ECLI:NL:RBAMS:2011:BU3902

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
CV11-10182
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanspraak op tijdsevenredige bonus in het kader van goed werkgeverschap

In deze zaak vorderde eiser, werkzaam als International Trader bij gedaagde, een verklaring voor recht dat hij recht had op een tijdsevenredig deel van de bonus over 2010, gebaseerd op de arbeidsvoorwaardenregeling en de RONA-regeling. Eiser had van 1 mei 2007 tot 14 oktober 2010 een arbeidsovereenkomst met gedaagde en ontving eerder bonussen zonder protest. Gedaagde, die in 2008 was overgenomen door een ander bedrijf, stelde dat de bonus discretionair was en alleen werd uitgekeerd aan medewerkers die op het moment van vaststelling van de bonus nog in dienst waren. De kantonrechter oordeelde dat er geen rechtsregel bestond die eiser recht gaf op een tijdsevenredige bonus en dat de discretionaire regeling van gedaagde niet in strijd was met goed werkgeverschap. Eiser had niet voldoende aangetoond dat hij recht had op de bonus, en de vorderingen werden afgewezen. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten van gedaagde.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Locatie Amsterdam
Rolnummer: 1236889 CV EXPL 11-10182
Vonnis van: 21 oktober 2011
F.no.: 646
Vonnis van de kantonrechter
I n z a k e
[eiser]
wonende te Leiden
eiser
nader te noemen [eiser]
gemachtigde: mr. J.C. Heuving
t e g e n
[gedaagde]
gevestigd te Amsterdam
gedaagde
nader te noemen [gedaagde]
gemachtigde: mr. A.W. Haverkort
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
De volgende processtukken zijn ingediend:
- de dagvaarding van 16 maart 2011 inhoudende de vordering van [eiser] met producties
- de conclusie van antwoord van [gedaagde]
Ingevolge tussenvonnis van 19 mei 2011 zijn vervolgens nog ingediend:
- de conclusie van repliek van [eiser]
- de conclusie van dupliek van [gedaagde] met producties
- de akte waarin [eiser] heeft gereageerd op die laatste producties.
Daarna is vonnis bepaald.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
feiten en omstandigheden
1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staan de volgende feiten en omstandigheden vast:
1.1. [eiser] heeft van 1 mei 2007 tot 14 oktober 2010 (standpunt [gedaagde]) dan wel 18 november 2010 (standpunt [eiser]) een arbeidsovereenkomst gehad met [gedaagde]. [eiser] was werkzaam als International Trader. Op deze arbeidsovereenkomst was van toepassing een arbeidsvoorwaardenregeling. Art. 6 van deze arbeidsvoorwaardenregeling bepaalt: “Voor zover de resultaten van [gedaagde] het toelaten, kan er jaarlijks aan de medewerkers een tantième worden uitgekeerd. De hoogte van het tantième is onder meer afhankelijk van de persoonlijke inzet en wordt tijdens het beoordelingsgesprek bekend gemaakt. Het tantième wordt in de maand april uitgekeerd en heeft betrekking op het voorgaande jaar.”
1.2. [gedaagde] is in 2008 overgenomen door [bedrijf X]. [bedrijf X] kent een zogenaamde Return On Net Assets-(RONA)regeling. Op basis van deze regeling wordt een target vastgesteld.
1.3. [eiser] heeft over de jaren 2007 en 2008 een bonus ontvangen en zonder protest behouden op basis van de arbeidsvoorwaardenregeling. Hij heeft over 2009 een bonus ontvangen en zonder protest behouden op basis van de RONA-regeling.
Vordering en verweer
2. [eiser] vordert (i) een verklaring voor recht dat hij, op grond van de in de onderneming van [gedaagde] en voor hem geldende bonusregeling, aanspraak maakt op een bonus naar evenredigheid van de tijd dat hij in 2010 in dienst is geweest van [gedaagde], (ii) [gedaagde] te veroordelen om hem de onder (i) genoemde bonus uit te keren, vermeerderd met de wettelijke verhoging van art. 7:625 BW en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2011, (iii) met veroordeling van [gedaagde] in de door hem gemaakte buitengerechtelijke kosten alsmede de kosten van deze procedure.
3. [gedaagde] verzoekt de vorderingen af te wijzen met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
4. [eiser] baseert zijn vordering er op dat hij recht heeft op de op basis van de RONA-regeling vastgestelde bonus, en dat hij, nu hij gedurende het jaar 2010 uit dienst is getreden, aanspraak heeft op een tijdsevenredig deel van de bonus. Hij stelt dat hem nimmer kenbaar is gemaakt dat als voorwaarde voor uitbetaling van de bonus zou gelden dat de werknemer gedurende het hele betreffende jaar in dienst moest zijn of zelfs tot in het daarop volgende voorjaar in dienst moest blijven.
5. [gedaagde] voert daarentegen aan dat de bonus discretionair wordt toegekend, dat hij alleen wordt uitgekeerd indien de betreffende medewerker op het tijdstip van vaststelling van de bonus en uitkering daarvan (in het voorjaar van het opvolgende jaar), althans aan het einde van het jaar waarop de bonus betrekking heeft, nog in dienst is van het bedrijf. [gedaagde] wijst er op dat [eiser] er als leidinggevende van op de hoogte was dat een van zijn vertrekkende ondergeschikten geen bonus ontving omdat hij halverwege het jaar vertrok.
Beoordeling
6. De arbeidsvoorwaardenregeling bepaalt dat [gedaagde] aan haar medewerkers een bonus kan toekennen. Art. 6 van deze regeling stelt dat de hoogte hiervan onder meer afhankelijk is van de persoonlijke inzet. Hiermee wordt kennelijk bedoeld de persoonlijke inzet van de betreffende medewerker. In de RONA-regeling wordt het toekennen van een bonus gekoppeld aan de bedrijfs- en de groepsresultaten. [eiser] verwijst voor de RONA-regeling naar sheets, kennelijk afkomstig van een powerpoint-presentatie. Partijen hebben niet een door [eiser] voor akkoord getekend exemplaar van de RONA-regeling ingebracht. De overgelegde sheets maken weliswaar melding van de wijze waarop de begrippen ‘ Income’ en ‘ Assets’ moeten worden gedefinieerd, maar vormen geen alomvattende regeling met betrekking tot de voorwaarden die gelden om voor een bonus in aanmerking te komen. De kantonrechter volgt daarom het door [gedaagde] ingenomen standpunt dat de arbeidsvoorwaardenregeling, waaronder art. 6 daarvan, op [eiser] van toepassing is gebleven en dat de RONA-regeling een invulling is van het bepalen van de doelstellingen voor de betreffende werknemer. Dat betekent dat de bonusregeling een discretionair karakter behoudt. De wijze waarop [gedaagde] die discretionaire regeling kan invullen worden echter begrensd door het goed werkgeverschap.
7. [eiser] stelt aanspraak te hebben op een tijdsevenredige bonus. Er bestaat geen rechtsregel die een werknemer een harde aanspraak geeft op een naar tijdsevenredigheid te bepalen gedeelte van een bonus. Er is geen gelijke behandelingswetgeving die dat voorschrijft, en ook de artikelen 7:616 BW en volgende schrijven dat niet voor.
8. Hooguit zou het in strijd kunnen zijn met het goed werkgeverschap om een werknemer die tijdsevenredige aanspraak niet te geven.
9. Van strijd met goed werkgeverschap is in de onderhavige situatie evenwel geen sprake. In de allereerste plaats heeft [gedaagde] aangevoerd dat de bonus een loyaliteitsaspect kent. [eiser] heeft [gedaagde], zeer tegen de zin van [gedaagde] in, verlaten. Hij is zelfs voor een onderneming gaan werken die net als [gedaagde] cacao verhandeld. In de tweede plaats heeft [gedaagde] er op gewezen dat binnen [gedaagde] zelf, als ook binnen het concern waar zij thans toe behoort, als vaste regel geldt dat nimmer bonussen worden uitgekeerd aan werknemers die al vertrokken zijn. [eiser] heeft dat niet weersproken. [eiser] heeft er alleen op gewezen dat hem dat nooit expliciet is verteld. [gedaagde] heeft echter, ten derde, onweersproken, gesteld dat [eiser] er als leidinggevende van op de hoogte was dat een van zijn vertrekkende ondergeschikten geen bonus kreeg, onder andere vanwege dat tussentijdse vertrek. [eiser] heeft weliswaar aangevoerd het daar destijds niet mee eens te zijn geweest, maar hij heeft niet weersproken dat hij daarmee wel op de hoogte was van het kennelijk door [gedaagde] gehanteerde beleid. [eiser] heeft tenslotte niet weersproken het standpunt van [gedaagde] dat hij eind september 2010 te kennen gaf zo snel mogelijk te willen vertrekken om bij een ander bedrijf te kunnen beginnen. Dat [eiser] 2010 niet heeft ‘vol gemaakt’ is daarom uitsluitend het gevolg van het handelen van [eiser], en niet van dat van [gedaagde].
10. Nu van strijd met het goed werkgeverschap geen sprake is, is het ook niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar (art. 6:248 lid 2 BW) dat [gedaagde] zich op de tekst van art.6 van de arbeidsvoorwaardenregeling beroept en [eiser] over 2010 geen bonus toekent..
11. [eiser] heeft dus geen recht op een tijdsevenredig deel van de bonus over 2010. Zijn vorderingen zullen daarom worden afgewezen, met veroordeling van hem in de kosten van dit geding.
BESLISSING
De kantonrechter:
I. wijst de vorderingen af;
II. veroordeelt [eiser] in de proceskosten die aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot worden op € 600,-, inclusief eventueel verschuldigde btw;
III. verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. G.C. Boot, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 oktober 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.