ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5692

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
501810 / KG ZA 11-1627
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • Sj.A. Rullmann
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming huurwoning door woningbouwvereniging wegens overlast en burenconflicten

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 24 november 2011 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de woningbouwvereniging Eigen Haard en de huurster, [gedaagde]. De vordering van Eigen Haard betreft de ontruiming van een huurwoning in de Diamantbuurt, die aan [gedaagde] is verhuurd. De woningbouwvereniging stelt dat [gedaagde] zich niet als een goed huurder heeft gedragen, zoals vereist onder artikel 7:213 van het Burgerlijk Wetboek, en dat er sprake is van overlast en burenruzie. Ondanks het feit dat veertig buurtbewoners schriftelijk hebben verklaard dat [gedaagde] geen overlast veroorzaakte, oordeelt de voorzieningenrechter dat deze verklaringen niet doorslaggevend zijn. De voorzieningenrechter wijst erop dat de buurtbewoners mogelijk niet op de hoogte zijn van de details en de voorgeschiedenis van de zaak.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] eerder een woning van Eigen Haard heeft gehuurd, waar ook al overlast is ontstaan. Na een burenruzie is de huurovereenkomst met wederzijds goedvinden ontbonden. [gedaagde] is vervolgens verhuisd naar een andere woning, maar ook daar zijn er opnieuw conflicten ontstaan, onder andere met [persoon 8]. De rechter concludeert dat er voldoende bewijs is van overlast, waaronder bedreigingen en geweld, en dat [gedaagde] niet heeft voldaan aan de afspraken die zijn gemaakt om overlast te voorkomen. De rechter oordeelt dat de vordering tot ontruiming toewijsbaar is, omdat er voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter de vordering ook zou toewijzen.

De voorzieningenrechter heeft [gedaagde] veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis, met machtiging voor Eigen Haard om dit zo nodig met behulp van de sterke arm te doen. Daarnaast is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van herstelkosten en proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van goede huurderschap en de gevolgen van overlast voor de woonomgeving.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 501810 / KG ZA 11-1627 SR/LO
Vonnis in kort geding van 24 november 2011
in de zaak van
de stichting
WONINGSTICHTING EIGEN HAARD,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres bij dagvaarding van 18 oktober 2011,
advocaat mr. drs. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. A.R. Kolthof te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Eigen Haard en [gedaagde] worden genoemd.
1. De procedure
Ter terechtzitting van 8 november 2011 heeft Eigen Haard gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding, met dien verstande dat zij de grondslag van haar vordering onder III heeft gewijzigd in die zin dat het gevorderde bedrag betrekking heeft op herstelkosten voor de woning en niet op huurachterstand. [gedaagde] heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Beide partijen hebben producties en pleitnota’s in het geding gebracht. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen. Ter zitting waren aanwezig:
Aan de zijde van Eigen Haard: mevrouw [persoon 1], medewerker zorg en overlast en mevrouw [persoon 2], hoofd woonservice met mr. M.G. van der Vliet-Blokziel, advocaat te Almere en verder mevrouw [persoon 3], medewerkster openbare orde en veiligheid bij de Gemeente Amsterdam en mevrouw [persoon 4], brigadier van politie, afdeling overlast en extreme overlast en voormalig wijkagent in de Diamantbuurt.
Aan de zijde van [gedaagde]: [gedaagde] met mr. Kolthof en mevrouw [persoon 5], buurtbewoonster.
2. De feiten
2.1. [gedaagde] heeft van 23 januari 2002 tot ongeveer 8 januari 2004 van de Stichting Eigen Haard Olympus Wonen gehuurd de woning aan de [adres 1]. Als gevolg van overlast door een burenruzie is de huurovereenkomst met wederzijds goedvinden van haar en de verhuurder ontbonden.
2.2. [gedaagde] huurt met ingang van 8 januari 2004 van (de rechtsvoorgangster van) Eigen Haard de woning gelegen aan de [adres 2], welke woning is gelegen in de Diamantbuurt. Bij de huurovereenkomst is een door beide partijen getekende bijlage gevoegd. In die bijlage staat onder meer het volgende.
(…) Overwegende, dat tussen partijen voorafgaand aan deze overeenkomst reeds eerder een huurovereenkomst werd gesloten, te weten d.d. 23 januari 2002, [adres 1]. Dat die overeenkomst met wederzijds goedvinden werd ontbonden in verband met de ontstane onhoudbare woonsituatie ten gevolge van een burentwist tussen u en uw buurvrouw, (…).
Dat deze onhoudbare woonsituatie is geconstateerd door de buurtregisseur, (…), alsmede het Project Bestrijding Extreme Overlastbestrijding.
Dat gezien de overlast betreffende [adres 1]/[adres 3], verhuurder zich genoodzaakt heeft gezien de huurovereenkomst op te zeggen, met welke opzegging huurder vrijwillig heeft ingestemd.
Dat voornoemde opzegging gepaard is gegaan met aanbieding van de woning [adres 2], aan huurder, op welke woning de onderhavige overeenkomst betrekking heeft.
Dat zowel huurder als verhuurder door middel van deze bijlage willen vastleggen, dat partijen uitsluitend tot het sluiten van deze overeenkomst zijn gekomen teneinde aan de overlast op de [adres 1]/[adres 3] een einde te maken.
Concrete afspraken:
- Het is huurster, mevrouw [gedaagde], niet toegestaan om provocerend gedrag te vertonen.
- Het is huurster, mevrouw [gedaagde], niet toegestaan bedreigingen te uiten.
- Het is huurster, mevrouw [gedaagde], niet toegestaan om haar woonomgeving te vervuilen.
Dat partijen zich over en weer tevens verplichten om al het nodige cq. na te laten om een nieuwe overlastsituatie ter zake van de woning te voorkomen.
Dat indien zich toch weer overlast voordoet, partijen er in toe stemmen dat deze in directe relatie met eerder genoemde overlast aan de [adres 1] zal worden beoordeeld. (…)
2.3. In de Algemene Voorwaarden, die in de huurovereenkomst van toepassing zijn verklaard, staat onder meer het volgende.
(…) Artikel 10
1. Huurder zal het gehuurde als een goed huurder en overeenkomstig de daaraan gegeven bestemming van woonruimte gebruiken. (…)
3. Huurder zal ervoor zorgdragen dat aan omwonenden geen overlast of hinder wordt veroorzaakt. Huurder is aansprakelijk voor alle gedragingen van anderen die zich met zijn goedvinden in de directe omgeving van het gehuurde bevinden.
6. Het is huurder verboden het gehuurde – al dan niet tijdelijk – in zijn geheel onder te verhuren of aan derden ter voortdurende bewoning af te staan. Bij overtreding van dat verbod, zal de huurder de verhuurder een boete verschuldigd zijn van € 4500,-, onverminderd het recht van de verhuurder in plaats van de boete de volledige schadevergoeding te vorderen en naar de boete dan wel naast de boete of schadevergoeding de ontbinding van de huurovereenkomst te vorderen.
7. Het is huurder verboden om een gedeelte van het gehuurde onder te verhuren of in gebruik te geven aan derden tenzij schriftelijk toestemming door de verhuurder hiervoor is gegeven. (…)
Artikel 11
1. Geringe en dagelijkse onderhoud- en reparatiewerkzaamheden komen voor rekening van huurder.
2.4. In een proces-verbaal [persoon 6] van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland van 23 mei 2010 staat onder meer het volgende.
(…) PV [persoon 6]: onrechtmatige bewoning of het onrechtmatig gebruik van woningen
Uit een (lopend) (opsporings)onderzoek is door mij opgemaakt dat op zondag 23 mei 2010, 14:40 uur bij de woning op het adres: [adres 2] het volgende is bevonden: onderhuur door [persoon 7] (…)
Dit bleek uit:
- verklaring van bewoner
- verklaring van omwonende(n) (…)
Toelichting:
[persoon 7] verklaart in een een aangifte tz mishandeling onder te huren bij [gedaagde] en haar huur te betalen. Ze heeft sleutels van de woning gekregen en een borg betaald aan [gedaagde]. Er is contant betaald aan de verhuurder (1100 euro). De kamer is verkregen via www.kamer.nl
2.5. [gedaagde] heeft drie kinderen, [kind 1], [kind 2] en [kind 3]. [kind 1] en [kind 2] zijn uit huis geplaatst. [kind 3] is thans 12 jaar en woont bij [gedaagde] in huis.
2.6. Naast [gedaagde], in de woning a[adres 4], woonde mevrouw [persoon 8] (hierna: [persoon 8]) en haar gezin.
2.7. Tussen [gedaagde] en haar gezin enerzijds en [persoon 8] en haar gezin anderzijds is op enig moment een burenruzie ontstaan.
2.8. In een brief van 21 juli 2011 van mr. drs.[persoon 11], medewerker van het bureau juridische zaken van de politie Amsterdam-Amstelland aan mr. [persoon 12] staat onder meer het volgende.
In reactie op uw faxbericht (…) waarin u verzoekt om informatie uit het politiesysteem ten behoeve van een gerechtelijke procedure jegens de bewoners van de percelen [adres 2] en [adres 4] in verband met overlast veroorzaakt aan omwonenden en aan elkaar, kan ik u het volgende meedelen. (…)
doe ik u hierbij een samenvattend overzicht van de registraties die ter zake in het politiesysteem zijn opgenomen, toekomen. Hierbij merk ik op dat beide gezinnen worden aangemerkt als zogeheten Multiprobleemgezinnen (MPG). Met betrekking tot beide gezinnen zijn dan ook zeer veel registraties in het politiesysteem opgenomen ter zake huiselijke twist, bedreiging, vernieling, aandachtsvestigingen, eenvoudige mishandeling en zware mishandeling. Onderstaand overzicht ziet slechts op de registraties in 2010 en 2011 die betrekking hebben op incidenten waarbij beide families betrokken zijn, dan wel registraties waarbij overlast aan andere omwonenden is bezorgd.
18 maart 2010
Rapp’s hoorde over de porto dat er een twist gaande was, gingen ter plaats en troffen mevr. [persoon 8] aan, [persoon 8] verklaarde aan ons rapp’s dat zij vreselijke ruzie had met de buurvrouw [gedaagde].
[persoon 8] verklaarde dat [gedaagde] vaak haar kinderen alleen laat en zo ook deze avond. [persoon 8] zag dat het 10 jarige zoontje van [gedaagde] voor de deur stond en vond dit zielig. Zij vroeg of het jongetje even binnen wilde komen. Dit wilde hij wel en hij wilde dan graag bij [persoon 9] de zoon van [persoon 8] op zijn kamer zitten. Enkele minuten later ging de deurbel bij [persoon 8] en stond [gedaagde] voor de deur. Zij begon gelijk te schreeuwen tegen [persoon 8]. Volgens [persoon 8] schreeuwde zij: “Ik ga je vermoorden, ik zal zorgen dat je dood gaat.” [persoon 8] haar zoon [persoon 9] kwam op het geluid af en ging naast zijn moeder staan. Plotseling uit het niets volgens [persoon 8] begon [gedaagde], [persoon 9] met haar tas te slaan.
(…)
3 augustus 2010
Buurmeisje van [adres 2] zou ruzie hebben gezocht met [persoon 8] van [adres 4]. [adres 2] heeft een vuilniszak naar [persoon 8] gegooid met daarin een glazen fles die uit de zak zwiepte. [persoon 8] is het zat. Broer van buurmeisje [adres 2] vertelde dat hij net weer 1 dag in huis woont en moeder binnenkort vrijkomt uit de gevangenis. (…)
31 augustus 2010
Omstreeks 20.00 uur kwam de melding dat voor de deur [adres 2] man met ijzerzaag deur zou forceren. Bleek om [kind 1] te gaan, die hedennacht ruzie met moeder en zus had gehad. (…)
In woning hebben rapp's zeer vele malen getracht [kind 1] rustig met moeder te laten communiceren, maar enig normaal gesprek bleek totaal niet mogelijk. [kind 1] bleef bij herhaling moeder Kankerhoer, kanker in je kut en diensgelijke woorden toeschreeuwen. Gebruikte tevens dreigende taal, woorden dat hij moeder en zus wel zou gaan afmaken. Later verklaarde moeder dat [kind 1] de dag ervoor met een mes achter zijn rug had gestaan. (…)
Omdat [kind 1] steeds extremer gedrag begon te vertonen, gillen, en de aanwijzingen maar niet opvolgde, en het achterblijven van [kind 1] onaanvaardbaar zou zijn gezien zijn gemoedstoestand, werd besloten [kind 1] aan te houden. Wederom verzette [kind 1] zich zeer hevig, pakte alles vast wat hij maar kon vastpakken. Hield handen ineengevouwen. Hield armen en benen zeer strak, waardoor het aanleggen van de boeien bijkans onmogelijk werd. Tevens vond het trachten te overmeesteren in een zeer kleine ruimte (gang) plaats.
Meerdere malen werd [kind 1] gevraagd zijn verzet te staken, zodat een "normale" aanhouding mogelijk zou worden. Telkens werd dit met schelden beantwoord. Uiteindelijk door vereende krachten / plaatsen been op nek [kind 1] door rapp, gelukte het om deze onder bedwang te houden. Met veel moeite kunnen boeien, door verzet [kind 1] werd dit een zeer pijnlijke aangelegenheid. [kind 1] met vier man bus in gedragen. Tijdens dragen stond [persoon 8] lekker voor de deur te schreeuwen: dat we deze jongen niet moesten aanhouden en dat de politie niets goed deed woorden gelijkend. (…)
8 mei 2011 (aangifte van vernieling)
Op 8 mei 2011, was ik ([gedaagde], vzr.) samen met mijn zoon [kind 1], dochter [kind 2] en zoontje [kind 3] in mijn woning op de [adres 2]. Ik kreeg ruzie met mijn zoon. Deze ruzie was de avond daarvoor al begonnen en nu [kind 1] wakker was geworden zat het nog steeds in zijn hoofd.
Ik hoorde [kind 1] zeggen dat hij mij zou vermoorden, dit zei hij meerdere malen. Ik heb toen de politie gebeld. Ik vermoed dat [kind 1] of mijn dochter dat gehoord heeft. Want toen de politie er was, was [kind 1] niet meer in mij huis. Naast mij woont [persoon 8], ik heb al een langlopende problematiek met haar. Het gaat voornamelijk over de roddels die door [persoon 8] over mij verteld worden en ook omdat [kind 1] vaak bij [persoon 8] is. Ik keur dat helemaal niet goed dat [kind 1] daar is. [persoon 8] neemt namelijk figuren in huis waarvan ik zeker weet dat die mijn zoon op het verkeerde pad brengen. Ik had het vermoeden dat [kind 1] nu ook weer gevlucht was naar mijn buurvrouw, dit gaf ik dus ook aan de politie
door. Die belde aan bij [persoon 8] en er werd gezegd dat [kind 1] niet bij haar in de woning was. Even later hoorde ik in de achtertuin mensen praten. Ik hoorde de stem van [persoon 8] praten tegen mijn zoon. Ik wist toen dus zeker dat [persoon 8] alweer [kind 1] in huis had gelaten. Zij weet dat ik dat niet wil, ze mag hem ook niet in huis nemen van jeugdzorg en het stadsdeel. Ik ben toen zo kwaad geworden dat ze eerst tegen de politie heeft gelogen over [kind 1]'s aanwezigheid terwijl zij hem dus wel in haar huis had. Ik heb toen een steen gepakt en die tegen de rug van [persoon 8] aangegooid.
Vervolgens hoorde ik tegen iemand zeggen: "Sla haar ruiten in" Hierna werden er drie van mijn ruiten ingeslagen, van de slaapkamer aan de straatzijde. Ik ging kijken en zag [persoon 9], de zoon van [persoon 8], voor mijn huis staan met een honkbalknuppel. Kennelijk had [persoon 9] de ruiten ingeslagen met die knuppel. Door het versplinterde glas is er schade ontstaan aan mijn laminaatvloer en jaloezien. Er zitten krassen in van dat glas. (…)
2.9. [persoon 8] is op 26 augustus 2011 vertrokken uit haar woning [straatnaam] 4]. Zij heeft een andere woning aangeboden gekregen van Eigen Haard.
2.10. Ter zitting heeft Eigen Haard – onbetwist – medegedeeld dat ook nadat [persoon 8] is vertrokken uit de [straatnaam], er incidenten zijn geweest waarbij [gedaagde] betrokken was en waarbij de politie werd ingeschakeld. Het ging dan om huiselijke twisten en/of huiselijk geweld tussen [gedaagde] en [kind 1].
3. Het geschil
3.1. Eigen Haard vordert samengevat - ontruiming van de woning binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis, met machtiging aan haar dit vonnis zo nodig zelf ten uitvoer te doen leggen met behulp van de sterke arm van politie en justitie, op kosten van [gedaagde], alsmede betaling van de herstelkosten van € 1.234,93, vermeerderd met de wettelijke rente en betaling van de maandelijkse huurpenningen van € 267,33 vanaf 1 november 2011 tot aan de dag der ontruiming, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2. Eigen Haard heeft ter toelichting van haar vordering – samengevat en voor zover van belang – het volgende gesteld. [gedaagde] gedraagt zich niet als goed huurder in de zin van artikel 7:213 van het Burgerlijk Wetboek (BW). [gedaagde] heeft eerder een woning van Eigen Haard gehuurd, gelegen aan de [adres 1]. Aldaar ontstond een onhoudbare situatie als gevolg van een burenruzie tussen [gedaagde] en haar buren. In overleg met het Coördinatiepunt Extreme Overlast is besloten dat [gedaagde] zou verhuizen naar een andere woning, te weten de woning aan de [straatnaam]. Daarbij zijn aanvullende afspraken gemaakt, zoals vermeld in de onder 2.2 genoemde bijlage, inhoudende dat [gedaagde] niet opnieuw overlast zou veroorzaken. Desondanks is aan de [straatnaam] opnieuw een burenconflict ontstaan, onder meer tussen [gedaagde] en [persoon 8], waardoor in de Diamantbuurt een explosieve situatie is ontstaan. Naast [gedaagde] en [persoon 8] was ook een derde gezin bij het conflict betrokken. Er is sprake geweest van vernielingen en mishandelingen en de politie komt met grote regelmaat bij [gedaagde] aan de deur. Beide gezinnen nemen beurtelings de dader- of slachtofferrol aan, reden waarom Eigen Haard één lijn trekt. Alle overlastgevende gezinnen dienen de woning te verlaten. [gedaagde] en haar gezin maken deel uit van het project OMPG (Overlastgevende Multi Probleem Gezinnen). Bij dit project zijn verschillende instanties betrokken, zoals jeugdhulpverlening, woningbouwverenigingen, GGZ, politie, justitie en leerplichtambtenaren. Als een gezin is geaccepteerd binnen het OMPG-project krijgt het voorrang op hulp van deze instanties, maar de hulp is niet oneindig. Er staat wel iets tegenover. Het besluit om alle drie de gezinnen te verhuizen is een gezamenlijk besluit geweest van alle betrokken instanties en wordt ook door Bureau Jeugdzorg (BJAA) onderschreven, zo blijkt uit een e-mailbericht van een medewerker van BJAA, dat door [gedaagde] is overgelegd als productie 22.
Naast de vete tussen [persoon 8] en [gedaagde], die gepaard ging met geweld en vernielingen, blijkt uit een proces-verbaal [persoon 6] dat [gedaagde] de woning heeft onderverhuurd aan mevrouw [persoon 7], die verder heeft verklaard de woning te hebben verlaten na te zijn mishandeld door [gedaagde]. Ook dit is in strijd met de huurovereenkomst dan wel de algemene voorwaarden. Verder moet Eigen Haard haar met grote regelmaat herinneringen en aanmaningen sturen om de huurpenningen te voldoen en voldoet [gedaagde] de rekening die Eigen Haard haar heeft gestuurd voor herstelkosten van € 1.234,93 niet.
Eigen Haard heeft [gedaagde] een andere woning aangeboden, onder de voorwaarde dat het huurcontract minimaal één jaar op naam komt te staan van HVO Querido. HVO Querido is een organisatie die woonbegeleiding biedt, onder meer op financieel en sociaal gebied. Als alles goed gaat en er geen problemen en/of overlast meer voorkomt gedurende dat jaar zal de huurovereenkomst daarna op naam van [gedaagde] komen te staan. Tevens heeft Eigen Haard aangeboden de nieuwe woning op haar kosten op te knappen.
