RECHTBANK AMSTERDAM
SECTOR KANTON - LOCATIE AMSTERDAM
Kenmerk : CV 10-42596.3
Datum : 14 november 2011
568/mvu
Vonnis van de kantonrechter
1. De vereniging FNV KUNSTEN, INFORMATIE EN MEDIA
gevestigd te Amsterdam
2. De vereniging CNV DIENSTENBOND
gevestigd te Hoofddorp
3. [eiser sub 3]
wonende te [woonplaats]
4. [eiser sub 4]
wonende te [woonplaats]
5. [eiser sub 5]
wonende te [woonplaats]
eisers in conventie/verweerders in reconventie
eisers in het provisionele incident
nader te noemen FNV c.s.
gemachtigde: mr. G.A. Tsiris
DE ONDERNEMINGSRAAD ROTATIEDRUKKERIJ VOORBURGWAL
gevestigd te Amsterdam
nader te noemen de OR
gevoegde partij aan de zijde van FNV c.s.
gemachtigde: mr. N. Ruiter
de naamloze vennootschap TELEGRAAF MEDIA GROEP N.V.
gevestigd te Amsterdam
gedaagde in conventie/eiseres in reconventie
verweerder in het provisionele incident
nader te noemen TMG
gemachtigde: mr. R.S. de Vries
DE CENTRALE ONDERNEMINGSRAAD VAN DE TELEGRAAF MEDIA GROEP N.V.
gevestigd te Amsterdam
nader te noemen de COR
gevoegde partij aan de zijde van TMG
gemachtigde: mr. M.M. Govaert
(VERDER) VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Op 23 mei 2011 is in deze zaak een vonnis gewezen. Voor het verloop van de procedure tot deze datum wordt kortheidshalve naar dit vonnis verwezen.
Vervolgens zijn ingediend:
- de conclusie in de hoofdzaak in conventie en in reconventie in het (provisionele) incident van de OR met producties;
- de akte met producties van TMG;
- de akte met een vergroting van een eerdere productie van TMG;
- de conclusie in de hoofdzaak in conventie en in reconventie en in het provisionele incident van de COR;
- een verzoek van TMG tot verwijzing naar de meervoudige kamer;
- de akte van FNV c.s.;
- de akte van de OR;
- de akte van COR.
De kantonrechter heeft bij rolmededeling van 5 september 2011 afwijzend beslist op het verzoek van TMG tot verwijzing naar een meervoudige kamer. Vervolgens heeft op 12 september 2011 een bijeenkomst van partijen plaatsgevonden. Daarbij zijn verschenen zijn:
- [vertegenwoordiger FNV] voor FNV, [vertegenwoordiger CNV] voor CNV, [eiser sub 5] en [eiser sub 4], bijgestaan door mr. G.A. Tsiris,
- [vertegenwoordiger OR] voor de OR, bijgestaan door mr. N. Ruiter,
- [vertegenwoordiger TMG] voor TMG, bijgestaan door mr. R.S. de Vries en mr. M.J. van Herwerden,
- [vertegenwoordiger COR] voor de COR, bijgestaan door mr. M.M. Govaert en mr. F.W. van Herk.
TMG, FNV en de COR hebben - op voorhand aan de kantonrechter en de overige partijen gezonden - stukken ingediend. Ieder van partijen heeft zijn/haar standpunten nader toegelicht aan de hand van aan de kantonrechter overgelegde (pleit)notities. Partijen hebben geantwoord op door de kantonrechter gestelde vragen.
Vervolgens is vonnis bepaald op heden.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
De feiten en omstandigheden
Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat vast:
1.1 TMG staat aan het hoofd van een groep ondernemingen die actief zijn in de media-, communicatie-, entertainment- en informatie-industrie. Zij is lid van het Koninklijk Verbond van Grafische Ondernemingen (het KVGO), de ondernemingsvereniging voor werkgevers in de communicatieindustrie.
1.2 Binnen het TMG-concern zijn circa 2.800 medewerkers werkzaam, waaronder [eiser sub 5], [eiser sub 4] en [eiser sub 3]. Deze drie werknemers zijn werkzaam bij werkmaatschappij B.V. Rotatiedrukkerij Voorburgwal (hierna: de RDV).
1.3 Voor de werkmaatschappijen van TMG zijn verschillende ondernemingsraden ingesteld. Voor de RDV en BV Drukkerij Noord Holland is daarnaast een groepsondernemingsraad (hierna: de GOR) ingesteld. Tenslotte is voor het TMG-concern een centrale ondernemingsraad (de COR) ingesteld.
1.4 Op de arbeidsovereenkomsten tussen TMG en haar werknemers zijn verschillende collectieve arbeidsovereenkomsten van toepassing. Een van deze collectieve arbeidsovereenkomsten betreft de Grafimedia CAO. De vakbonden FNV en CNV zijn als partij bij deze CAO betrokken.
1.5 De Grafimedia CAO kent een zogenaamde gelaagde structuur van arbeidsvoorwaardenvorming. In de CAO voor de periode 1 februari 2007 tot 31 januari 2010 (algemeen verbindend verklaard bij besluit van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 4 juni 2008) valt te lezen:
1.4.1. Gelaagde structuur van arbeidsvoorwaardenvorming
Deze CAO voorziet in een gelaagde structuur van arbeidsvoorwaardenvorming, waarbij bindende afspraken op centraal en op sectorniveau worden geregeld in deel A. en B. van deze CAO. Uitsluitend in deel A. van deze CAO worden primaire en harde secundaire arbeidsvoorwaarden opgenomen. In de vorm van decentrale afspraken, als bedoeld in de artikelen 1.4.4. en 1.4.5., worden voorwaarden en ruimte geschapen voor maatwerk en flexibiliteit op het niveau van de onderneming.
(…)
1.4.4 Decentrale afspraken
1. Per onderneming worden tussen werkgever en werknemers nadere afspraken gemaakt over de invulling van de bepalingen van de in deze CAO daartoe aangegeven onderwerpen. Dergelijke afspraken worden in deze CAO aangeduid als decentrale afspraken.
2. De in het vorige lid bedoelde decentrale afspraken hebben betrekking op de volgende onderwerpen:
(…)
4. Decentrale afspraken hebben in beginsel dezelfde looptijd als deze CAO, tenzij uit (de) afspraken blijkt, dat werkgever en werknemers iets anders zijn overeengekomen. (…)
(…)
6. Decentrale afspraken zijn bindend voor werkgever en werknemer indien zij tot stand zijn gekomen op de voorgeschreven wijze. Anders tot stand gekomen decentrale afspraken op ondernemingsniveau die een invulling van de CAO beogen zijn nietig. Eveneens zijn deze afspraken nietig die in strijd zijn met deze CAO of die niet voor decentraal overleg in aanmerking komen (zie lid 2 van dit artikel).
1.4.5 Bevoegdheid bij decentrale afspraken
1. De bevoegdheid om decentrale afspraken te maken vloeit rechtstreeks voorts uit deze CAO en berust bij werkgever en werknemers, die onder deze CAO vallen, van een onderneming.
2. De bevoegdheid om decentrale afspraken te maken en hierover overleg te voeren berust zijdens de:
• werkgever bij de directie dan wel een door haar aangewezen functionaris;
• werknemers bij de personeelsvergadering cq. de wettelijk geregelde werknemers-vertegenwoordiging.
3. Voor ondernemingen met meer dan 50 werknemers voert de Ondernemingsraad (OR), als wettelijke vertegenwoordiging namens de werknemers, het overleg krachtens lid 2 van dit artikel. Op dit overleg zijn de bepalingen van de Wet op de Ondernemingsraden (WOR) overeenkomstig van toepassing.
4. (…)
1.4.6.Procedure bij decentrale afspraken
Werkgever en OR zijn ieder voor zich bevoegd voorstellen te doen in het kader van decentrale afspraken. Ten aanzien van de door de werkgever in dit kader voor overleg met de OR (…) ingebrachte voorstellen geldt het volgende.
1. De werkgever en OR leggen samen een werkwijze vast voor overleg en besluitvorming. Hierbij worden in ieder geval afspraken gemaakt over het tijdstip van besluitvorming, de tijd die de OR heeft voor intern overleg en voor raadpleging van zijn achterban, en over voorzieningen die deze raadpleging mogelijk maken.
2. Indien de OR tot de conclusie komt, dat het voorgenomen besluit onvoldoende draagvlak heeft bij de werknemers (…) heeft de OR één keer het recht het voorgenomen besluit met redenen omkleed terug te verwijzen naar de werkgever. In dat geval neemt de werkgever zijn voorstel in heroverweging.
3. Indien over een door de werkgever ingediend voorstel geen overeenstemming wordt bereikt, terwijl de werkgever van mening is dat er zwaarwegende redenen bij om tot een besluit te komen in de door hem voorgestelde zin, dan kan hij dit ter bemiddeling voorleggen aan de door CAO-partijen ingestelde paritaire Commissie Decentrale Afspraken. Indien deze bemiddeling niet leidt tot overeenstemming, dan beslist de commissie in de vorm van een bindend advies.
4. Een tussen werkgever en OR gemaakte afspraak wordt schriftelijk vastgelegd (in correspondentie of anderszins) en ter kennis gebracht van werknemers, waarvoor de afspraak geldt. Het in lid 3 van dit artikel bepaalde geldt mutatis mutandis eveneens ten aanzien van door de OR in dit kader ingebrachte voorstellen.
1.4.7. Overige bepalingen
1. In een onderneming met meerdere ondernemingsraden kan krachtens de WOR een Groepsondernemingsraad (GOR) of een Centrale Ondernemingsraad (COR) zijn ingesteld.
