met medeverdachte [medeverdachte] heeft bezig gehouden met het voorbereiden van een diefstal met geweldpleging en/of afpersing. Dat zijn ernstige feiten. Het feit dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] met dat doel een pistool hebben verworven, weegt zwaar. Een mogelijke uitvoering van de door verdachte en zijn mededader beoogde plannen zou een diepe impact op de mogelijke slachtoffers kunnen maken.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie van
3 augustus 2011, waaruit blijkt dat verdachte eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld. Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan is gebleken tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 10 november 2011.
Wat de strafmaat betreft, heeft de rechtbank ook aansluiting gezocht bij de landelijke door de zittende magistratuur vastgestelde oriëntatiepunten.
De rechtbank komt, gelet op de bovengenoemde omstandigheden tot een andere strafoplegging dan geëist door de officier van justitie.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 46, 47, 63, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder de feiten 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1
medeplegen van voorbereiding van medeplegen van diefstal, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren en/of afpersing;
ten aanzien van feit 2
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen en munitie van categorie III.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 18 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en in voorlopige hechtenis) is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter,
mrs. T.H. van Voorst Vader, J.L. de Vries, rechters
en mr. R.A.J. Hubel, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 november 2011.
De volledige tekst van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 29 april 2011 te Bussum, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het met anderen of een ander te plegen misdrijf, te weten diefstal met geweldpleging in vereniging en/of afpersing in vereniging, opzettelijk een gestolen (personen)auto (merk Suzuki Swift) en/of valse kentekenplaten en/of een (doorgeladen) pistool en/of meerdere (vermommende) kledingstukken (waaronder witte (trainings)pak(ken) en/of broek(en) en/of pet(ten) en/of sjaal(s) en/of handschoen(en) en/of divers gereedschap (waaronder een breekijzer en/of een hamer en/of beitel) kennelijk bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
(artikel 46, 47, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 29 april 2011 te Bussum en/of te [plaats 2], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer wapens van categorie III, te weten een pistool (merk Walther, type P22), en/of munitie van categorie III, te weten 8, althans een of meerdere patro(o)n(en), zijnde voor dit pistool geschikte munitie, voorhanden heeft gehad;
(artikel 26, eerste lid en 55, derde lid van de Wet Wapens en Munitie)
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
i Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
ii P. 156-157, proces-verbaal van aangifte.
iii P. 147-149, proces-verbaal van aangifte.
iv P. 225-227, proces-verbaal van bevindingen en P. 267, proces-verbaal van bevindingen.
v P. 204, proces-verbaal van bevindingen.
vi P. 165, proces-verbaal van bevindingen.
vii P. 88. proces-verbaal van aangifte.
viii P. 91- 93, proces-verbaal verhoor getuige en P. 95 -96, proces-verbaal van bevindingen.
ix P. 88, proces-verbaal van aangifte.
x P. 194, proces-verbaal verhoor getuige.
xi P. 168-169, proces-verbaal sporenonderzoek hoedje en P. 175, een verslag van het Nederlands Forensisch Instituut van 4 juli 2011, nummer 2011.06.14.011, opgemaakt door F. van Gennip.
xii P. 212, proces-verbaal verhoor aangever.
xiii P. 50-51, proces-verbaal van aangifte, P. 59-60, proces-verbaal verhoor getuige, P. 71-72, proces-verbaal van bevindingen, P. 238-240, proces-verbaal kennisgeving van inbeslagneming met bijbehorende fotomap, P. 15-16, proces-verbaal relaas en P. 231-232, proces-verbaal sporenonderzoek aangetroffen goederen.
xiv P. 74 en 75, proces-verbaal van onderzoek technische recherche.
xv P. 214, proces-verbaal van onderzoek technische recherche.
xvi P. 211, proces-verbaal verhoor aangever.
xvii P. 266, een geschrift zijnde de afstand in kilometers en op een kaart tussen de woning van [oom van medeverdachte] en de locatie van de winkel Karwei.
xviii P. 231-237, proces-verbaal sporenonderzoek aangetroffen goederen.
xix P. 178-186, een verslag van het Nederlands Forensisch Instituut van 13 juli 2011, nummer 2011.06.14.008, opgemaakt door F. van Gennip.
xx P. 57, proces-verbaal verhoor getuige.
xxi P. 223, proces-verbaal mutatierapport.
xxii P. 162, proces-verbaal verhoor aangever.
xxiii P. 191, proces-verbaal verhoor getuige.
xxiv P. 265, een geschrift, zijnde de afstand in meters en op een kaart tussen het adres van [oom van medeverdachte] en de [A-straat nr] te [plaats 2].
xxv P. 215, proces-verbaal van bevindingen en een geschrift, zijnde een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 3 augustus 2011.