ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5231

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08-2636 ANW
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en herberekening van ANW-nabestaandenuitkering in verband met invaliditeitspensioen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 maart 2011 uitspraak gedaan in een geschil over de herziening en herberekening van de ANW-nabestaandenuitkering van eiseres, die woonachtig is in Servië. De zaak betreft de uitkeringsrechten van eiseres over de periode van 1 oktober 2007 tot en met juni 2008. Eiseres ontving een uitkering van ongeveer € 30 per maand, terwijl zij, volgens de argumentatie van de rechtbank, recht had op een uitkering van ongeveer € 200 per maand. De rechtbank constateert dat in het bestreden besluit van 17 april 2009 niet is ingegaan op de uitkeringsrechten van eiseres na juli 2007, terwijl dit wel mogelijk had moeten zijn. De rechtbank beschouwt dit als een impliciete weigering om een besluit te nemen over de periode in geschil en vernietigt dit deel van het besluit op grond van strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht.

De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een nieuw, gemotiveerd besluit te nemen over de uitkeringsrechten van eiseres voor de periode van 1 oktober 2007 tot 1 juli 2008. Daarnaast heeft de rechtbank verweerder veroordeeld in de proceskosten van het geding, vastgesteld op € 322,-, en bepaald dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 39,- dient te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een rechtsmiddel van hoger beroep mogelijk binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 08/2636 ANW
uitspraak van de enkelvoudige kamer
in de zaak tussen:
[eiseres],
wonende te [woonplaats] (Servië),
eiseres,
gemachtigde M. Kokotovic,
en
de raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank,
verweerder,
gemachtigde mr. G. Eind.
Procesverloop
Bij schrijven van 23 juni 2008 heeft eiseres beroep doen instellen bij de rechtbank tegen een aantal besluiten van verweerder met betrekking tot haar rechten op een pensioen op grond van de Algemene Nabestaandenwet (Anw). Hangende beroep heeft verweerder op 17 april 2009 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 oktober 2009. Eiseres en haar gemachtigde zijn – met kennisgeving – niet verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door mr. K. Verbeek. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst.
De rechtbank heeft het onderzoek te zitting van 14 december 2010 voortgezet. Eiseres en haar gemachtigde zijn – met kennisgeving – niet verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door mr. G.E. Eind.
Overwegingen
1. De rechtbank stelt voorop dat tussen partijen sinds 2006 uitvoerig is gecorrespondeerd over de hoogte van de Anw-uitkering waarop eiseres recht heeft met ingang van februari 2002. Daarbij is door verweerder een aantal besluiten genomen, waarvan sommige later zijn gewijzigd of ingetrokken. De besluitvorming van verweerder houdt verband met het feit dat eiseres ook een invaliditeitspensioen ontvangt, dat verweerder wil verrekenen met het weduwenpensioen van eiseres. In dat kader acht de rechtbank het beroep van eiseres mede gericht tegen het besluit van 17 april 2009.
2. In de brieven van 23 oktober 2009 en 12 november 2010 heeft eiseres aangegeven dat haar beroep zich thans beperkt tot de hoogte van de Anw-uitkering in de periode van 1 oktober 2007 tot 1 juli 2008. In die periode is aan eiseres naar aanleiding van een besluit in 2006 een Anw-uitkering uitbetaald van ongeveer € 30 per maand, terwijl zij, gelet op het bestreden besluit, recht heeft op een uitkering van ongeveer € 200 per maand. Bovendien dient verweerder dit nader te specificeren zodat duidelijk wordt op welk bedrag zij alsnog recht heeft. Verweerder heeft dat ten onrechte nog niet gedaan, aldus eiseres.
3. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank zich bij de inhoudelijke beoordeling van het beroep beperken tot de periode van 1 oktober 2007 tot en met juni 2008, en kan de rechtbank zich in haar beoordeling beperken tot het besluit van 17 april 2009.
4. Ter zitting van 29 oktober 2009 heeft de gemachtigde van verweerder verklaard dat eiseres recht heeft op een Anw-uitkering in de periode van februari 2002 tot en met december 2007 van ongeveer € 200 per maand en dat deze uitkering ook al feitelijk is uitbetaald. Verweerder heeft hiertoe ook specificaties overgelegd. Deze specificaties zijn de gemachtigde van eiseres samen met het proces-verbaal van de zitting van 29 oktober 2009 toegezonden. De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting van 29 oktober 2009 eveneens verklaard dat eiseres ook in de periode daarna recht heeft op een Anw-uitkering van dezelfde hoogte maar dat nog geen (nieuw) besluit was genomen over de periode van 1 januari 2008 tot en met juni 2008. De gemachtigde heeft tevens verklaard dat mogelijk een nieuw besluit genomen zou worden over dit gedeelte van de periode in geding.
5. Naar aanleiding van de zitting heeft verweerder bij brief van 30 november 2009 aan eiseres meegedeeld dat de Anw-uitkering van eiseres over de periode van januari 2008 tot en met juni 2008 eveneens zal worden herberekend en dat eiseres hierover door de afdeling AOW/Anw van verweerder apart zal worden geïnformeerd.
6. Ter zitting van 14 december 2010 heeft de gemachtigde van verweerder desgevraagd verklaard dat er aan eiseres nabetalingen zijn verricht, maar dat hem niet bekend is of er een nieuw besluit is genomen ten aanzien van de periode van januari 2008 tot en met juni 2008. De gemachtigde heeft opnieuw specificaties overgelegd over de periode tot en met december 2007, maar niet ten aanzien van de periode van januari tot en met juni 2008, zodat de rechtbank niet kan vaststellen dat de uitkering over die periode daadwerkelijk is uitbetaald.
7. De rechtbank stelt vast dat in het besluit van 17 april 2009 niet wordt ingegaan op de uitkeringsrechten van eiseres na juli 2007, terwijl zulks, gelet op de datum van dat besluit, wel mogelijk moet zijn geweest. Beletselen daarvoor zijn gesteld noch aannemelijk, waar verweerder wel specificaties heeft overgelegd over de periode tot en met december 2007. Tot het op 17 april 2009 nemen van een besluit over de periode hier in geding, bestond eens te meer aanleiding gelet op de langdurige en gecompliceerde processuele voorgeschiedenis vanaf februari 2002, die uiteindelijk in 2008 is uitgemond in een beroep bij de rechtbank.
De rechtbank merkt dat besluit daarom (ook) aan als een impliciete weigering om ook over de periode in geschil een besluit te nemen, en zal dat deel van het besluit, inhoudende de weigering, vernietigen wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht, onder verlening van de opdracht aan verweerder om binnen zes weken na verzending van deze uitspraak daarop een nieuw (en gemotiveerd/gespecificeerd) besluit te nemen waar het betreft de periode in geschil.
Voor een vernietiging van de overige delen van het besluit van 17 april 2009 of één van de andere voorliggende besluiten bestaat geen aanleiding, waar het beroep zich daarop niet (meer) richt.
8. De rechtbank ziet eveneens aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten in beroep die met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden vastgesteld op € 322,- (1 punt voor het indienen van het beroepsschrift x € 322 per punt ) en te bepalen dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht vergoedt.
Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de weigering om over de periode van 1 oktober 2007 tot 1 juli 2008 een besluit te nemen;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het door haarbetaalde griffierecht van € 39,- vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van het geding tot een bedrag van
€ 322,-, te betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Tijselink, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.M.T. Plouvier, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2011.
de griffier de rechter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB