ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5334
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Tijdelijke verhuur aan promovendus en ontruiming van woonruimte
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 29 maart 2011, gaat het om een kort geding tussen een toegelaten instelling voor huisvesting van studenten en een promovendus die tijdelijk in Nederland verblijft. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. T.A. Nieuwenhuijsen, vordert ontruiming van de door gedaagde gehuurde woonruimte, omdat het huurcontract volgens haar van korte duur is en gedaagde niet tijdig heeft opgezegd. Gedaagde, vertegenwoordigd door mr. J.H. Fellinger, betwist deze claim en stelt dat er een huurcontract voor onbepaalde tijd is gesloten.
De rechtbank oordeelt dat de door gedaagde gesloten overeenkomst voor de huur van woonruimte niet kan worden aangemerkt als een huurovereenkomst van korte duur. De rechter verwijst naar eerdere uitspraken en concludeert dat de gevorderde ontruiming toewijsbaar is, maar dat gedaagde recht heeft op vervangende woonruimte. De rechter bepaalt dat gedaagde pas hoeft te ontruimen als hem een vergelijkbare eenkamerwoonruimte wordt aangeboden. De boeteclausule die in het huurcontract is opgenomen, wordt afgewezen, omdat gedaagde deels in het gelijk is gesteld.
De rechter compenseert de proceskosten, wat betekent dat beide partijen op onderdelen in het ongelijk zijn gesteld. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad, wat inhoudt dat de eiseres de ontruiming kan laten uitvoeren, mits zij gedaagde een vervangende woonruimte aanbiedt. Deze uitspraak benadrukt de rechten van huurders in tijdelijke huurcontracten en de noodzaak voor verhuurders om alternatieve huisvesting te bieden aan hun huurders.