3.3. [gedaagde] voert – samengevat en voor zover van belang – het volgende verweer. [gedaagde] betwist dat Eigen Haard een spoedeisend belang heeft bij haar vordering. De burgemeester van Amsterdam heeft op 30 mei 2011 het besluit genomen om de drie gezinnen – [persoon 8], [gedaagde] en [persoon 10] – te laten verhuizen uit de Diamantbuurt. [persoon 8] is op korte termijn gedagvaard. Met het dagvaarden van [gedaagde] heeft Eigen Haard een half jaar gewacht. Daarmee wordt het ontbreken van een spoedeisend belang duidelijk.
[gedaagde] ontkent overlast te hebben veroorzaakt. Zij is een betrokken buurtbewoner. Zij heeft zich ingezet voor verschillende wijkinitiatieven. Daarnaast heeft zij veertig verklaringen overgelegd van buurtbewoners die verklaren dat [gedaagde] geen overlast veroorzaakt. [gedaagde] wordt ten onrechte in één adem genoemd met het gezin [persoon 8] en het gezin [persoon 10]. Er was sprake van een conflict tussen die families waar [gedaagde] buiten stond. Met betrekking tot het burenconflict tussen haar en [persoon 8] voert [gedaagde] aan dat zij vooral het slachtoffer is geweest van daden van [persoon 8] en haar vriend. Een van de oorzaken van het conflict was dat [persoon 8] de zoon van [gedaagde] bij [persoon 8] binnen liet, terwijl [gedaagde] dat niet wilde, omdat zij vond dat hij daar in aanraking kwam met personen die een slechte invloed op hem hebben. Nu [persoon 8] is vertrokken is het weer rustig in de buurt. Weliswaar is de politie nog een aantal malen aan de deur geweest, maar dat had betrekking op interne familieconflicten. De buurt heeft daar geen last van gehad en bovendien zou een verhuizing die conflicten niet kunnen voorkomen.
Ten aanzien van de gevorderde herstelkosten voert [gedaagde] aan dat Eigen Haard haar heeft medegedeeld dat zij de kosten niet hoeft te betalen indien blijkt dat de politie of de verzekering aansprakelijk is voor de schade (die bij een inval door de politie is veroorzaakt). Niet is gebleken dat Eigen Haard heeft onderzocht wie er aansprakelijk is. Voor wat betreft de stelling van Eigen Haard dat zij regelmatig aanmaningen stuurt voert [gedaagde] aan dat sinds 7 januari 2011 de huur automatisch wordt betaald door de schuldhulpverlener, zodat er van betalingsproblemen geen sprake meer is. Met betrekking tot de gestelde onderhuur heeft [gedaagde] aangevoerd dat het een incident is van anderhalf jaar geleden, dat bovendien geen betrekking heeft op overlast.
[gedaagde] heeft uiteindelijk ingestemd met een verhuizing naar de [straat] omdat zij met het oog op haar inwonende zoontje de uitkomst van deze procedure niet wilde afwachten. Nadat zij dat aan Eigen Haard kenbaar had gemaakt werd zij met de voorwaarde geconfronteerd dat de huurovereenkomst op naam van HVO Querido zou komen te staan. [gedaagde] kon met deze voorwaarde niet instemmen, omdat zij daardoor feitelijk onder toezicht zou komen te staan, zonder dat zij hiervoor aanleiding heeft gegeven.
4. De beoordeling
4.1. Omdat in dit geval sprake is van een procedure waarin een voorlopige voorziening wordt gevorderd, zal de voorzieningenrechter artikel 127a lid 1 en lid 2 Rv - waarin is bepaald dat aan het niet tijdig betalen van het griffierecht consequenties worden verbonden - buiten beschouwing laten. Toepassing van deze bepaling zou immers, gelet op het belang van één of beide partijen bij de toegang tot de rechter, leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
4.2. In een kort geding is een vordering tot ontruiming slechts toewijsbaar indien voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter de vordering eveneens toewijst en indien van eiser(es) niet kan worden gevergd dat hij/zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht.
4.3. De vraag naar het spoedeisend belang dient te worden beoordeeld naar de toestand ten tijde van het vonnis. De enkele omstandigheid dat Eigen Haard niet terstond na het incident van 30 mei 2011 een procedure aanhangig heeft gemaakt, brengt niet mee dat Eigen Haard geen spoedeisend belang meer heeft bij de gevraagde voorziening (HR 29-11-2002, NJ 2003,78).
4.4. Vast staat dat [gedaagde] vanwege een eerdere burenruzie de woning aan de [straatnaam] heeft moeten verlaten, en dat zij bij het aangaan van de huurovereenkomst met betrekking tot de [straatnaam] in een bijlage aanvullende afspraken is overeengekomen, welke afspraken inhielden dat zij niet opnieuw overlast zou veroorzaken. Daarnaast rust op haar de verplichting zich te gedragen als een goed huurder in de zin van artikel 7:213 BW.
Partijen verschillen van mening over de vraag of [gedaagde] overlast heeft veroorzaakt. Volgens Eigen Haard is dat het geval, volgens [gedaagde] niet, nu er geen sprake is van structurele aantasting van het leefgenot van anderen. Dat blijkt uit het veertigtal verklaringen die zij heeft overgelegd, aldus [gedaagde].
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is voldoende aannemelijk dat [gedaagde] haar verplichtingen op grond van de wet en de (bijlage bij de) huurovereenkomst niet is nagekomen. Anders dan [gedaagde] heeft aangevoerd is de voorzieningenrechter van oordeel dat er wel degelijk sprake is van overlast. Zo heeft [gedaagde] een steen tegen de rug van [persoon 8] gegooid, heeft zij [persoon 8] bedreigd en heeft zij de zoon van [persoon 8] geslagen. Haar dochter, voor wiens gedragingen in en rond de woning zij eveneens verantwoordelijk is, heeft een vuilniszak naar [persoon 8] gegooid en verder komt de politie zeer regelmatig langs in verband met ruzies (al dan niet gepaard gaande met geweld), eerst in verband met ruzies tussen [gedaagde] en [persoon 8] en thans in verband met ruzies tussen [gedaagde] en haar zoon [kind 1]. Hoewel [gedaagde] heeft aangevoerd dat het sinds het vertrek van [persoon 8] weer rustig is in de straat, heeft zij niet betwist dat de politie nog regelmatig wordt ingeschakeld. Ook dit valt naar het oordeel van de voorzieningenrechter onder het veroorzaken van overlast, nu andere bewoners hiervan onrust kunnen ondervinden, mede gelet op de eerdere explosieve situatie in de buurt. De door [gedaagde] overgelegde verklaringen van buurtbewoners kunnen het bovenstaande niet ongedaan maken. Het is immers zeer wel mogelijk dat de buurtbewoners die een verklaring hebben ondertekend helemaal niet weten van deze incidenten en ook niet van het feit dat [gedaagde] met Eigen Haard specifieke afspraken heeft gemaakt over het niet veroorzaken van overlast. De voorzieningenrechter acht in deze zaak de politie een betere informant dan de buurtbewoners, nu de politie de details van de zaak beter kent dan de buurtbewoners. Voor zover [gedaagde] heeft betoogd dat het door de politie geconstateerde gedrag van haar geen overlast oplevert, is de voorzieningenrechter van oordeel dat [gedaagde] bij haar verhuizing naar de [straatnaam] in redelijkheid heeft moeten begrijpen dat zij ervoor moest zorgen niet in situaties te geraken waarbij de politie te hulp moet schieten. Zij heeft dan ook moeten begrijpen dat het gooien met een steen, het bedreigen, het slaan en de daden van haar kinderen als overlast gekwalificeerd zouden worden. Dat sommige van die daden al enige tijd geleden hebben plaatsgevonden, maakt niet dat die daden geen grond voor ontruiming meer opleveren. Zoals de Hoge Raad heeft overwogen in zijn uitspraken van 22 oktober 1999, NJ 2000, 208 en 11 januari 2002, NJ 2003, 255 geeft iedere tekortkoming in de nakoming van een overeenkomst in beginsel de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden en kan een tekortkoming in het verleden niet ongedaan worden gemaakt. De omstandigheid dat deze tekortkomingen anderhalf tot een jaar geleden hebben plaatsgevonden en Eigen Haard naar aanleiding daarvan niet direct een vordering tot ontruiming heeft ingesteld maakt dan ook niet dat zij dat recht heeft verwerkt dan wel dat zij geen belang meer heeft bij haar vordering tot ontruiming.
4.5. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat aan [gedaagde] strenge eisen mogen worden gesteld, gelet op de aanvullende afspraken met betrekking tot overlast die zij met Eigen Haard is overeengekomen. Ook staat in de bijlage dat een nieuwe overlastsituatie in relatie met de eerdere overlast in de [straatnaam] zal worden beoordeeld, zodat ook in aanmerking dient te worden genomen dat het niet de eerste keer is dat [gedaagde] bij een overlastgevende burenruzie is betrokken.
Dit oordeel moet tevens worden beschouwd tegen de achtergrond van met MPOG-project, waarbij verschillende instanties zijn betrokken, die alle tot de conclusie zijn gekomen dat het het beste is dat [gedaagde] verhuist. Ook wordt van belang geacht dat [gedaagde], doordat zij is toegelaten tot het MPOG-project, voorrang krijgt bij hulp van de verschillende instanties en zij daar ook gebruik van wil maken. Onder deze omstandigheden legt het standpunt van die instanties gewicht in de schaal.
4.6. De conclusie is dat voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter op grond van overlast een vordering tot ontruiming zal toewijzen. Eveneens is op grond van het bovenstaande voldoende aannemelijk dat Eigen Haard een spoedeisend belang heeft. De vordering tot ontruiming zal dan ook worden toegewezen. Na te melden ontruimingstermijn komt daarbij redelijk voor. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat Eigen Haard ter zitting heeft verklaard dat het aanbod met betrekking tot de woning aan de [adres] nog geldt.
4.7. De vordering betreffende de herstelkosten is eveneens toewijsbaar, nu uit de huurovereenkomst blijkt dat die kosten voor rekening van de huurder komen. Daarvan zou kunnen worden afgeweken indien blijkt dat de politie of een verzekeraar aansprakelijk is voor de schade, maar het is, anders dan [gedaagde] heeft aangevoerd, aan de huurder om dat aan te tonen en de politie of verzekeraar daartoe aan te spreken. Nu [gedaagde] daartoe geen stappen heeft ondernomen en ook anderszins niet is gebleken van aanspraken van Eigen Haard jegens de politie of de verzekeraar, is [gedaagde] gehouden de herstelkosten te voldoen.
4.8. [gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Eigen Haard worden begroot op:
- dagvaarding EUR 76,31
- griffierecht 560,00
- overige kosten 5,88
- salaris advocaat 816,00
Totaal EUR 1.458,19
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de woning aan de [adres 2] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken tenzij deze zaken van Eigen Haard zijn, en de sleutels af te geven aan Eigen Haard, met machtiging, voor zover vereist, van Eigen Haard om, zo [gedaagde] mocht nalaten aan deze veroordeling te voldoen, de nakoming daarvan te (doen) bewerkstelligen met behulp van de sterke arm, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 556 lid 1 en 557 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering,
5.2. veroordeelt [gedaagde], indien zij niet vrijwillig aan de hiervoor gegeven veroordeling tot ontruiming voldoet en Eigen Haard de ontruiming met inschakeling van een gerechtsdeurwaarder zelf bewerkstelligt, aan Eigen Haard de kosten van de ontruiming te voldoen op vertoning van en conform de specificatie van die kosten in het proces-verbaal van ontruiming,
5.3. veroordeelt [gedaagde] om aan Eigen Haard te voldoen het bedrag van
EUR 1.234,93 aan herstelkosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 oktober 2011 tot de dag der algehele voldoening, en vermeerderd met de overeengekomen huurpenningen van EUR 267,33 vanaf 1 november 2011 tot de dag der ontruiming,
5.4. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Eigen Haard tot op heden begroot op EUR 1.458,19, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Sj.A. Rullmann, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. L. Oostinga, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 november 2011.