Voorstellen in het kader van decentrale afspraken kunnen door de werkgever worden ingediend bij het hoogste orgaan van wettelijk vertegenwoordigend overleg krachtens de WOR, tenzij dit voorstel in overwegende mate betrekking heeft op werknemers die werkzaam zijn in een bedrijfsonderdeel/-delen, die door een lager orgaan van vertegenwoordigend overleg worden vertegenwoordigd. (…)
1.6 Bij de totstandkoming van de Grafimedia CAO in 1997 werd een nieuwe belonings- en toeslagensystematiek (BETSY) ingevoerd. In dat kader werd ook de mogelijkheid geopend om decentraal invoeringsafspraken te maken. In een destijds door het KVGO uitgebrachte brochure is hierover vermeld:
Twee randvoorwaarden
Werkgevers en werknemers hebben vanaf het begin aan de invoering van BETSY twee algemene randvoorwaarden gesteld. Zo wilden ze voorkomen dat de invoering van een nieuwe beloningsstructuur tot ongewenste effecten zou leiden voor de bestaande arbeidskosten in bedrijven en voor de salarissen van in dienst zijnde werknemers.
[(…) randvoorwaarden (…):
- de hoogte van de werkelijke beloning van reeds in dienst zijnde werknemers zal niet nadelig beïnvloed worden door de nieuwe functie-indeling en de daaraan gekoppelde beloningsstructuur; en
- de daadwerkelijke invoering van de beloningsstructuur mag in principe niet leiden tot hogere salariskosten. (kostenneutraliteit per onderneming).
(…)]
De eerste randvoorwaarde heeft dus betrekking op de invoering van de beloningsstructuur zelf. Hierbij gaat het om de afspraken over de salarissen voor hen die werken in dagdienst. De toeslagen zijn hier dus niet vermeld. De conclusie is gerechtvaardigd dat de consequenties van de invoering van de toeslagenregeling van een andere orde worden geacht.
Maatwerk
CAO-partijen kwamen tot de gezamenlijke conclusie dat de invoering van een tweetal nieuwe systemen voor de beloningssamenstelling en -hoogte niet op bedrijfstakniveau geregeld kon worden, zeker niet als aan de twee randvoorwaarden moet worden voldaan. Daarvoor waren de huidige en wenselijke situaties op dit terrein binnen de verschillende grafimedia bedrijven te divers. Een en ander vraagt om maatwerk op bedrijfsniveau, dat door middel van decentraal overleg tot stand komt.
Daarom staan er in de Mantel-CAO geen gebods- en verbodsbepalingen over de invoering van BETSY, maar meer richtinggevende uitgangspunten die middels decentraal overleg tot een evenwichtig pakket van afspraken moeten leiden. In Protocollaire bepaling P.2 treft u de genoemde randvoorwaarden en uitgangspunten aan. (…)
BER
In het kader van de invoering van BETSY moet ook een nieuw begrip worden geïntroduceerd: de bedrijfseigen regelingen (BER). Deze specifieke regelingen bepalen (tot nu toe) mede de hoogte en de samenstelling van het salaris en de eventuele toeslag van in dienst zijnde werknemers.
Wat zijn bedrijfseigen regelingen? Bedrijfseigen regelingen zijn afspraken voor individuele of groepen werknemers die binnen een bedrijf zijn gemaakt boven of naast de (oude) CAO en die direct van invloed zijn op het loon of salaris. De regelingen kunnen structureel of incidenteel zijn, schriftelijk vastgelegd of aantoonbaar door ‘bestendig gebruik’.(…)
Deze BER kunnen een brugfunctie vervullen om de twee genoemde randvoorwaarden met elkaar in evenwicht te brengen. Bij de invoering van BETSY kunnen bedrijven deze afspraken continueren, aanpassen of laten vervallen. (…)
Bedrijfseigen regelingen behoren per definitie tot het domein waarover in de bedrijven decentraal overleg BETSY wordt gevoerd. Het is daarbij zaak om te bepalen of en in welke vorm nieuwe bedrijfseigen regelingen passen in het nieuwe beloningsbeleid van de onderneming. (…)
1.7 Aan de mogelijkheid tot het maken van invoeringsafspraken met betrekking tot BETSY was een termijn verbonden. Met inbegrip van een uitstel¬mogelijkheid werd 31 december 2000 als definitieve afrondingsdatum vastgesteld. De bepalingen met betrekking tot de invoeringsafspraken hebben hierop een plaats gekregen in de zogenaamde protocollaire bepalingen van de Grafimedia CAO:
P1 EINDDATUM IN PROTOCOLLAIRE BEPALINGEN
P-bepalingen zijn in principe tijdelijk van aard.
Per P-bepaling wordt bepaald of er sprake is van een einddatum, die vervolgens in de P-bepaling wordt vermeld.
De historische bepalingen zijn cursief weergegeven. Deze bepalingen zijn opgenomen in deze CAO om inzichtelijk te maken welke invoeringsafspraken in het verleden bij de invoering van het nieuwe beloningssysteem en herindeling functies konden worden gemaakt.
P2 INVOERINGSAFSPRAKEN HERINDELING FUNCTIES (HIF) en BELONINGSSTRUCTUUR EN TOELSAGENSYSTEMATIEK (BETSY)
1. Herindeling functies bij invoering grafimedia CAO
(…)
2. Vaststelling nieuwe beloning bij invoering beloningsstructuur en toeslagensystematiek
Aansluitend op de Herindeling van de functies (HIF), vond decentraal overleg over de invoering van de Beloningsstructuur en de Toeslagensystematiek (BETSY) plaats. Met inbegrip van een uitstelmogelijkheid werd 31 december 2000 als definitieve afrondingsdatum vastgesteld. Op het decentraal overleg over de invoering van BETSY waren de bepalingen onder de navolgende punten 2.2. en 2.3. van toepassing. Deze bepalingen zijn per 1 februari 2000 vervallen en geïntegreerd in de hoofdstukken 2 en 3 van de mantelbepalingen. (…)
2.2 Decentrale invoeringsafspraken
De decentrale invoeringsafspraken hadden in ieder geval betrekking op eventuele verschillen in hoogte en samenstelling tussen:
enerzijds de nieuwe salarissen, berekend volgens beloningsstructuur en toeslagensystematiek, beide volgens de nieuwe CAO, en anderzijds de tot dan geldende salarissen, berekend op basis van de te vervangen systematiek. De hoogte en de samenstelling van de laatstgenoemde salarissen werden mede bepaald door bedrijfseigen regelingen. Deze regelingen en de daaruit voortvloeiende salarisbestanddelen werden tevens betrokken bij het maken van decentrale afspraken over de eventuele verschillen tussen alle nieuwe salarisbestanddelen tezamen ten opzichte van de optelsom van alle tot dan toe geldende salarisbestanddelen.
Decentrale invoeringsafspraken werden gemaakt met inachtneming van de volgende door CAO-partijen vastgelegde afspraken:
De hoogte van de werkelijke beloning van reeds in dienst zijnde werknemers wordt niet nadelig beïnvloed door de invoering van de nieuwe functie-indeling en de daaraan gekoppelde beloningsstructuur.
De daadwerkelijke invoering van de nieuwe beloningsstructuur mag in principe niet leiden tot hogere salariskosten.
Over bedrijfseigen regelingen worden in ondernemingen decentrale afspraken gemaakt.
Bedrijfseigen regelingen kunnen worden herzien, omdat daaraan de basis, zijnde de vóór de invoering geldende CAO-afspraken, is ontvallen.
Bedrijfseigen regelingen konden gelden voor alle, voor groepen of voor individuele in dienst zijnde werknemers. Deze regelingen konden structureel of incidenteel zijn, schriftelijk vastgelegd of aantoonbaar indien sprake was van bestendig gebruik.
3. Afspraken na invoering beloningsstructuur en toeslagensystematiek
De in het kader van de invoering van BETSY gemaakte decentrale afspraken conform het daartoe vastgelegde in deze Protocollaire Bepaling, de punten 2.2. en 2.3., blijven op zowel centraal als decentraal niveau volledig gerespecteerd.
(…)
1.8 Bij TMG is destijds niet (althans niet voor al haar werkmaatschappijen) van de mogelijkheid tot het maken van decentrale afspraken met betrekking tot de invoering van BETSY gebruik gemaakt. Hierdoor bleef een deel van de werknemers van TMG een loon ontvangen dat uitsteeg boven het niveau van de beloningsstructuur en toeslagensystematiek van de Grafimedia CAO.
1.9 Op 26 juni 2009 heeft tussen de partijen bij de Grafimedia CAO een overleg plaatsgevonden (hierna: het Hoevelaken-overleg) waarbij gesproken is over de mogelijkheid van een beperking van arbeidskosten. Afgesproken werd dat de bestaande Grafimedia CAO in stand zou blijven, inclusief een overeengekomen verhoging van 2,75% per 1 juli 2009 en de looptijd tot 1 februari 2010. In het verslag van de secretaris van de werkgevers¬delegatie van het overleg is verder vermeld:
• (…)
• Voorts heeft de CID [de Commissie Interpretatie en Dispensatie; kantonrechter] van CAO-partijen de opdracht gekregen een algemene dispensatie te verlenen aan alle bedrijven om, tijdelijk, tot 1 januari 2010, in decentraal overleg de invoeringsafspraken m.b.t. BETSY (…) die leiden tot een PT (persoonlijke toeslag) alsnog te maken dan wel te herzien.
• Het decentraal overleg, dat wezenlijk onderdeel uitmaakt van de arbeidsvoorwaardenvorming in de grafimedia CAO, zal in deze tijden van economische crisis ten volle moeten worden benut om, binnen de kaders van de CAO, afspraken met het vertegenwoordigend overleg te kunnen maken, die leiden tot een besparing op arbeidskosten. Werknemersorganisaties hebben in dit kader aangegeven dat zij decentrale afspraken, die in dit kader op ondernemingsniveau op democratische wijze worden gemaakt en gebaseerd zijn op een breed draagvlak binnen de onderneming, zullen respecteren.
