ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5334

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
KK 11-220
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijke verhuur aan promovendus en ontruiming van woonruimte

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 29 maart 2011, gaat het om een kort geding tussen een toegelaten instelling voor huisvesting van studenten en een promovendus die tijdelijk in Nederland verblijft. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. T.A. Nieuwenhuijsen, vordert ontruiming van de door gedaagde gehuurde woonruimte, omdat het huurcontract volgens haar van korte duur is en gedaagde niet tijdig heeft opgezegd. Gedaagde, vertegenwoordigd door mr. J.H. Fellinger, betwist deze claim en stelt dat er een huurcontract voor onbepaalde tijd is gesloten.

De rechtbank oordeelt dat de door gedaagde gesloten overeenkomst voor de huur van woonruimte niet kan worden aangemerkt als een huurovereenkomst van korte duur. De rechter verwijst naar eerdere uitspraken en concludeert dat de gevorderde ontruiming toewijsbaar is, maar dat gedaagde recht heeft op vervangende woonruimte. De rechter bepaalt dat gedaagde pas hoeft te ontruimen als hem een vergelijkbare eenkamerwoonruimte wordt aangeboden. De boeteclausule die in het huurcontract is opgenomen, wordt afgewezen, omdat gedaagde deels in het gelijk is gesteld.

