Parketnummer: 13/693023-10 (Promis)
Datum uitspraak: 17 november 2011
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren te [geboorteplaats] (Joegoslavië) op [1964],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het Huis van Bewaring "Demersluis" te Amsterdam.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 31 oktober 2011, 2 november 2011 en 3 november 2011.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. H. Hoekstra, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. W.R. Jonk, naar voren hebben gebracht.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op in of omstreeks de periode van 8 december 2009 tot en met 23 maart 2010 te Amsterdam, in elk geval in Nederland en/of te Maasmechelen, in elk geval in België,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met het oogmerk die [slachtoffer] en/of (een) ander(en), te weten een of meerdere familieleden en/of bekenden van voornoemde [slachtoffer], te dwingen iets te doen of niet te doen, immers heeft hij, verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- met gebruikmaking van een Volkswagen Transporter zich begeven naar de coffeeshop Goed-Goed, gelegen aan de Churchillaan 86 te Amsterdam, en/of
- met gebruikmaking van een of meer vuurwapen(s) voornoemde [slachtoffer] en de aldaar aanwezigen bedreigd, en/of die [slachtoffer] en/of die aanwezigen de woorden toegevoegd: "politie, politie", en/of
- vervolgens voornoemde [slachtoffer] beetgepakt en/of geslagen, en/of
- voornoemde [slachtoffer] onder bedreiging van die vuurwapen(s) gedwongen om de
coffeeshop te verlaten en/of mee te gaan in voornoemde gereedstaande Volkswagen Transporter en/of die [slachtoffer] in die Volkswagen Transporter getrokken en/of geduwd, en/of
- voornoemde [slachtoffer] meegenomen naar een kelder van een woning (te weten [A-straat nr] te Maasmechelen in België), en/of
- voornoemde [slachtoffer] aan handen en/of voeten geboeid vastgehouden in voornoemde woning, en/of
- tegen een of meerdere familieleden en/of bekenden van voornoemde [slachtoffer] gezegd dat zij aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) een geldbedrag moesten betalen voor de vrijlating van voornoemde [slachtoffer];
hij op in of omstreeks de periode van 8 december 2009 tot en met 23 maart 2010 te Amsterdam, in elk geval in Nederland en/of te Maasmechelen, in elk geval in België,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en / of beroofd gehouden, immers heeft (hebben) hij, verdachte, en / of (een of meer) van zijn mededader(s)
- met gebruikmaking van een Volkswagen Transporter zich begeven naar de coffeeshop Goed-Goed, gelegen aan de Churchillaan 86 te Amsterdam, en/of
- met gebruikmaking van een of meer vuurwapen(s) voornoemde [slachtoffer] en de aldaar aanwezigen bedreigd, en/of die [slachtoffer] en/of die aanwezigen de woorden toegevoegd: "politie, politie", en/of
- vervolgens voornoemde [slachtoffer] beetgepakt en/of geslagen, en/of
- voornoemde [slachtoffer] onder bedreiging van die vuurwapen(s) gedwongen om de
coffeeshop te verlaten en/of mee te gaan in voornoemde gereedstaande Volkswagen Transporter en/of die [slachtoffer] in die Volkswagen Transporter getrokken en/of geduwd, en/of
- voornoemde [slachtoffer] meegenomen naar een kelder van een woning (te weten [A-straat nr] te Maasmechelen in België), en/of
- voornoemde [slachtoffer] aan handen en/of voeten geboeid vastgehouden in voornoemde woning.
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1 Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie stelt zich - overeenkomstig haar op schrift gestelde requisitoir - op het standpunt dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Zij voert daartoe - zakelijk weergegeven - het volgende aan.
Op camerabeelden van de ontvoering is te zien dat dader 4 als derde de coffeeshop verlaat. Te zien is dat zijn linkerhand gaat naar de buitenzijde van de deur van het perceel net boven de deurgreep, welke deur ook iets verder opengaat. Op deze plek is een linkerhandpalmspoor behorend bij verdachte aangetroffen.
Op de greep van de schuifdeur aan de buitenzijde van de bus wordt bloed aangetroffen. Het DNA-profiel daarin matcht met het DNA-profiel van verdachte. Op grond hiervan is een bewezenverklaring reeds mogelijk, aldus de officier van justitie.
Daarnaast heeft het slachtoffer bij zijn aangifte verklaard dat hij had gehoord dat zijn ontvoerders Joegoslaven waren, hetgeen hij heeft herhaald bij de rechter-commissaris.
Het telefoonnummer van verdachte wordt, onder zijn bijnaam "[bijnaam verdachte]", aangetroffen in de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1]. In de bus is een bivakmuts gevonden waarin een DNA-mengprofiel van voornoemde [medeverdachte 1] is aangetroffen. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij verdachte alleen uit de stad kende.
Verdachte kwam in dezelfde cafés als de medeverdachten. Bij de politie heeft hij geen antwoord gegeven op vragen die hem zijn gesteld nadat hem foto's van de mededaders waren getoond.
Verdachte heeft ter terechtzitting een vage en niet consistente verklaring afgelegd, die het bovenstaande niet weerlegt. Verdachte heeft geen alibi voor 8 december 2009.
Ten slotte heeft de Belgische getuige [getuige 1], geconfronteerd met een foto van verdachte, verklaard dat zij deze man wel eens gezien heeft. Zij heeft hem wel eens de oprit bij de woning in Maasmechelen zien afrijden.
Volgens de officier van justitie kan op grond van het voorgaande worden vastgesteld dat verdachte betrokken is geweest bij het daadwerkelijk uit de coffeeshop halen van het slachtoffer [slachtoffer]. Op camerabeelden van de ontvoering is te zien dat sprake is van bewuste en nauwe samenwerking tussen de vier ontvoerders, zodat sprake is van medeplegen. De primair ten laste gelegde gijzeling kan voor verdachte worden bewezen, nu het slachtoffer op een gewelddadige wijze is ontvoerd en overgedragen aan zijn bewakers, waarbij de ontvoerders willens en wetens de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat hij langdurig en onder slechte omstandigheden zou worden vastgehouden en er een tegenprestatie zou worden verlangd voor zijn vrijlating.
Ondanks het feit dat niet is komen vast te staan dat de ontvoerders, met uitzondering misschien van verdachte, in België zijn geweest, kunnen hen de gevolgen van de door hen gepleegde ontvoering wel worden aangerekend. Zij hadden rekening moeten houden met het feit dat het slachtoffer bijna vier maanden van zijn vrijheid beroofd is geweest en dat er losgeld voor hem is gevraagd.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich - conform de door de raadsman overgelegde pleitaantekeningen - ten aanzien van het primair en subsidiair ten laste gelegde primair op het standpunt dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen. Subsidiair verzoekt de verdediging verdachte vrij te spreken van het primaire feit en van de laatste twee gedachtestreepjes van het subsidiaire feit.
De raadsman voert ten aanzien van het primaire standpunt - zakelijk weergegeven - aan dat de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2], alias [bijnaam medeverdachte 2], dat hij verdachte kent, niet kan bijdragen aan het bewijs. Datzelfde geldt ten aanzien van het (mogelijke) telefoonnummer van verdachte in de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] en de verklaring van [getuige 1], wegens de onbetrouwbaarheid van deze verklaring.
Dat het slachtoffer heeft verklaard dat tijdens de feitelijke ontvoering Joegoslavisch werd gesproken moet als onbetrouwbaar worden aangemerkt, nu het slachtoffer deze taal niet spreekt. Zelfs indien er Joegoslavisch is gesproken, dan betekent dat niet noodzakelijkerwijs dat verdachte bij die ontvoering betrokken is geweest.
Over een dactyloscopisch spoor van verdachte op de buitenzijde van de voordeur van de coffeeshop en een druppel bloed van verdachte op de buitendeur van de bus volgt uit het dossier niet, en kan niet volgen, op welk moment de aangetroffen sporen daar terecht zijn gekomen. Niet kan worden vastgesteld dat de sporen zijn achter gelaten ten tijde van het ten laste gelegde feit, aldus de raadsman.
Middels de camerabeelden van de coffeeshop valt niet vast te stellen of dader 4 de deur daadwerkelijk heeft aangeraakt. Alleen al daarom is het spoor van verdachte niet aan dader 4 te koppelen. Bovendien zijn op de deur 4 dactyloscopische sporen gevonden, waarvan er slechts één voor identificatie geschikt bleek. De sporen 1 en 2 bevinden zich dicht bij elkaar en op een plek die door dader 4 gebruikt zou kunnen zijn om de deur te openen, indien dit zou worden vastgesteld. Niet vastgesteld kan worden waar dader 4 de deur precies beetpakt, nu dat op de beelden niet is te zien. In dat geval bestaat de mogelijkheid dat dader 4 de deur heeft vastgepakt op de plaats van folie 2, waarbij hij weliswaar een dactyloscopisch spoor heeft achtergelaten, maar een spoor dat niet voor identificatie geschikt is.
Evenmin kan volgens de raadsman worden vastgesteld dat de druppel bloed op de handgreep aan de buitenzijde van de schuifdeur daar is achtergelaten ten tijde van de ontvoering. Daarvoor zijn zelfs contra-indicaties, nu het hier een druppel bloed betreft en uit de nagenoeg ronde vorm daarvan kan worden opgemaakt dat deze min of meer rechtstandig naar beneden is gevallen. Op geen enkele andere plek is bloed van verdachte aangetroffen. Indien verdachte voor de ontvoering reeds gewond was of dat tijdens de ontvoering raakte, dan zouden meer bloedsporen van hem zijn aangetroffen. De vorm van het bloedspoor zou naar verwachting heel anders zijn als het ten tijde van de ontvoering zou zijn achtergelaten, op het moment dat sprake was van actieve bezigheid.
De verdediging verzoekt voorwaardelijk, indien de rechtbank het bloedspoor voor het bewijs wil gebruiken, de heer Eversdijk, bloedbeelddeskundige, als getuige-deskundige te horen omtrent de bewijswaarde van het bloedspoor. Hij kan uitleggen dat dit bloedspoor niet in actie is achtergelaten.
Subsidiair, voor zover de rechtbank ervan uitgaat dat verdachte wel betrokken is bij de ontvoering, voert de verdediging - zakelijk weergegeven - aan dat dan duidelijk is dat hij tot de feitelijke uitvoerders behoort. Het dossier bevat geen enkel bewijs voor betrokkenheid van verdachte bij de feiten die in België hebben plaatsgevonden, zodat de laatste drie gedachtestreepjes van het primaire feit en de laatste twee gedachtestreepjes van het subsidiaire feit niet bewezen kunnen worden, ook niet in de vorm van medeplegen. Over het opzet van verdachte op het traject na de feitelijke ontvoering kan niets worden vastgesteld. Ten aanzien van het primaire feit heeft bovendien te gelden dat over het oogmerk bij verdachte niets kan worden vastgesteld, evenmin in de vorm van medeplegen.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.i
Ontvoering
Op 8 december 2009 bevindt [slachtoffer] zich in zijn coffeeshop "Goed Goed" aan de Churchilllaan 86 in Amsterdam.ii Een Volkswagen Transporter rijdt volgens een getuige ter hoogte van Churchilllaan 80 vanaf de rijbaan de stoep op.iii Het voertuig stopt voor de ingang van de coffeeshop.iv De bus staat bijna tegen de voordeur aan, met de schuifdeur in de richting van de voordeur van de coffeeshop.v De schuifdeur van het voertuig gaat open.vi Vier met bivakmutsen gemaskerde mannen komen de coffeeshop binnen.vii Drie van hen hebben vuurwapens bij zich. Dader 1 heeft een op een pistool met geluiddemper gelijkend voorwerp in zijn linkerhand, daders 3 en 4 dragen een op een Kalashnikov AK-47 gelijkend vuurwapen in de rechterhand. Dader 1 richt zijn wapen bij binnenkomst direct op [slachtoffer] en pakt hem vast. Dader 3 en 4 richten zich op de overige aanwezigen. Geen van de daders draagt handschoenen.viii Door de daders wordt geroepen: "politie, politie".ix Dader 2 geeft [slachtoffer] een klap in zijn nek en [slachtoffer] wordt mee naar buiten getrokken.x [slachtoffer] wordt via de schuifdeur de bus ingetrokken.xi
Op camerabeelden is te zien dat bij het verlaten door de daders van de coffeeshop de toegangsdeur half open staat. Dader 4 verlaat de coffeeshop eerder dan dader 3. Bij het verlaten van de coffeeshop gaat dader 4 met zijn hand naar de buitenzijde van de half openstaande toegangsdeur, een aantal centimeters boven de deurklink. Te zien is dat de deur verder open gaat. De rechtbank heeft dit zelf ter zitting ook op de camerabeelden waargenomen.
Op de buitenzijde van de toegangsdeur wordt een aantal centimeters boven de deurklink een dactyloscopisch spoor aangetroffen.xii Dit spoor is middels folie afgenomen en veiliggesteld en betreft, zoals te zien op de foto van de deur, folie 1.xiii Voorts wordt nog een dactyloscopisch spoor aangetroffen en veiliggesteld.xiv Het spoor dat wordt veiliggesteld op folie 1 wordt vervolgens geïdentificeerd door een dactyloscoopxv op een afdruk van de linker handpalm, voorkomende op het dactyloscopisch signalement van verdachte.xvi
Een neef van [slachtoffer] slaat met een tafel van het terras nog de achterruit van de bus van de mannen stuk.xvii De bus rijdt weg.xviii Naar aanleiding van een item in het televisieprogramma "Opsporing Verzocht" meldt een getuige dat zij omstreeks 15:30 uur op 8 december 2009 op de Amsteldijk een grijze Volkswagen bus heeft zien staan, waarvan de achterruiten zijn ingeslagen. Het kenteken van de bus is 77-VNX-9. De getuige heeft de bus zien staan nabij de ingang van begraafplaats Zorgvlied.xix
Op de Amsteldijk wordt omstreeks 22:00 uur een Volkswagen Transporter met voornoemd kenteken aangetroffen. De achterramen van de Volkswagen Transporter zijn vernield.xx
De bus wordt onderzocht en er worden stukken van overtuiging veiliggesteld, onder meer twee bivakmutsen en sleutelbossen.xxi Foto's van de sleutelbossen worden later aan de vriendin van [slachtoffer]xxii getoond en zij herkent op één van de foto's de sleutelbos. Een sleutel daaraan is van hun huis in België.xxiii
Op de binnenzijde van de rechterachterdeur van de bus zitten bloedvegen.xxiv Het DNA-profiel van het bloed in de bemonstering van de binnenzijde van de achterdeuren matcht - kort gezegd - met het DNA-profiel van [slachtoffer].xxv
Glasvergelijkend onderzoek aan het glas vanuit de sponning van de achterruiten van de bus ('referentieglas') en glas aangetroffen op de plaats delict ('vreemd glas') wijst uit dat de resultaten van het onderzoek veel waarschijnlijker zijn als de glasdeeltjes afkomstig zijn van de ruit(en) waartoe het referentieglas heeft behoord, dan wanneer ze afkomstig zijn van (een) willekeurig andere ruit(en) of glazen object(en).xxvi
De eigenaar van de bus, die aangifte heeft gedaan van diefstal van deze bus op 5 december 2009xxvii, heeft verklaard dat er tot de diefstal geen kledingstukken in de cabine van de bus hebben gelegen. De op 8 december 2009 in de bus aangetroffen bivakmutsen, die aan de hand van foto's door de politie aan aangever worden getoond, herkent hij niet.xxviii
Tussenconclusie
De rechtbank is op grond van het voorgaande dan ook van oordeel dat de aangetroffen Volkswagen Transporter op 8 december 2009 bij de ontvoering van [slachtoffer] is gebruikt en acht tevens de aanname gerechtvaardigd dat de daarin aangetroffen bivakmutsen bij de ontvoering zijn gebruikt.
DNA-spoor
Aan de buitenzijde van de bus wordt op de deurgreep van de schuifdeur bloed aangetroffen. Er vindt bloedbemonstering plaats.xxix Het DNA-profiel van verdachte matcht met het DNA-profiel van het bloed in de bemonstering van de deurgreep. Dit betekent dat het bloed in deze bemonstering afkomstig kan zijn van verdachte. De berekende frequentie van het DNA-profiel van het bloed in de bemonstering van de deurgreep is kleiner dan één op één miljard.xxx
Ontsnapping
Op 23 maart 2010 komt [slachtoffer] in Maasmechelen, België, een tankstation binnenlopen, met onderaan zijn linkerbeen een paar handboeien waarvan één zijde open is. Hij verklaart te zijn ontsnapt uit een woning gelegen aan de overzijde van het tankstation langs de [A-straat], waar hij vier maanden is vastgehouden in de kelder. De woning betreft het perceel [A-straat nr].xxxi Bij onderzoek in de woning wordt in de kelder een ketting aangetroffen die met een draaibout in de vloer is bevestigd.xxxii
[slachtoffer] wordt door de Nederlandse politie in België opgehaald. Hij heeft rond beide polsen donkergekleurde striemen.xxxiii [slachtoffer] verklaart dat hij met handen en voeten geboeid vastzat. Kettingen die aan zijn hand en voeten zaten, zaten vast aan een schroef in de grond.xxxiv [slachtoffer] heeft niemand het recht of de toestemming gegeven dit feit te plegen.xxxv
4.3.2 Overwegingen rechtbank
Anders dan de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat het van verdachte aangetroffen DNA-spoor op de bij de ontvoering gebruikte bus en het dactyloscopisch spoor op de deur van de coffeeshop voor het bewijs van het ten laste gelegde kunnen worden gebezigd. De rechtbank acht daarbij de combinatie van deze sporen van belang; beide direct te verbinden aan voorwerpen die in direct verband staan met de ontvoering, op dezelfde dag aangetroffen en beide van dezelfde persoon. De rechtbank betrekt daarbij voorts dat verdachte voor geen der sporen, noch voor de combinatie daarvan, een plausibele verklaring heeft gegeven maar slechts volstrekt hypothetische mogelijkheden heeft aangedragen.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank, anders dan de verdediging, van oordeel dat de exacte wijze waarop het bloedspoor van verdachte op de greep van de bus terecht is gekomen, al dan niet in actie, niet relevant is en acht de rechtbank het horen van de deskundige op dat punt niet noodzakelijk. Dit verzoek wijst de rechtbank dan ook af.
Gelet op de uitvoeringshandelingen, zoals die blijken uit de camerabeelden en het daaromtrent opgemaakte proces-verbaal, is sprake van nauwe en bewuste samenwerking ten tijde van de ontvoering. Het medeplegen van de wederrechtelijke vrijheidsberoving kan dan ook wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
Anders dan de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat dit ook geldt ten aanzien van het meenemen van [slachtoffer] naar de kelder van de woning in Maasmechelen en het hem daar geboeid vasthouden en aldus wederrechtelijk van de vrijheid beroofd houden. Op dit punt neemt de rechtbank voorwaardelijk opzet aan. Verdachte heeft, door het medeplegen van de feitelijke, gewelddadige ontvoering van [slachtoffer] en het kennelijk overdragen van hem, voor zover hij dit niet geweten heeft, in ieder geval de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer] ergens zou worden vastgezet en gedurende een bepaalde tijd zou worden vastgehouden.
Dit is anders ten aanzien van het oogmerk op de gijzeling, zoals primair ten laste is gelegd. Voor het oogmerk op het een ander te dwingen iets te doen of niet te doen is voorwaardelijk opzet niet voldoende en is ten minste noodzakelijkheidsbewustzijn op het gewenste gevolg of resultaat vereist. Dit is in casu niet komen vast te staan. Verdachte zal van dit feit dan ook worden vrijgesproken.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van hetgeen subsidiair is ten laste gelegd.
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde
in de periode van 8 december 2009 tot en met 23 maart 2010 te Amsterdam en te Maasmechelen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk
[slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft (hebben) hij, verdachte, en zijn mededaders
- met gebruikmaking van een Volkswagen Transporter zich begeven naar de coffeeshop Goed-Goed, gelegen aan de Churchilllaan 86 te Amsterdam, en
- met gebruikmaking van vuurwapens voornoemde [slachtoffer] en de aldaar aanwezigen bedreigd, en die [slachtoffer] en die aanwezigen de woorden toegevoegd: "politie, politie", en
- vervolgens voornoemde [slachtoffer] beetgepakt en geslagen, en
- voornoemde [slachtoffer] onder bedreiging van die vuurwapens gedwongen om de
coffeeshop te verlaten en mee te gaan in voornoemde gereedstaande Volkswagen Transporter en die [slachtoffer] in die Volkswagen Transporter getrokken en/of geduwd, en
- voornoemde [slachtoffer] meegenomen naar een kelder van een woning, te weten [A-straat nr] te Maasmechelen in België, en
- voornoemde [slachtoffer] aan handen en voeten geboeid vastgehouden in voornoemde woning.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
6. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straf
8.1 De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar primair bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 jaar, met aftrek van voorarrest.
8.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van het primair en subsidiair ten laste gelegde primair vrijspraak bepleit. Aan het subsidiair ingenomen standpunt heeft de verdediging geen conclusies verbonden.
8.3 Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de ontvoering van een coffeeshopeigenaar. Deze ontvoering is op klaarlichte dag gebeurd. Verdachte en zijn mededaders zijn, gewapend en met bivakmutsen op, de coffeeshop binnengestormd en hebben het slachtoffer in een gereedstaande bus gesleurd. Het slachtoffer heeft vervolgens onder mensonterende omstandigheden maandenlang geboeid vastgezeten in een kelder van een woning in België, waarbij hij voor zijn leven heeft gevreesd.
Verdachte en zijn mededaders hebben door hun handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Het is algemeen bekend dat de ervaring van een dergelijke gebeurtenis ernstige psychische gevolgen heeft voor het betrokken slachtoffer en zijn omgeving.
De ontvoering is ook voor de getuigen in de coffeeshop uitermate beangstigend en bedreigend geweest en zij zullen zeer waarschijnlijk ook nog lange tijd de psychische gevolgen daarvan hebben ondervonden of nog steeds ondervinden.
Dit soort feiten veroorzaakt bovendien angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Voor een feit als het onderhavige kan dan ook slechts een gevangenisstraf voor de duur van jaren als een passende bestraffing gelden.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel Justitiële Documentatie van 28 oktober 2010. Hieruit blijkt dat verdachte in een recent verleden is veroordeeld wegens een feit strafbaar gesteld in de Wet wapens en munitie, en in een verder gelegen verleden wegens vermogensdelicten met geweld, die in het uittreksel staan omschreven als 'overvallen woningen'.
Gezien het feit dat de rechtbank komt tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde, wijkt de rechtbank af van de eis van de officier van justitie. Gelet op hetgeen in vergelijkbare gevallen wordt opgelegd komt de rechtbank tot na te noemen onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47 en 282 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het subsidiair bewezenverklaarde
Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.P.E. Meewisse, voorzitter,
mrs. H.P.H.I. Cleerdin en F.J. van de Poel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.M. Noomen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 november 2011.
i Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
ii P. 235 (rubriek Bevindingen).
iii P. 4 (rubriek Getuigen).
iv P. 47 en 50 (rubriek Bevindingen).
v P. 6 (rubriek Getuigen).
vi P. 50 (rubriek Bevindingen).
vii P. 25 (rubriek Getuigen).
viii P. 50 en 51 (rubriek Bevindingen).
ix Zie noot 7, p. 14 en p. 17 (rubriek Getuigen).
x P. 51 (rubriek Bevindingen).
xi P. 6 en p. 25 (rubriek Getuigen).
xii P. 77 (rubriek Bevindingen).
xiii P. 17 en 18 (rubriek Forensische opsporing).
xiv P. 2 (rubriek Forensische opsporing).
xv P. 17 (rubriek Forensische opsporing).
xvi P. 194 (rubriek Forensische opsporing).
xvii P. 25 (rubriek Getuigen).
xviii P. 6 (rubriek Getuigen).
xix P. 3 (rubriek Getuigen).
xx P. 9 (rubriek Bevindingen).
xxi P. 19 en 21 (rubriek Forensische opsporing).
xxii P. 58 (rubriek Getuigen).
xxiii P. 11 (rubriek Bevindingen).
xxiv P. 20 (rubriek Forensische opsporing).
xxv P. 136 t/m 142 (rubriek Forensische opsporing).
xxvi P. 144 t/m 149 (rubriek Forensische opsporing).
xxvii Een geschrift, zijnde een afschrift van een proces-verbaal, p. 14 t/m 17 (rubriek Bevindingen).
xxviii P. 20 t/m 22 (rubriek Bevindingen).
xxix P. 20 en 21 (rubriek Forensische opsporing).
xxx P. 231 t/m 234 (rubriek Forensische opsporing).
xxxi Een geschrift, Pro Justitia, aanvankelijk pv nr.: TG.10.L9.001485/2010 d.d. 23/03/2010, ongenummerde blz. (rubriek Aanvulling dossier vanuit België).
xxxii Een geschrift, Pro Justitia, navolgend proces-verbaal 001738/2010 - 24-03-2010, ongenummerde blz. (rubriek Aanvulling dossier vanuit België).
xxxiii P. 139 (rubriek Bevindingen).
xxxiv P. 236 (rubriek Bevindingen).
xxxv P. 241 (rubriek Bevindingen).