RECHTBANK AMSTERDAM
Beschikking op het op 28 oktober 2010 ingekomen en onder rekestnummer
HA RK 10-1142 ingeschreven verzoek van :
[ ] en [ ],
wonende te [ ],
verzoekers,
welk verzoek strekt tot wraking van [ ], rechter te Amsterdam, hierna: de rechter.
1. Verloop van de procedure
Per fax van 28 oktober 2010, ontvangen voor de aanvang van de zitting op die dag, hebben verzoekers verzocht om wraking van de rechter.
De rechter was belast met de behandeling ter zitting van de enkelvoudige kamer van de Sector Bestuursrecht, van de zaak met nummer AWB [ ]. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Hieruit blijkt dat de rechter bij aanvang van de zitting de verschenen wederpartij van verzoekers terstond heeft geïnformeerd over de ontvangst van het wrakingsverzoek. De wederpartij heeft aangegeven bezwaar te hebben tegen een filmopname van de zitting. Vervolgens is de behandeling geschorst.
De rechter heeft een – ongedateerde - schriftelijke reactie ingezonden. Zij heeft meegedeeld niet in de wraking te berusten.
Voormeld proces-verbaal en voormelde schriftelijke reactie van de rechter zijn bij brief van 9 november 2010 aan verzoekers toegezonden.
Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 12 november 2010, waar verzoekers niet zijn verschenen. Tijdens die zitting heeft de bode een fax overhandigd waaruit blijkt dat verzoekers een verzoek hebben ingediend tot wraking van de wrakingskamer. De behandeling is daarop geschorst. Er is een proces-verbaal opgemaakt dat aan verzoekers en de rechter is toegezonden. Dít wrakingsverzoek is door een andere Kamer bij beslissing van 30 december 2010 afgewezen.
Nadat de behandeling op 14 januari 2011 op verzoek van verzoekers is aangehouden, is het verzoek op 4 maart 2011 behandeld in aanwezigheid van verzoekers. Daarbij is de rechter, zoals tevoren meegedeeld, niet verschenen.
Verzoekers hebben een pleitnota overgelegd. Voorts hebben zij, nadat daarvoor na een korte schorsing toestemming was verleend door de rechtbank, een foto van de behandelend rechters genomen.
2.1 In artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt, op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
2.2 Verzoekers hebben voldaan aan het vereiste in artikel 8:16 van de Awb, dat het verzoek moet worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden, zodat zij ontvankelijk zijn in hun verzoek.
2.3 Uit het verzoekschrift blijkt dat het verzoek tot wraking is gebaseerd op de volgende gronden:
a. Dat de rechter niet instemde met het maken van film- en geluidsopnamen ter zitting, terwijl er in een strafzaak tegen een politicus en het daarin ingestelde verzoek tot wraking, wel gefilmd mocht worden.
b. De weigering om van tevoren de naam van de behandelend rechter mee te delen.
Voor zover van belang wordt hierna nader op deze gronden ingegaan.
2.4 Ter zitting van 4 maart 2011 hebben verzoekers de gronden nog aangevuld. Niet is gebleken dat verzoekers deze nadere gronden niet eerder hadden kunnen aanvoeren. Gelet hierop en omdat in het derde lid van artikel 8:16 van de Awb is bepaald dat alle feiten of omstandigheden tegelijk moeten worden voorgedragen, komen deze gronden als te laat aangevoerd niet voor bespreking in aanmerking.
2.5 In een wrakingsprocedure als deze dient te worden onderzocht of er sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Hierbij stelt de rechtbank voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker bestaande vrees dat de rechter niet onpartijdig is dan wel een vooringenomenheid koestert, objectief gerechtvaardigd is. Aan de hand van deze maatstaf zal het verzoek worden beoordeeld. Van tekortschietende onpartijdigheid is slechts sprake indien factoren die niet volgen uit (de bestudering van) de zaak zelf, op de beslissing invloed zouden hebben gehad.
2.6 Het toestaan of weigeren van een verzoek om te mogen filmen tijdens de zitting is een processuele beslissing. Het instituut van de wraking is niet bedoeld als rechtsmiddel tegen processuele beslissingen. De weigering om dat in dit geval toe te staan, kan niet als een feit of omstandigheid worden aangemerkt waaruit voorin¬ge¬no¬menheid van de rechter jegens verzoekers zou kunnen blijken.
2.7 Verzoekers hebben aangegeven dat zij niet gelijk worden behandeld als de partijen in het proces Wilders, waar wel filmopnamen zijn toegestaan. Dit was echter geen gelijk geval, omdat in het proces Wilders alleen aan de NOS toestemming is gegeven om filmopnamen te maken, en niet aan partijen zelf.
2.8 Hoewel de klacht dat de naam van de rechter desgevraagd niet vóór de zitting is verstrekt aan verzoekers op zichzelf gegrond is, betekent dit niet dat daardoor bij verzoekers een objectief gerechtvaardigde vrees kan zijn ontstaan dat de rechter bij de behandeling van de zaak niet onpartijdig zal zijn.
3. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
- wijst het verzoek tot wraking af.
Aldus gegeven door mr. G.H. Marcus, voorzitter, en mrs. R.H. de Vries en
Y.A.A.G. de Vries, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 maart 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 8:18, vijfde lid, AWB, geen rechtsmiddel open.