• De uitzonderlijke situatie in de bedrijfstak vraagt om uitzonderlijke maatregen die er ondermeer toe moeten leiden dat werknemers worden begeleid naar ander werk binnen of buiten de branche. Vanuit de ROGB (Raad voor overleg in de Grafimedia Branche) zal opdracht worden gegeven te onderzoeken hoe en op welke wijze een mobiliteitscentrum op brancheniveau kan worden ingericht.(…)
1.10 In de Grafimedia CAO voor de periode 1 februari 2007 - 31 januari 2010 is met betrekking tot de CID onder meer bepaald:
1.7.1 Commissie Interpretatie en Dispensatie
In de grafimedia branche is ingesteld de Commissie Interpretatie en Dispensatie met bevoegdheden op het gebied van dispensatie en interpretatie van bepalingen van de grafimedia CAO. (…)
1.7.2 Dispensatie van CAO-bepalingen
De Commissie Interpretatie en Dispensatie is, ook als de CAO deze mogelijkheid niet met name noemt, bevoegd om in op zichzelf staande en bijzondere gevallen, afwijkingen en vrijstellingen van bepalingen van deze CAO toe te staan, al dan niet over een daarbij vast te stellen termijn.
1.11 Bij brief van 6 juli 2009 heeft de ROGB aan de CID verzocht om op de voet van artikel 1.7.2. van de Grafimedia CAO tijdelijk, tot 1 januari 2010, een algemene dispensatie te verlenen aan alle bedrijven die onder de Grafimedia CAO vallen om alsnog in decentraal overleg invoeringsafspraken over BETSY te mogen maken, dan wel de reeds in dat kader gemaakte afspraken te mogen herzien.
1.12 De CID heeft dit verzoek bij brief van 7 juli 2009 toegewezen, overwegend als volgt:
Onder meer gelet op de context van uw verzoek deelt de Commissie Interpretatie en Dispensatie u ter zake van uw verzoek mede dat zij tot 1 januari 2010 aan alle bedrijven die onder de werkingssfeer van de grafimedia CAO vallen algemene dispensatie verleent van de (in het verleden) bepaalde afrondingsdata voor het maken van invoeringsafspraken Beloningsstructuur en Toeslagensystematiek teneinde alsnog invoeringsafspraken met betrekking tot de Beloningsstructuur en Toeslagensystematiek te maken dan wel te herzien en voor zover nodig aan alle bedrijven die onder de werkingssfeer van de grafimedia CAO vallen de mogelijkheid te openen tijdig gemaakt de invoeringsafspraken beloningsstructuur en Toeslagensystematiek (BETSY) te herzien.
Dit betekent feitelijk dat tijdelijk, tot 1 januari 2010, de historische waarde van de bepalingen in de paragrafen 2.2 (decentrale invoeringsafspraken), 2.3.1 (inschaling algemeen) en 2.3.2 (inschaling) die in de grafimedia CAO zijn genomen onder Protocollaire bepalingen P2, wordt opgeheven.
Aldus is er met andere woorden tijdelijk een mogelijkheid om alsnog in decentraal overleg, met in achtneming van de (historische) tekst in Protocollaire bepaling P2, onder sub 2.2, sub 2.3.1 en sub 2.3.2 van de grafimedia CAO 2007-2010, invoeringsafspraken over de Belonings- en Toeslagensystematiek (BETSY) die leiden tot een persoonlijke toeslag (PT) te maken, dan wel reeds gemaakte invoeringsafspraken waarin geen mogelijkheid tot wijziging was opgenomen te herzien, mits het overleg over het invoerings- en/of wijzigingstraject voor 1 januari 2010 volledig is afgerond.
1.13 TMG heeft op 24 september 2009 een bericht op haar interne communicatiekanaal “Circuit” geplaatst, waarin zij haar medewerkers liet weten dat er initiatieven bestonden om te komen tot beperking van personeelskosten en dat daarbij onder meer gekeken werd naar de aanpak van bovenmatige salarissen. In de eerste helft van oktober 2009 heeft TMG voorts zogenaamde zeepkistsessies gehouden, waarbij zij de positie van TMG in de markt en de noodzaak om te komen tot een beperking van personeelskosten heeft toegelicht.
1.14 Op 29 september 2009 heeft TMG een voorstel aan de COR gestuurd om te komen tot decentrale afspraken met betrekking tot de bovenmatigheid van salarissen. Hierover is gesproken tijdens overlegvergaderingen op 8 en 15 oktober 2009. TMG heeft voorts bij brief van 23 oktober 2009 op vragen van de COR geantwoord.
1.15 Op 28 oktober 2009 heeft de COR afwijzend op het voorstel van TMG gereageerd. De COR heeft aan TMG laten weten dat er wat hem betreft een nieuw plan gemaakt moet worden, dat gecommuniceerd moet worden met de achterban, en dat TMG met de vakbonden moet onderhandelen, omdat bij hen de verantwoordelijkheid voor de primaire arbeidsvoorwaarden ligt. De COR heeft op dezelfde datum verslag van zijn mededeling aan TMG gedaan op Circuit.
1.16 Bij e-mail van 6 november 2009 heeft de COR aan de vakbonden verzocht te laten weten of zij het overleg over de bovenmatigheid van salarissen binnen TMG willen gaan voeren. De vakbonden hebben - kort gezegd - afwerend op dit verzoek gereageerd.
1.17 Op 17 november 2009 heeft een extra vergadering van de COR plaatsgevonden. De COR heeft hierna het volgende bericht op Circuit geplaatst:
De COR heeft bij nader inzien besloten te onderhandelen met de Raad van Bestuur over de aanpak van de bovenmatigheid
Na de extra COR-vergadering op 28 oktober waar de COR het voorstel van de Raad van Bestuur over het reduceren van bovenmatigheid heeft afgewezen en verder overleg in handen van de bonden wilde leggen, is er het een en ander gebeurd. De bonden attendeerden de COR op het feit dat zij, door de verleende dispensatie, geen onderhandelingspartner zijn. Dat de verantwoordelijkheid ten aanzien van het onderwerp bij de COR ligt. Wel willen zij een adviserende rol spelen. De COR heeft naar aanleiding van het antwoord van de bonden besloten nut en noodzaak met betrekking tot het voorstel te laten uitzoeken. Een financieel specialist is met de Raad van Bestuur gaan praten, hij heeft alle, voor het onderwerp relevantie, cijfers in mogen kijken. Het advies van de financiële expert en de houding van de bonden hebben de COR doen besluiten zijn verantwoording te nemen en de onderhandeling in te gaan over het voorstel de bovenmatigheid van de TMG-salarissen te reduceren. (…)
1.18 Bij brief van 18 november 2009 aan TMG heeft de COR zijn bezwaren tegen het eerste voorstel nog eens nader toegelicht. De COR heeft voorts aan TMG laten weten:
(…) Nader onderzoek bij de verschillende vakbonden heeft inmiddels opgeleverd dat zij blijven bij het standpunt dat de zaak nu bij de medezeggenschap op decentraal niveau ligt.
Op basis van het bovenstaande hebben wij u daarom verzocht te komen met een nieuw, aangepast voorstel. Nadat het nieuwe plan door u of HRM bekend zal zijn gemaakt kan de COR dan op enige wijze de medewerkers raadplegen om vast te stellen of er wel voldoende draagvlak zou zijn.
(…)
De COR heeft het overleg met u/HRM gedelegeerd aan de HRM+commissie (7 personen). (…) De COR+ commissie heeft volledig mandaat om met u te overleggen en kent zijn onderhandelingsruimte. Een principeakkoord zal altijd aan de gehele COR ter goedkeuring worden voorgelegd.
1.19 Op 20 november 2009 heeft een overlegvergadering tussen de HRM+commissie en TMG plaatsgevonden. In de notulen van deze vergadering is vermeld:
(…)
1. Op korte termijn de organisatie iets vertellen over de bovenmatigheid en dat er wordt overlegd met de COR over de aanpak hiervan. Om onrust te voorkomen zal er globaal iets over het voorstel worden gezegd. De COR krijgt vooraf het stuk te zien. Het stuk zal fasegewijs - via de directies, hoofden P&O en leidinggevenden - naar alle medewerkers in de organisatie worden gecommuniceerd. Op deze manier krijgt de COR meer ruimte om met zijn achterban te communiceren.
2. Als er voorstel ligt waarbij beide partijen bij elkaar in de buurt komen, zal er meer over de inhoud worden gecommuniceerd. Dit wordt afgestemd met de COR zodat er een moment gecreëerd kan worden waarop de achterban meer inhoudelijk kan communiceren en de COR de achterban kan raadplegen.
(…)
1.20 TMG heeft op 25 november 2009 een aangepast voorstel met betrekking tot de aanpak van de bovenmatigheid aan de COR gezonden, waarna op 27 november 2009 opnieuw een overleg plaatsvond tussen de HRM+commissie en TMG.
1.21 Op 3 december 2009 heeft TMG in overleg met de HRM+commissie een mededeling op Circuit geplaatst waarin de hoofdlijnen van het voorstel van TMG werden beschreven:
De Raad van Bestuur van TMG wil in de komende weken afspraken met de Centrale Ondernemingsraad (COR) over de aanpak van bovenmatigheid. Wat zijn de hoofdlijnen van de aanpak die TMG voorstelt?
1. Maandsalaris blijft gelijk
Tot het moment dat de persoonlijke toeslag is ‘ingelopen’ zal een maandsalaris met een bovenmatig deel niet groeien.