De rechter compenseert de proceskosten, wat betekent dat beide partijen op onderdelen in het ongelijk zijn gesteld. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad, wat inhoudt dat de eiseres de ontruiming kan laten uitvoeren, mits zij gedaagde een vervangende woonruimte aanbiedt. Deze uitspraak benadrukt de rechten van huurders in tijdelijke huurcontracten en de noodzaak voor verhuurders om alternatieve huisvesting te bieden aan hun huurders.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM KORT GEDING
sector kanton - locatie Amsterdam
kenmerk: KK 11 220
29 maart 2011
11
Vonnis van de kantonrechter te Amsterdam op de vordering in kort geding in de zaak van:
[eiseres]
gevestigd te Amsterdam
eiseres
gemachtigde: mr.T.A.Nieuwenhuijsen
t e g e n
[gedaagde]
wonende te Amsterdam
gedaagde
gemachtigde: mr.J.H.Fellinger.
HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Bij dagvaarding heeft eiseres een voorziening bij voorraad gevorderd.
Voor de behandeling hebben beide partijen produkties ingediend.
Ter terechtzitting van 22 maart 2011 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Partijen zijn verschenen met hun gemachtigden. De raadslieden van partijen hebben het woord gevoerd aan de hand van overgelegde pleitnotities.
Vervolgens is vonnis bepaald op heden.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
1)Tot uitgangspunt dient het volgende:
a)Eiseres is een toegelaten instelling in de zin van artikel 70 van de Woningwet die zich toelegt op de huisvesting van in het bijzonder studenten onder wie buitenlandse studenten die tijdelijk in Nederland studeren en PhD studenten.
b)Gedaagde is in 2007 naar Nederland gekomen om deel te nemen aan een PhD programma. Vanaf [datum in dienst] is hij als promovendus in dienst bij de VU tot [datum uit dienst]. Vanaf 1 augustus 2007 heeft hij drie tijdelijke huurcontracten gehad waarvan één bij eiseres van 22 augustus 2008 tot 21 augustus 2009 op het adres [adres].
c)Op 1 maart 2010 heeft gedaagde wederom een tijdelijk huurcontract met eiseres gesloten voor de duur van één jaar voor woonruimte aan [adres] te Amstelveen. Omdat gedaagde ontevreden was over de woning heeft eiseres hem een kamer aangeboden aan [adres] te Amsterdam per 14 april 2010. Voor de restantduur van het contract is gedaagde op 1 oktober 2010 doorgeschoven naar een appartement aan [adres]. In het voor dit laatste appartement door partijen ondertekende huurcontract is een boeteclausule opgenomen inhoudende dat gedaagde Eur 100,- per dag dient te betalen bij tekortschieten in zijn verplichting om het gehuurde tijdig te ontruimen.
d)In alledrie de onder 1.3 bedoelde huurcontracten is in een considerans opgenomen dat de huurder ermee instemt dat een beroep op huurbescherming niet past bij het systeem dat hem als exchange student of buitenlandse onderwijzende voorziet van gemeubileerde woonruimte voor de duur van het verblijf in Nederland.
e)Gedaagde heeft op 31 december 2010 per e-mail verzocht om verlenging van zijn huurcontract. Eiseres heeft daar afwijzend op gereageerd daartoe stellende dat het appartement met ingang van 1 april 2011 is toegezegd aan de heer [naam] met zijn gezin.
f)Eiseres heeft gedaagde hierna nog een kamer aangeboden en hem bij brief van 25 februari 2011 gesommeerd het appartement uiterlijk op 28 februari 2011 te verlaten.
2)Eiseres vordert als voorziening bij voorraad ontruiming alsmede een boete van Eur 100,- voor elke dag vanaf 1 maart 2011 dat gedaagde met ontruiming in gebreke blijft. Eiseres stelt daartoe - kort gezegd - primair dat gedaagde een huurcontract heeft gesloten voor gebruik dat naar zijn aard van korte duur is. Subsidiair stelt eiseres dat een beroep op huurbescherming naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
3)Gedaagde voert gemotiveerd verweer tegen de vordering en voert - kort gezegd en voor zover thans van belang - aan dat partijen een huurcontract voor onbepaalde tijd hebben gesloten. Eiseres heeft niet tijdig en in overeenstemming met de wettelijke regels opgezegd, aldus gedaagde.
4)In deze kort geding procedure moet aan de hand van de door partijen gepresenteerde feiten, zonder nader onderzoek, beoordeeld worden of de vordering van eiseres in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat vooruitlopen daarop door toewijzing reeds nu gerechtvaardigd is.
5)De door partijen gesloten overeenkomst voor huur van woonruimte aan [adres] kan niet worden aangemerkt als een huurovereenkomst die naar zijn aard van korte duur is. Voor de motivering wordt verwezen naar de overweging opgenomen onder 4. in het door gedaagde overgelegde vonnis van de kantonrechter te Amsterdam van 20 mei 2009 nummer 08-24445 die wordt overgenomen (behoudens de slotzin).
6)Binnen het kader van de onder 5. bedoelde overeenkomst hebben partijen nog 2x een overeenkomst gesloten. De laatste voor het thans nog door gedaagde gebruikte appartement. Vanaf 2007 heeft gedaagde steeds eenkamer woonruimte gehuurd. Omdat door omstandigheden het (3-kamer)appartement waar hij nu verblijft tijdelijk niet was verhuurd is het hem voor 151 dagen aangeboden. In het huurcontract dat daarvoor is opgemaakt is ook voor het eerst een boeteclausule opgenomen. Binnen het geheel van afspraken van partijen kan deze laatste verhuur wel als verhuur naar zijn aard voor korte duur worden aangemerkt. Aan die huur is dus een einde gekomen op 28 februari 2011. De gevorderde ontruiming is derhalve toewijsbaar.
7)Het voorgaande laat onverlet dat gedaagde wel aanspraak heeft op verhuur aan hem van eenkamerwoonruimte (zie onder 5.). Dit klemt temeer nu eiseres heeft gesteld dat zij haar beleid heeft bijgesteld in die zin dat promovendi bij aankomst in Nederland voor de duur van hun promotieonderzoek woonruimte kunnen huren. Daarom wordt beslist dat gedaagde pas hoeft te ontruimen als hem eenkamerwoonruimte (minimaal vergelijkbaar met de woonruimte aan [adres] te Amsterdam) wordt aangeboden.
8)Gedaagde heeft aangevoerd dat de boete dient te worden gematigd. In aanmerking genomen dat aan gedaagde diverse redenen zijn opgegeven waarom zijn contract niet kon worden verlengd (zie pleitnota gedaagde onder 38) is niet onbegrijpelijk dat hij deze zaak tot een kort geding heeft laten komen waarin hij ook deels in het gelijk is gesteld. Onder die omstandigheden wordt de boete thans afgewezen.
9)Partijen zijn beiden op onderdelen in het ongelijk gesteld. De kosten worden daarom gecompenseerd.
BESLISSING
De kantonrechter:
I veroordeelt gedaagde om de woonruimte met al degenen die en al hetgeen dat zich daarin vanwege hem mocht(en) bevinden te verlaten en te ontruimen en ter beschikking van eiseres te stellen onder afgifte van de sleutels;
II machtigt eiseres om gedaagde, indien hij niet aan de onder I. uitgesproken veroordeling voldoet, tot die ontruiming te noodzaken door het inroepen van de hulp van de sterke arm;
III bepaalt dat eiseres geen recht aan de hiervoor onder I en II uitgesproken veroordelingen kan ontlenen indien zij gedaagde niet vervangende eenkamerwoonruimte aanbiedt voor de duur van zijn promotieonderzoek (zie 1.2);
IV compenseert de proceskosten;
V verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
VI wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door C.von Meyenfeldt, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Rechtbank Amsterdam van 29 maart 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter