1.1. [eiseres], geboren op [1950], is ingaande 1 juli 1993 op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in dienst van [gedaagde], in de functie van stewardess. Voorafgaand aan deze arbeidsovereenkomst heeft [eiseres], met onderbrekingen, sedert 21 mei 1977 voor [gedaagde] gewerkt. Het huidige salaris bedraagt € 3.018,- bruto per maand, excl. vakantietoeslag en 13e maand.
1.2. Op de arbeidsovereenkomst is van toepassing de CAO voor [gedaagde]-cabine personeel. Deze CAO bepaalt onder meer:
Art. 5.3 – Duur van de arbeidsovereenkomst
(…)
3a. De [gedaagde] verbindt zich de dienstbetrekking met de werknemer (….) die als zodanig in dienst was op 31 december 1976 (…)
3b. De [gedaagde] verbindt zich de dienstbetrekking met de werknemer, niet vallende onder a, die als zodanig in dienst blijft tot de 1e van de maand waarin zijn 60e verjaardag valt, aansluitend voort te zetten tot de 1e van de maand waarin zijn 65e verjaardag valt, indien de werknemer daartoe tenminste 4 maanden vóór eerstbedoelde datum schriftelijk een verzoek doet bij [gedaagde]. Dit verzoek kan niet worden herroepen.
3c. de onder a en b genoemde verplichting om de dienstbetrekking voort te zetten, geldt niet indien bijzondere omstandigheden (waaronder bijvoorbeeld begrepen arbeidsongeschiktheid en functioneren) zich daartegen verzetten.
1.3. Met [eiseres] zijn geen zich over een geheel jaar uitstrekkende functioneringsgesprekken gevoerd.
1.4. [gedaagde] heeft [eiseres] op 27 januari 2004 een schriftelijke waarschuwing gegeven naar aanleiding van een door een Assistant Purser over [eiseres] ingediende klacht.
1.5. [eiseres] heeft in augustus/september 2005 op kosten van [gedaagde] de cursus effectief communiceren gevolgd.
1.6. [eiseres] heeft in oktober 2008 tijdens een retourvlucht uit Bangkok (KL0878) een vliegverbod gekregen, in verband met een tussen haar en een of meer andere bemanningsleden gerezen conflict. [eiseres] heeft hiervoor op 21 november 2008 een schriftelijke waarschuwing ontvangen. Het opleggen van een vliegverbod tijdens een vlucht geschiedt, op een personeelsbestand van 9.000 mensen, op jaarbasis maar 3 tot 5 keer.
1.7. Na november 2008 heeft [eiseres] op kosten van [gedaagde] een coachingstraject gevolgd over communicatie en omgang met anderen.
1.8. Met [eiseres] zijn, in ieder geval, in 2009 en 2010 beoordelingsrapporten geschreven over losse vluchten. Deze waren positief.
1.9. [eiseres] heeft [gedaagde] vóór 2 december 2009 verzocht de arbeidsovereenkomst gedurende vijf jaar voort te zetten na 1 maart 2010, de eerste van de maand waarin zij 60 jaar wordt. Op 2 december 2009 heeft over dit verzoek een gesprek plaatsgevonden met [gedaagde]. [gedaagde] heeft hiervan op 9 december 2009 een schriftelijke bevestiging gestuurd.
1.10. [eiseres] heeft op 12 januari 2009 een door [gedaagde] opgestelde en op 14 december 2009 gedateerde brief ‘onder voorbehoud voor akkoord’ ondertekend. In de brief wordt gesteld dat het dienstverband met haar “voorlopig zal worden voortgezet tot 1 maart 2011”. Voor de redenen daartoe wordt verwezen naar de brief van 9 december 2009. [eiseres] heeft als voorbehoud geschreven: “Ik teken voor accoord voor de voorlopige verlenging van een jaar. Echter niet voor de inhoud en de restricties die aan dit schrijven worden verbonden en zijn aangegeven i/d brief van mijn UM de heer [naam] van 9 dec 2009.”
1.11. In april 2010 vond een incident met [eiseres] plaats over de door haar te dragen schoenen. Het op dat moment door haar nog gevolgde coachingstraject is hierna geïntensiveerd.
1.12. Op 27 september 2010 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de Unit-Manager [naam] en een HR manager en [eiseres] en een door haar meegenomen coach. Op 5 oktober 2010 vond een vervolggesprek plaats, waarbij namens [gedaagde] aanwezig waren het sectorhoofd [naam] en [eiseres]s HR Manager [naam]. Op 27 september 2010 heeft [gedaagde] aan [eiseres] medegedeeld de arbeidsovereenkomst na maart 2011 niet te zullen verlengen. [eiseres] heeft hierna om een korte schorsing verzocht, en is na de schorsing ten overstaan van de [gedaagde] vertegenwoordigers zeer boos geworden en heeft gedreigd [gedaagde] dan wel het [gedaagde]-beleid ‘schade’ te zullen toebrengen.
1.13. Bij brief van 1 november 2010 heeft [gedaagde] [eiseres] bevestigd dat zij tot en met 28 februari 2011 wordt vrijgesteld van werkzaamheden.