2. Een bevroren maandsalaris bestaat uit twee delen
Tijdens de periode dat een maandsalaris is ‘bevroren’ wordt het opgedeeld in twee delen: een persoonlijke toeslag en salaris. De persoonlijke toeslag is het deel van je maandsalaris dat hoger is dan het maximum van de schaal die hoort bij je functie. CAO-verhogingen over het maximum van de schaal worden verrekend met de persoonlijke toeslag. Die persoonlijke toeslag wordt dan dus kleiner. Zo blijft het totale maandsalaris gelijk. Voor het bovenmatige deel van het maandsalaris; de persoonlijke toeslag, gelden tijdens de ‘bevroren’ periode straks mogelijk andere regelingen met betrekking tot bijvoorbeeld de berekening van je 13e maand, recht op vakantietoeslag, winstdeling, pensioenopbouw, etc. Hoe dat precies zal werken is uitkomst van overleg met de COR.
3. Groei kan weer als het maandsalaris weer binnen de salarisschaal valt
Er is weer een mogelijkheid tot groei van een bovenmatig maandsalaris als het maximum van de betreffende schaal weer hoger is geworden dan het maandsalaris dat iemand ontvangt, bijvoorbeeld door CAO-verhogingen of indexatie. Kortom: een maandsalaris kan weer groeien als het niet meer bovenmatig is.
4. De grootste groep eerst
TMG streeft naar één beloningsbeleid voor alle medewerkers. De Raad van Bestuur gaat nu in gesprek met de COR over de salarissen die geregeld zijn door de Grafimedia CAO, de HAY-systematiek en salarissen waarvoor geen CAO van toepassing is. Het gaat hier om ongeveer 80% van alle TMG-collega’s.
(…)
Vervolgstappen
TMG wil nog dit jaar afspraken maken met de COR. Naar verwachting is rond de jaarwisseling meer duidelijk over de details van de aanpak van bovenmatigheid. Wanneer die afspraken ingaan is nu nog niet bekend. (…)
Hoe weet je of je maandsalaris bovenmatig is?
In 2008 zijn voor veel functies nieuwe of aangepaste functiebeschrijvingen gemaakt. In een aantal gevallen zijn die functies ingedeeld in een andere schaal. De meeste collega’s die een nieuwe functiebeschrijving en/of –indeling hebben hier inmiddels bericht over gekregen. Weet je niet of jouw salaris hoger is dan de schaal waarin hij is ingedeeld en of je salaris dus bovenmatig is? Neem dan contact op met je leidinggevende of met jouw HR-adviseur.
Meer informatie
De voorgestelde aanpak van bovenmatigheid roept vanzelfsprekend veel vragen op. Vanaf wanneer gaat het in? Hoe werkt dat precies bij jou? Wat betekent dit voor zaken als ziekte, pensioen, vakantietoeslag, etc.. Het is echter nu te vroeg om daar iets over te zeggen. Wanneer er meer bekend is word je geïnformeerd. Bespreek tot die tijd je mogelijke vragen of zorgen met je leidinggevende of met jouw HR-adviseur.
Mail de COR
Het is voor de COR, bij de gesprekken die zij met de RvB voert, van grote waarde om te weten wat de mening van collega’s is over de aanpak die TMG voorstelt. Is de aanpak duidelijk? Wat vind je van deze manier om de bovenmatigheid aan te pakken? De leden van de COR stellen het zeer op prijs als je jouw mening met hen deelt. Je kunt een mail sturen aan (…)
1.22 Op 4 en 8 december 2009 heeft opnieuw overleg tussen de HRM+commissie en TMG had plaatsgevonden.
1.23 Tijdens een overleg tussen de HRM+commissie en TMG op 10 december 2009 is vervolgens over een concept principe-akkoord gesproken, dat op een aantal punten afweek van het voorstel van TMG. In het verslag van deze vergadering is vermeld:
(…) De onderhandelingscommissie van de COR is uitgegaan van gelijkheid. Zowel in hoogte van het maximum salaris als in leeftijd. De gelijkheid blijft natuurlijk wel binnen de betreffende CAO’s. Er is wel nadruk gelegd op het feit dat er heel snel ook voor de rest van de medewerkers naar bovenmatigheid gekeken moet worden. De punten die de commissie heeft gekregen zijn:
• Een acceptatie van bovenmatigheid van 110 procent. Daarmee vervalt een deel van de bovenmatigheid. Degenen die niet bovenmatig zijn krijgen de mogelijkheid om bij zeer goed presteren door te groeien naar 110 procent net als in de HAY schaal.
• Geen leeftijdsonderscheid, dus ook afbouw van de bovenmatigheid voor 55- plussers.
• Pensioen en vakantiegeld worden berekend over het hele salaris.
• De afbouw van de bovenmatigheid wordt gemaximaliseerd op 2,5 procent.
• De bovenmatigheid kan voor drie jaar worden afgekocht, zonder terugbetalingsregeling bij vertrek.
Niet gekregen heeft de commissie:
• De PT wordt niet meegenomen in de berekening van de dertiende maand.
De commissie heeft wel als voorwaarde daaraan verbonden dat er niet meer over de dertiende maand gepraat wordt zolang er geen substantiële winstverwachting is.
De meest voorkomende vragen van medewerkers als reactie op het door de Raad van Bestuur op Circuit gepubliceerde plan zijn waarom de maatregel niet voor geheel TMG geldt en waarom de bonden hier geen zeggenschap in hebben. [vertegenwoordiger COR] zal alle vragen die aan de COR gericht zijn beantwoorden.
1.24 Het merendeel van de COR-leden heeft zich voor het bereikte concept-akkoord uitgesproken.
1.25 Op 11 december 2009 heeft een overlegvergadering tussen de HRM+commissie en TMG plaatsgevonden, waarvoor ook de vakbonden een uitnodiging hadden ontvangen. CNV heeft deze uitnodiging geaccepteerd. Voor haar was [vertegenwoordiger CNV] bij de vergadering aanwezig. De overige bonden zijn niet op de uitnodiging ingegaan.
1.26 [vertegenwoordiger CNV] heeft tijdens de vergadering laten weten dat de vakbonden van oordeel waren dat beslissingen over het te bereiken akkoord langs democratische weg moesten worden genomen, in die zin dat de achterban diende te worden geraadpleegd en dat een meerderheid van 51 procent met het akkoord moest instemmen. TMG en de COR meenden dat een dergelijke stemming niet noodzakelijk was. [vertegenwoordiger CNV] heeft tijdens de vergadering nader (telefonisch) overleg gepleegd met collega’s van de CNV en daarvan verslag gedaan aan de vergadering. Na de vergadering heeft voorts telefonisch overleg plaatsgevonden tussen de FNV en de voorzitter van de COR, mevrouw [vertegenwoordiger COR], plaatsgevonden. De COR heeft uit de reacties zijdens de CNV en FNV begrepen dat zij met het gevolgde proces akkoord waren.
1.27 Tijdens een vergadering op 15 december 2009 hebben de COR en TMG overeenstemming bereikt over een “Principe-akkoord op hoofdlijnen aanpak bovenmatigheid” (hierna: het Akkoord). De COR heeft het voorbehoud gemaakt dat, indien er in nog te houden bijeenkomsten met HRM-managers, de directies en de lokale ondernemingsraden nieuwe informatie naar voren zou komen, dit zo nodig tot aanpassing van het Akkoord zou kunnen leiden. TMG heeft hiermee ingestemd.
1.28 Bij e-mail van 15 december 2009 heeft de COR vervolgens een uitnodiging gezonden aan de ondernemingsraden van de werkmaatschappijen van TMG voor een bijeenkomst op 17 december 2009. Op deze datum vond ook een bijeenkomst plaats met de directies en HRM-managers van de werk¬maatschappijen. Verder werd op 17 december 2009 de integrale tekst van het Akkoord op Circuit geplaatst, met daarbij een toelichting met betrekking tot de wijzigingen ten opzichte van het voorstel waarvan de hoofdlijnen op 3 december 2009 bekend gemaakt waren. Hierbij werd nogmaals verzocht om reacties op het Akkoord per mail aan de COR te laten weten.
1.29 De COR heeft het Akkoord bij e-mail van 18 december 2009 aan de betrokken vakbonden gezonden.
1.30 Op 19 december 2009 heeft de COR via Circuit medegedeeld dat het Akkoord was getekend. Daarbij werd aangekondigd dat in januari 2010 zogenaamde uitlegsessies zouden plaatsvinden. Hierbij zou uitleg over het Akkoord worden gegeven, waarbij leden van de COR aanwezig zouden zijn.
1.31 Op 4 januari 2010 heeft een overleg over het Akkoord plaatsgevonden tussen TMG en de vakbonden. De vakbonden lieten weten zich niet in (de wijze van totstandkoming van) het Akkoord te kunnen vinden. Ook de OR heeft - onder meer bij memo van 12 januari 2010 - aan TMG bericht niet met het Akkoord in te stemmen.
1.32 TMG heeft hierop aan zowel de vakbonden als aan de OR laten weten dat en waarom naar haar oordeel het Akkoord wel rechtsgeldig en op een juiste wijze tot stand was gekomen. Nadere correspondentie en overleg tussen de betreffende partijen heeft hierna niet tot een wijziging van standpunten geleid. De aangekondigde uitlegsessies hebben in januari 2010 doorgang gevonden. TMG heeft de ondernemingsraden van haar werkmaatschappijen uitgenodigd om deel te nemen aan overleg over de nadere uitwerking van het Akkoord. Het merendeel van de ondernemingsraden heeft aan deze uitnodiging gehoor gegeven. De OR heeft, evenals de ondernemingsraad van Telegraaf Media ICT, niet aan het overleg deelgenomen.
1.33 Bij brief van 2 februari 2010 heeft TMG aan de CID verzocht om te laten weten of zij van mening is:
1. dat wij op de juiste wijze voor 1 januari 2010 tot een akkoord zijn gekomen met de COR,
2. en dat wij daarbij de procedure conform art. 1.4.4. e.v. van de Grafimedia CAO op een correcte wijze hebben gevolgd.
1.34 De CID heeft bij brief van 8 maart 2010 gereageerd. De CID concludeert:
Op grond van bovenstaande beoordeling stelt de CID vast dat de procedure op een correcte wijze is gevolgd doordat aan de relevante bepalingen van artikel 1.4.6. van de grafmedia cao is voldaan.
Resumerend is de CID met u van mening dat de Raad van Bestuur van TMG op een juiste wijze voor 1 januari 2010 tot een akkoord met de COR in het kader van de tijdelijke dispensatie met betrekking tot het alsnog maken dan wel herzien van de decentrale invoeringsafspraken met betrekking tot de beloningsstructuur en Toeslagensystematiek (BETSY) is gekomen.
Bovendien is de CID met u van mening dat u daarbij op correcte wijze de procedure conform de artikelen 1.4.4. en volgende hebt gevolgd.
De CID is evenwel verdeeld over de implementatievraag met betrekking tot het bereikte akkoord.
Werkgeversleden in de CID zijn van mening dat het akkoord dat de Raad van Bestuur en de COR hebben bereikt past binnen de afgegeven dispensatie met betrekking tot het alsnog maken dan wel herzien van de decentrale invoeringsafspraken met betrekking tot BETSY.
Werknemersleden in de CID zijn van mening dat het akkoord dat de Raad van Bestuur en de COR hebben bereikt voor 1 januari 2010 geëffectueerd had moeten zijn, waardoor het bereikte akkoord naar hun mening feitelijk geen waarde heeft.
1.35 TMG heeft op 22 maart 2010 een bericht op Circuit geplaatst over de uitspraak van het CID en de verdere invoering van het Akkoord.
1.36 De vakbonden hebben op 26 en 27 augustus 2010 een ledenraadpleging gehouden. Zij hebben TMG vervolgens op 6 september 2010 een ultimatum gesteld. Voor het geval het Akkoord niet zou worden ingetrokken, zouden acties worden aangekondigd.
1.37 TMG is niet tot intrekking van het Akkoord overgegaan en heeft bij dagvaarding van 14 september 2010 in kort geding een verbod op het voeren van de acties gevorderd. Deze procedure is ingetrokken nadat de vakbonden bevestigd hadden dat er als gevolg van het feit dat TMG doorging met de implementatie van het Akkoord, geen werkonderbrekingen zouden plaatsvinden.
1.38 Bij brieven van 22 oktober 2010 heeft TMG haar individuele medewerkers geïnformeerd over de gevolgen die het Akkoord voor hen zou hebben. Bij deze brieven was een exemplaar gevoegd van een uitgave genaamd “Akkoord aanpak bovenmatigheid”, dat volgens de inleiding daarvan een uitwerking betrof van het Akkoord van 15 december 2009.
1.39 De OR heeft bij brief van 9 november 2010 de nietigheid ingeroepen van het in de uitgave opgenomen besluit dat de ploegendienstovereenkomsten komen te vervallen.
1.40 Op 1 februari 2010 is een nieuwe Grafimedia CAO van kracht geworden. Deze CAO heeft een looptijd van twee jaar en is bij besluit van 19 februari 2010 algemeen verbindend verklaard. Daarnaast is voor een groep werknemers die voordien onder de CAO Grafimedia viel, op 1 februari 2010 de CAO voor het Dagbladuitgeverijbedrijf van kracht geworden. Ook deze CAO heeft een looptijd van twee jaar, maar is niet algemeen verbindend verklaard. In de beide CAO’s is een bepaling opgenomen met de strekking dat decentrale afspraken in het kader van de invoering van BETSY gerespecteerd blijven.
1.41 Van de 2.800 medewerkers die bij TMG werkzaam zijn vallen er circa 1.700 onder de werking van de CAO Grafimedia danwel de CAO voor het Dagbladuitgeverijbedrijf. Van deze laatstgenoemde groep medewerkers worden er 486 bovenmatig beloond en daarvan hebben 240 medewerkers bezwaar gemaakt tegen het Akkoord.
2.1 FNV c.s. hebben bij de inleidende dagvaarding een provisionele vordering ingesteld. Zij hebben ter zitting evenwel laten weten deze niet langer te handhaven, zodat hierop verder niet behoeft te worden ingegaan.
2.2 FNV c.s. vorderen bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
(i) Voor recht te verklaren dat het Akkoord niet op de in artikel 1.4.6. van de Grafimedia CAO voorgeschreven wijze tot stand is gekomen en dat het Akkoord deswege op de voet van artikel 1.4.4 lid 6 van de Grafimedia CAO nietig is; en
(ii) voor recht te verklaren dat de hoogte van het feitelijke inkomen van werknemers met een Persoonlijke toeslag als bedoeld in bijlage 1 bij het Akkoord nadelig wordt beïnvloed als gevolg van het Akkoord deswege wegens strijd met in de Grafimedia CAO opgenomen protocollaire bepalingen ten aanzien van de beloningsstructuur en toeslagensystematiek (BETSY) nietig is.
(iii) Voor recht te verklaren dat eisers niet aan het Akkoord gebonden zijn.
(iv) Het Akkoord op de voet van 6:258 BW geheel of gedeeltelijk te ontbinden, dan wel te wijzigen, althans op de voet van artikel 6:258 jo. 6:248 lid 2 BW jo. 7:613 BW een zodanige beslissing te nemen als de Rechtbank in goede justitie zal vernemen te behoren
een en ander onder veroordeling van TMG in de kosten van dit geding inclusief de nakosten binnen zeven dagen na het wijzen van het vonnis onder bepaling dat indien de gedingkosten niet binnen genoemde termijn zijn betaald, hierover vanaf de achtste dag wettelijke rente verschuldigd is.
2.3 FNV c.s. stellen dat het Akkoord niet tijdig en niet rechtsgeldig tot stand is gekomen. De OR heeft zich - deels onder aanvoering van andere gronden - op hetzelfde standpunt gesteld.
3. TMG voert verweer tegen de vordering in conventie van FNV c.s. Zij voert in de eerste plaats aan dag eisers sub 3, 4 en 5 ([eiser sub 3], [eiser sub 4] en [eiser sub 5]) in hun vordering niet ontvankelijk verklaard dienen te worden, omdat zij geen partij zijn bij de Grafimedia CAO dan wel het Akkoord en uit dien hoofde ook geen beroep kunnen doen op de nietigheid respectievelijk onverbindendheid van het Akkoord. Verder voert TMG aan dat - kort gezegd - het Akkoord wel tijdig en wel rechtsgeldig tot stand is gekomen. De COR heeft zich - ook wat hem betreft deels onder aanvoering van andere gronden - bij het verweer van TMG in conventie aangesloten.
4. In het navolgende zal nader op de stellingen van partijen in conventie worden ingegaan.
5. TMG vordert in reconventie:
a. voor recht te verklaren dat het Akkoord van 15 december 2009 alsmede de uitwerking daarvan van 15 september 2010 rechtsgeldig, en derhalve met inachtneming van de relevante vereisten en op de voorgeschreven wijze is tot stand gekomen en dat het TMG dientengevolge vrijstaat de implementatie hiervan voort te zetten op de per 1 oktober 2010 ingeslagen weg,
b. gedaagden 1 en 2 in reconventie en - uitsluitend en voor zover zij in hun vorderingen zullen worden ontvangen - gedaagden 3 tot en met 5 in reconventie te veroordelen om binnen 2 dagen na betekening van het vonnis het Akkoord van 15 december 2009 alsmede de uitwerking daarvan van 15 september 2010 onverwijld en onvoorwaardelijk na te komen, een en ander op straffe van verbeurte van een direct opeisbare en niet voor matiging vatbare dwangsom van € 100.000,00 per dag of gedeelte daarvan waarin gedaagden 1 en 2 in reconventie en - uitsluitend en voor zover zij in hun vorderingen zullen worden ontvangen - gedaagden 3 tot en met 5 in reconventie hiermee in gebreke blijven,
c. gedaagden 1 en 2 in reconventie te gebieden om binnen 2 dagen na betekening van het vonnis te bevorderen en ervoor in te staan dat hun leden het Akkoord van 15 december 2009 alsmede de uitwerking daarvan van 15 september 2010 onverwijld en onvoorwaardelijk nakomen, een en ander op straffe van verbeurte van een direct opeisbare niet voor matiging vatbare dwangsom van € 100.000,00 per dag of gedeelte daarvan waarin gedaagden 1 en 2 in reconventie hiermee in gebreke blijven,
d. gedaagden 1 en 2 in reconventie te verbieden te tenuitvoerlegging van het Akkoord van 15 december 2009 alsmede de uitwerking daarvan van 15 september 2010 te verhinderen dan wel te beperken op welke wijze dan ook, waaronder meer in het bijzonder hun leden en/of niet-leden op te roepen tot handelingen dan wel nalaten dat direct of indirect tot gevolg heeft dat de tenuitvoerlegging van het Akkoord van 15 december 2009 alsmede de uitwerking daarvan van 15 september 2010 wordt verhinderd danwel beperkt, een en ander op straffe van verbeurte van een direct opeisbare niet voor matiging vatbare dwangsom van € 100.000,00 per dag of gedeelte daarvan waarin gedaagden 1 en 2 in reconventie hiermee in gebreke blijven,
a. gedaagden 1 en 2 in reconventie en - uitsluitend en voor zover zij in hun vorderingen zullen worden ontvangen - gedaagden 3 tot en met 5 in reconventie te verplichten hun onverwijlde en onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan de tenuitvoerlegging van het Akkoord van 15 december 2009 alsmede de uitwerking daarvan van 15 september 2010, een en ander op straffe van verbeurte van een direct opeisbare niet voor matiging vatbare dwangsom van € 100.000,00 per dag of gedeelte daarvan waarin gedaagden 1 en 2 in reconventie en - uitsluitend en voor zover zij in hun vordering zullen worden ontvangen - gedaagden 3 tot en met 5 in reconventie hiermee in gebreke blijven,
a. gedaagden 1 en 2 in reconventie te veroordelen om binnen 2 dagen na betekening van het vonnis op hun websites het navolgende bericht te plaatsen, een en ander op straffe van verbeurte van een direct opeisbare niet voor matiging vatbare dwangsom van € 10.000,00 per dag of gedeelte daarvan waarin gedaagden 1 en 2 in reconventie hiermee in gebreke blijven:
“De Rechtbank Amsterdam, sector kanton locatie Amsterdam heeft bij vonnis van [INVULLEN DATUM] de vorderingen van FNV KIEM en CNV MEDIA en van een drietal werknemers tegen TMG afgewezen en de reconventionele vorderingen van TMG toegewezen. Als gevolg hiervan is het TMG toegestaan de implementatie van het Akkoord van 15 december 2009 alsmede de uitwerking daarvan 15 september 2010 voort te zetten. In het verlengde hiervan dienen FNV KIEM, CNV MEDIA en de werknemers van TMG hieraan hun volledige medewerking te verlenen en mogen zij derhalve op geen enkele wijze de implementatie verhinderen dan wel beperken.”
een en ander met veroordeling van FNV c.s. in de kosten van de procedure, in conventie en in reconventie gevallen.
6. TMG stelt zich onder verwijzing naar haar stellingen in conventie op het standpunt dat het Akkoord tijdig en rechtgeldig tot stand is gekomen, dat de decentrale afspraken onderdeel vormen van de Grafimedia CAO, dat de vakorganisaties daaraan derhalve zijn gebonden en dat zij dus ook tot nakoming daarvan zijn gehouden. De COR heeft de stellingen van TMG in reconventie onderschreven.
7. FNV c.s. voeren - onder verwijzing naar hun stellingen in conventie - verweer tegen de vordering van TMG in reconventie. De OR hebben zich bij de stellingen van FNV c.s. in reconventie aangesloten.
8. Ook op de stellingen van partijen in reconventie zal in het navolgende - voor zover noodzakelijk - nader worden ingegaan.
in conventie en in reconventie
9.1 De vorderingen in conventie en in reconventie lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Daarbij wordt het volgende vooropgesteld.
9.2 FNV c.s. hebben ter zitting (voor het eerst) aangevoerd dat het Akkoord niet bindend is, omdat de vakbonden de bevoegdheid om hun leden te kunnen binden niet aan de medezeggenschap hebben kunnen overdragen. De vraag kan allereerst gesteld worden hoe dit betoog zich verhoudt met de (primaire) vorderingen van FNV c.s. in conventie, maar ook los daarvan mist het zijn doel.
9.3 Op zichzelf is juist dat het primaat met betrekking tot het maken van afspraken ten aanzien van collectieve arbeidsvoorwaarden aan werknemerszijde bij de vakverenigingen ligt. De (centrale) ondernemingsraad is niet bevoegd tot het aangaan van CAO’s en afspraken tussen de (centrale) ondernemings¬raad en de ondernemer zijn dan ook in beginsel niet (rechtstreeks) bindend voor de werknemers. Dit kan echter anders zijn, wanneer vakverenigingen in díe zin van hun bevoegdheid gebruik maken, dat zij bij het sluiten van een CAO de afspraak maken dat decentraal, in een akkoord tussen de ondernemer en de (centrale) ondernemingsraad, nadere invulling zal worden gegeven aan bepalingen in die CAO. Dit geldt met name ook, wanneer zij daarenboven afspreken dat deze decentrale afspraken bindend zullen zijn voor de werkgever en de werknemers. De verbindendheid van deze decentrale afspraken vloeit dan immers voort uit de CAO.
9.4 In artikel 1.4 van de Grafimedia CAO is een dergelijke regeling opgenomen. Dat deze regeling ook ziet op decentrale afspraken als de onderhavige met betrekking tot de invoering van BETSY is tussen partijen niet in geschil. Dat het Akkoord - indien dit op voorgeschreven wijze en met inachtneming van de geldende randvoorwaarden tot stand is gekomen - de werkgever en werknemers toch niet zou kunnen binden, kan dan ook niet als juist worden aanvaard, temeer nu FNV c.s. zijn uitgenodigd tot overleg, maar zij desgevraagd naar de COR hebben verwezen.
9.5 Voorts geldt dat TMG in conventie heeft aangevoerd, dat eisers sub 3 t/m 5 ([eiser sub 3], [eiser sub 4] en [eiser sub 5]) in hun vorderingen niet ontvankelijk zijn. Volgens TMG kunnen [eiser sub 3], [eiser sub 4] en [eiser sub 5], nu zij geen partij zijn bij de Grafimedia CAO en het Akkoord, geen beroep doen op de nietigheid danwel onverbindendheid daarvan. Dit verweer slaagt. Geconstateerd wordt dat de grondslag van de vorderingen van FNV c.s. niet is gelegen in (normatieve) bepalingen van de Grafimedia CAO waarop door de individuele werknemers rechtstreeks een beroep kan worden gedaan, maar in bepalingen die de verhoudingen tussen de partijen bij de Grafimedia CAO danwel de totstandkoming van het Akkoord betreffen. [eiser sub 3], [eiser sub 4] en [eiser sub 5] zullen derhalve in hun vorderingen niet ontvankelijk worden verklaard.
9.6 In het vervolg van dit vonnis zullen, ten behoeve van de leesbaarheid daarvan, de eisers in conventie, voor zover ontvankelijk, en de OR ook gezamenlijk als FNV c.s. worden aangeduid.
9.7 FNV c.s. hebben zich op het standpunt gesteld dat het Akkoord niet geldig en dus niet bindend is, omdat niet de COR maar de GOR danwel de OR bevoegd was geweest als onderhandelingspartner op te treden. Zij hebben er daartoe op gewezen dat het Akkoord in zijn gevolgen met name de werknemers van RDV danwel Drukkerij Noord Holland treft, nu het merendeel van de werknemers die bovenmatig beloond worden bij deze werkmaatschappijen werkzaam is.
9.8 Dit standpunt kan niet als juist worden aanvaard. Op grond van artikel 1.4.7 van de Grafimedia CAO kunnen voorstellen in het kader van decentrale afspraken worden ingediend bij het hoogste orgaan van het vertegenwoordigend overleg krachtens de WOR, tenzij het voorstel in overwegende mate betrekking heeft op werknemers die werkzaam zijn in een bedrijfsonderdeel/-delen, die door een lager orgaan van vertegenwoordigend overleg worden vertegenwoordigd. Bij de beoordeling of aan dit laatste criterium is voldaan, komt het niet aan op de vraag welke werknemers daadwerkelijk bovenmatig worden beloond, maar moet in meer brede zin gekeken worden naar de werknemers over wier arbeidsovereenkomsten het voorstel zich uitstrekt. Dit zijn in beginsel alle 1.700 medewerkers van TMG die onder de Grafimedia CAO (en de CAO voor het Dagbladuitgeverijbedrijf) vallen. Deze medewerkers zijn niet alleen bij RDV en Drukkerij Noord Holland werkzaam, maar ook bij de andere werkmaatschappijen van TMG. Bovendien is als onvoldoende weersproken komen vast te staan dat er van de 486 medewerkers met een bovenmatig salaris 170 medewerkers werkzaam zijn bij RDV en Drukkerij Noord Holland. Dat het voorstel in overwegende mate betrekking heeft op werknemers die bij deze maatschappijen werkzaam zijn kan derhalve ook tegen deze achtergrond niet worden gezegd.
9.9 Wat betreft de vraag of het Akkoord op voorgeschreven wijze en met inachtneming van de geldende randvoorwaarden tot stand is gekomen, dient primair te worden ingegaan op de vraag aan welke procedurevoorschriften de COR en TMG bij het sluiten van het Akkoord precies gebonden waren. Partijen verschillen hierover van mening. FNV c.s. hebben - samengevat weergegeven - gesteld dat de COR uitsluitend mocht overgaan tot het sluiten van het Akkoord met inachtneming van dezelfde ‘kwaliteitswaarborg’ die in het onderhandelingsproces met de vakbonden zou hebben gegolden, te weten een voorafgaande raadpleging over het Akkoord van de achterban door middel van een stemming met als resultaat minimaal 51% voor. Volgens TMG was het houden van een dergelijke stemming echter niet noodzakelijk.
9.10 In artikel 1.4.4 van de Grafimedia CAO is bepaald dat de decentrale afspraken ‘op voorgeschreven wijze’ tot stand moeten worden gebracht. In artikel 1.4.6 zijn vervolgens nadere procedure¬voorschriften vermeld. De door FNV c.s. genoemde wijze van achterbanraadpleging wordt door dit artikel niet voorgeschreven. Ook impliciet kan niet uit de bepalingen van de Grafimedia CAO worden afgeleid dat deze het oog zouden hebben op een achterbanraadpleging zoals door FNV c.s. bedoeld. De procedure¬voorschriften waar artikel 1.4.6 op ziet hebben klaarblijkelijk tot strekking de (centrale) ondernemingsraad in staat te stellen om zijn achterban te raadplegen en zich ervan te overtuigen dat het voorgenomen besluit voldoende draagvlak heeft bij de werknemers. De nadere invulling van de wijze waarop dit dient te geschieden is echter uitdrukkelijk overgelaten aan de (centrale) ondernemingsraad en de ondernemer. Anders dan FNV c.s. hebben gesteld, is het dan ook primair aan de (centrale) ondernemingsraad om te bepalen op welke wijze hij zijn achterban wenst te raadplegen. TMG en de COR hebben zich, mede tegen deze achtergrond, aldus terecht op het standpunt gesteld dat de COR voor de wijze waarop hij vorm gaf aan de achterbanraadpleging mocht aansluiten bij de wijze waarop dit voor hem als medezeggenschapsorgaan in het algemeen gebruikelijk was.
9.11 Dat in het kader van het onder 1.9 genoemde Hoevelaken-overleg en de van de CID verkregen dispensatie andersluidende afspraken zouden zijn gemaakt, is voorts niet gebleken. Vaststaat dat de vakbonden bij dit overleg duidelijk hebben gemaakt dat zij waarde hechtten aan het democratische gehalte van de decentrale afspraken. Dit blijkt onder meer uit de toezegging (in het verslag van het Hoevelaken-overleg) dat zij decentrale afspraken zouden respecteren wanneer deze op democratische wijze worden gemaakt en gebaseerd zijn op een breed draagvlak binnen de onderneming. Dat zij concrete voorwaarden hebben gesteld met betrekking tot de wijze waarop de achterban¬raadpleging door de COR diende plaats te vinden, blijkt echter niet. Daarbij komt, dat het democratisch gehalte van het overleg over het Akkoord ook reeds voor een deel werd ingevuld door de samenstelling van de COR. De COR wordt immers gekozen uit leden van de betrokken (groeps-)ondernemings¬raden, die op hun beurt weer gekozen worden door de in de onderneming werkzame personen. Ook tegen deze achtergrond behoefde niet uit de voormelde toezegging te worden begrepen dat de vakbonden alleen met de decentrale afspraken wensten in te stemmen als de achterbanraad¬pleging op de door hen voorgestane wijze (door middels van een stemming) zou plaatsvinden.
9.12 Het voorgaande doet er niet aan af dat de COR verplicht was om zijn achterban op een behoorlijke wijze te raadplegen teneinde zich er van te verzekeren dat voor het voorstel van TMG een voldoende draagvlak binnen de onderneming bestond; zeker nu het hier gaat om een voorstel met betrekking tot primaire arbeids¬voorwaarden van werknemers, waarover het overleg gewoonlijk aan de vakbonden is voorbehouden. Daarnaast moet echter geconstateerd worden dat het overleg tussen (de HRM+commissie van) de COR en TMG plaatsvond onder een aanzienlijke tijdsdruk. In de door de CID verleende dispensatie was immers bepaald dat het overleg voor 1 januari 2010 volledig diende te zijn afgerond. Dat de COR niet op voorhand een vast tijdspad heeft afgesproken voor de besluitvorming en de achterbanraadpleging is in dit verband niet onredelijk te noemen. Uit de verslagen van de diverse overlegvergaderingen blijkt dat (de HRM+commissie van) de COR wel steeds de aandacht heeft gevraagd voor de wijze- en de momenten waarop zijn achterban zou worden geïnformeerd en geraadpleegd en dat terzake ook de nodige afspraken zijn gemaakt met TMG. FNV c.s. kan dan ook niet worden gevolgd in hun stelling dat er geen procedure-afspraken zijn gemaakt met betrekking tot de achterbanraadpleging en dat het Akkoord reeds om deze reden nietig is.
9.13 Uit de verschillende stukken van het geding blijkt dat de COR zich tijdens het overleg feitelijk op verschillende manieren tot zijn achterban heeft gewend om deze te informeren en te raadplegen. De COR heeft onder meer gebruik gemaakt van Circuit om de medewerkers - die bij de zogenaamde zeepkistsessies van oktober 2009 reeds op de hoogte waren gesteld van de financiële situatie van TMG en de noodzaak om te komen tot een beperking van personeelskosten - nader over het voorstel van TMG te informeren en deze in staat te stellen daarop (per e-mail) te reageren. Vaststaat dat in de praktijk ook van de mogelijkheid om te reageren gebruik is gemaakt en dat mededelingen die op Circuit werden geplaatst ook op zogenaamde “prikpalen” werden opgehangen, met name op plaatsen waar medewerkers werkzaam waren die niet over een persoonsgebonden computer beschikten. De bedrijfsleider van RDV heeft (in een door TMG als productie 109 overgelegde verklaring) bevestigd dat deze mededelingen niet onopgemerkt voorbij gingen. Daarnaast is gebleken dat de COR op meer informele wijze in contact is gebleven met zijn achterban, via de gebruikelijke contacten met (zijn leden in) de onderscheiden ondernemingsraden van de werkmaatschappijen.
9.14 FNV c.s. hebben gesteld dat deze laatste contacten slechts van beperkte betekenis zijn geweest, omdat de COR-leden geheimhouding dienden te betrachten ten aanzien van de inhoud van (het overleg over) het Akkoord. De strekking van het Akkoord was echter wel bekend uit de beschrijving op hoofdlijnen zoals deze op 3 december 2009 op Circuit werd geplaatst en daarover kon worden gesproken. In de agenda’s van de overlegvergaderingen van de ondernemingsraden waren mededelingen van de COR een terugkerend punt. Ook heeft de COR de vakbonden uitgenodigd voor overleg over het Akkoord (aan welke uitnodiging alleen de CNV gehoor heeft gegeven). Tot slot heeft de COR tijdens bijeenkomsten op 17 december 2009 uitvoerig met de ondernemingsraden (en de directies en HRM-managers) van de werk¬maatschappijen over de inhoud van het Akkoord gesproken. Op dit moment was van geheimhouding geen sprake meer, omdat het onderhandelingsproces tussen TMG en de COR over het Akkoord op 15 december 2009 in beginsel was afgerond.
9.15 Nu de COR tegenover TMG het voorbehoud had gemaakt dat eventuele nieuwe informatie die bij de bijeenkomsten van 17 december 2009 naar voren zou komen, nog tot aanpassing van het Akkoord zou kunnen leiden, heeft hij zich terecht op het standpunt gesteld dat ook deze bijeenkomsten een onderdeel van de achterban¬raadpleging vormden. Het bepaalde in artikel 1.4.6 lid 1 van de Grafimedia CAO staat niet aan een dergelijke raadpleging van de achterban ‘achteraf’ in de weg. Dat tijdens de bijeenkomst op 17 december 2009 alleen plaats was voor informatieverstrekking van de kant van de COR kan niet worden gezegd. Uit het door FNV c.s. overgelegde verslag van deze bijeenkomst op 17 december 2009 volgt dat men ook een reactie op het Akkoord kon geven.
9.16 Het standpunt van FNV c.s. dat het Akkoord niet op de voorgeschreven wijze tot stand is gekomen omdat voorafgaand aan het sluiten daarvan niet een voldoende achterbanraadpleging heeft plaatsvonden, kan tegen deze achtergrond niet als juist worden aanvaard. Ook overigens geeft de wijze waarop de achterbanraadpleging door de COR heeft plaatsgevonden geen aanleiding voor de conclusie dat het Akkoord niet op de voorgeschreven wijze tot stand zou zijn gekomen. De kantonrechter deelt aldus het oordeel van de CID dat de procedure van de artikelen 1.4.4 en 1.4.6 van de Grafimedia CAO op correcte wijze is gevolgd.
9.17 FNV c.s. kunnen ook niet worden gevolgd in hun standpunt dat het Akkoord nietig is, omdat niet voldaan is aan de door de CID in het kader van de dispensatie gestelde voorwaarde dat het overleg over de invoering van BETSY voor 1 januari 2010 volledig zou zijn afgerond. Mede gezien de beperkte tijd die in het kader van de dispensatie van 7 juli 2009 werd gegeven, moet worden aangenomen dat deze voorwaarde slechts zag op de afronding van het overleg over het Akkoord tussen TMG en de COR en dat deze er niet aan in de weg stond dat nog een nadere uitwerking van het Akkoord plaats moest vinden. De implementatie van het Akkoord behoefde aldus niet reeds op 1 januari 2010 voltooid te zijn.
9.18 FNV c.s. hebben in dit verband gesteld dat in de uitgewerkte versie van het Akkoord, dat bij de brieven van 22 oktober 2010 aan de medewerkers van TMG werd toegezonden, geheel nieuwe bepalingen werden opgenomen die buiten de reikwijdte van het oorspronkelijke Akkoord vallen. FNV c.s. hebben in dat kader met name gewezen op de in alinea 6.11 van het Akkoord van 2010 opgenomen bepaling, dat na de implementatiedatum van dit Akkoord alle voorgaande ploegendiensten¬overeenkomsten binnen de RDV komen te vervallen.
9.19 Vaststaat dat de ploegendienst¬overeenkomsten en de daarop gebaseerde toeslagen behoren tot de zogenaamde bedrijfseigen regelingen (BER’s) van TMG. Op grond van de protocollaire bepalingen van de Grafimedia CAO konden deze BER’s worden herzien in het kader van de decentrale afspraken met betrekking tot de invoering van BETSY. In de door de CID verstrekte dispensatie worden deze protocollaire bepalingen ook uitdrukkelijk van toepassing verklaard. In het Akkoord van 15 december 2009 was afgesproken dat het deel van het maandsalaris dat hoger was dan het maximum dat een medewerker volgens de CAO zou ontvangen zou worden aangemerkt als ‘persoonlijke toeslag’ en dat CAO-verhogingen vervolgens zouden worden verrekend met deze toeslag totdat het totale salaris weer binnen het CAO schaalsalaris zou vallen. Nu de hoogte en samenstelling van het oude salaris mede door de BER’s werden bepaald, vormt de bepaling dat de voormelde BER’s zouden komen te vervallen een logisch gevolg van de bij het Akkoord gemaakte afspraken. Deze bepaling valt dan ook niet buiten de reikwijdte van het oorspronkelijke Akkoord, zoals FNV c.s. hebben gesteld. Dat bij de uitwerking van het Akkoord besloten werd een aantal andere BER’s wel te handhaven, maakt dit op zichzelf niet anders. Veeleer moet worden aangenomen dat het bij deze laatste categorie BER’s om een afwijking - ten gunste van de betrokken werknemers - van het Akkoord ging. Dat met betrekking tot de door FNV c.s. bedoelde bepalingen nog separaat de instemming van de OR noodzakelijk was, kan tegen de achtergrond van het voorgaande - en gezien het bepaalde in artikel 27 lid 3 WOR - niet als juist worden aanvaard.
9.20 FNV c.s. heeft voorts gesteld, dat het Akkoord op grond van artikel 1.4.4 van de Grafimedia CAO dezelfde looptijd had als deze CAO en derhalve op 31 januari 2010 alweer was geëxpireerd. Artikel 1.4.4. van de Grafimedia CAO bepaalt echter dat decentrale afspraken in beginsel dezelfde looptijd hebben als deze CAO “tenzij uit (de) afspraken blijkt, dat de werkgever en werknemers iets anders zijn overeengekomen”. Dat expliciet een bepaling is opgenomen dat van een afwijkende looptijd sprake is, is dus niet altijd noodzakelijk. Uit het Akkoord blijkt daarbij voldoende dat bedoeld is dat dit Akkoord ook na de looptijd van de Grafimedia CAO van kracht is.
9.21 FNV c.s. hebben verder naar voren gebracht dat ten onrechte niet voldaan is aan de in de protocollaire bepalingen opgenomen randvoorwaarde, dat de hoogte van de werkelijke beloning van reeds in dienst zijnde werknemers niet nadelig zal worden beïnvloed door de nieuwe functie-indeling en de daaraan gekoppelde beloningsstructuur. Volgens FNV c.s. is wel degelijk van een nadelige beïnvloeding van de hoogte van de werkelijke beloning sprake, nu op grond van het Akkoord voor een aantal medewerkers de 13e maand niet langer over het salaris plus de ‘persoonlijke toeslag’ (het bovenmatige deel) zal worden berekend, maar uitsluitend nog over het salaris tot het ‘bijzonder maximum’ van 110% van het CAO schaalsalaris.
9.22 Geconstateerd moet worden dat het begrip ‘werkelijke beloning’ in de Grafimedia CAO niet nader is gedefinieerd. Partijen verschillen van mening over wat daaronder precies moet worden verstaan. Volgens FNV c.s. moet voor de invulling van dit begrip worden aangeknoopt bij het begrip ‘feitelijk inkomen’ in de Grafimedia CAO, dat wil zeggen het feitelijk salaris, vermeerderd met het toeslagbedrag voor het werken in van dagdienst afwijkende diensten en in voorkomende gevallen een bij invoering van de nieuwe Toeslagensystematiek vastgesteld extra toeslagbedrag, ten gevolge van een historisch hogere ploegendiensttoeslag. TMG stelt dat onder het begrip werkelijke beloning enkel het salaris en niet ook de persoonlijke toeslag en de 13e maand dienen te worden verstaan.
9.23 Uit de bewoordingen van artikel 2.2 van de protocollaire bepalingen blijkt dat deze randvoorwaarde in het bijzonder ziet op de invloed van de nieuwe functie-indeling en de daaraan gekoppelde beloningsstructuur Voor de BER’s, zoals de regeling met betrekking tot de 13e maand, is vervolgens als derde randvoorwaarde expliciet bepaald dat deze kunnen worden herzien. De uitleg die tegen deze achtergrond het meest in de rede ligt, is dat de eerste randvoorwaarde er niet aan in de weg staat dat een inkomens¬achteruitgang als in geding plaatsvindt door het herzien van een BER.
9.24 FNV c.s. hebben voorts gesteld dat onverkorte tenuitvoerlegging van het Akkoord, voor zover deze niet reeds nietig c.q. onverbindend is wegens strijd met de Grafimedia CAO dan wel de door de CID gestelde voorwaarden voor dispensatie, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar althans in strijd met goed werkgeverschap zou zijn. Dit betoog slaagt niet. In de Grafimedia CAO is uitdrukkelijk in de mogelijkheid tot het maken van decentrale afspraken als de onderhavige voorzien. De CID heeft hiervoor ook dispensatie verleend. De COR heeft vervolgens met TMG een Akkoord gesloten. De COR heeft zich daarbij terecht op het standpunt gesteld dat hij niet louter de belangen van de direct door het Akkoord getroffen medewerkers van TMG, maar ook de belangen van de overige werknemers van TMG en van TMG als onderneming in ogenschouw diende te nemen. FNV c.s. hebben daarbij ter zitting laten weten de noodzaak van het nemen van kostenbeperkende maatregelen met het oog op de financiële situatie op zichzelf niet te weerspreken.
9.25 Verder heeft de COR in aanmerking genomen dat van de medewerkers die door het Akkoord geraakt worden (circa 1.700) een minderheid (486) daadwerkelijk bovenmatig wordt beloond. Zoals ook uit het verslag van de overlegvergadering van 10 december 2009 blijkt, heeft de COR het gelijkheidsbeginsel als leidend begrip aangemerkt. Daarbij heeft de COR mede in aanmerking genomen dat met betrekking tot de overige medewerkers ook tot aanpak van de bovenmatigheid zou worden overgegaan. TMG heeft ter zitting onweersproken gesteld hiertoe ook reeds de nodige stappen te hebben ondernomen. Tegen deze achtergrond kan niet worden gezegd dat onverkorte tenuitvoerlegging van het Akkoord naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar althans in strijd met goed werkgeverschap is.
9.26 Het standpunt van FNV c.s. dat het Akkoord geen werking heeft omdat deze niet op de voet van artikel 4 van de Wet op de Loonvorming werd aangemeld, wordt ten slotte ook verworpen. FNV c.s. zien er aan voorbij dat in dit geval geen sprake van een wijziging van bepalingen van de Grafimedia CAO, maar op een decentrale regeling waaraan werknemers uit hoofde van de Grafimedia CAO zijn gebonden. Artikel 4 van de Wet op de Loonvorming brengt derhalve niet mee dat het onderhavige Akkoord moet worden aangemeld.
9.27 De slotsom is dat eisers sub 3, 4 en 5 in hun vorderingen niet ontvankelijk zullen worden verklaard.
9.28 De vorderingen in conventie van eisers sub 1 en 2 zullen worden afgewezen.
9.29 Eisers sub 1 en 2 zullen worden veroordeeld in de kosten van de procedure in conventie aan de zijde van TMG. De kosten van de procedure van de COR als gevoegde partij zullen niet voor rekening van eisers sub 1 en 2 worden gebracht.
9.30 Het voorgaande brengt mee dat de primair sub a. gevorderde verklaring voor recht kan worden toegewezen, voor zover hierin wordt gesteld dat het Akkoord van 15 december 2009 en de uitwerking daarvan van 15 september 2010 rechtsgeldig, en derhalve met inachtneming van de relevante vereisten en op de voorgeschreven wijze tot stand is gekomen. Met betrekking tot de met de implementatie hiervan ingeslagen weg is onvoldoende gesteld om de gevraagde verklaring voor recht zich hier zonder meer ook over te laten uitstrekken.
9.31 Tegen de achtergrond van al het voorgaande moet voorts worden geoordeeld dat eisers sub 1 en 2 zijn gehouden aan hun toezegging bij het onder 1.9 genoemde Hoevelaken-overleg om het Akkoord te respecteren. De primaire vordering sub d. van TMG zal derhalve worden toegewezen zoals hierna te vermelden. Aan meer dan de voormelde toezegging kunnen gedaagden in reconventie sub 1 en 2 niet worden gehouden. Het meer of anders gevorderde zal derhalve worden afgewezen. Het staat TMG daarbij vrij om zelf de uitkomst van de onderhavige procedure aan haar werknemers bekend te maken. De kantonrechter ziet ten slotte geen aanleiding om een dwangsom aan het sub d. gevorderde verbod te verbinden. Er bestaat geen reden te veronderstellen dat gedaagden in reconventie sub 1 en 2 dit verbod naast zich neer zullen leggen.
9.32 De kantonrechter ziet aanleiding de kosten van het geding in reconventie te compenseren, in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.
I. verklaart eisers sub 3, 4 en 5 niet ontvankelijk in hun vorderingen;
II. wijst de vorderingen van eisers sub 1 en 2 af;
III. veroordeelt eisers sub 1 en 2 in de kosten van het geding in conventie aan de zijde van TMG, tot heden begroot op € 2000,00 aan salaris gemachtigde.
IV. verklaart voor recht dat het Akkoord van 15 december 2009 alsmede de uitwerking daarvan van 15 september 2010 rechtsgeldig, en derhalve met inachtneming van de relevante vereisten en op de voorgeschreven wijze is tot stand gekomen;
V. verbiedt gedaagden 1 en 2 in reconventie de tenuitvoerlegging van het Akkoord van 15 december 2009 alsmede de uitwerking daarvan van 15 september 2010 te verhinderen dan wel te beperken op welke wijze dan ook, waaronder meer in het bijzonder hun leden en/of niet-leden op te roepen tot handelingen dan wel nalaten dat direct of indirect tot gevolg heeft dat de tenuitvoerlegging van het Akkoord van 15 december 2009 alsmede de uitwerking daarvan van 15 september 2010 wordt verhinderd danwel beperkt;
VI. compenseert de kosten van het geding in reconventie in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt;
VII. wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. M.V. Ulrici, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 november 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter