Parketnummers: 13/660659-11, 13/660542-11 (TUL) (Promis)
Datum uitspraak: 1 november 2011
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren te [geboorteplaats] op 25 mei 1979,
wonende op het adres [adres] [woonplaats],
gedetineerd in het Huis van Bewaring "Havenstraat" te Amsterdam.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 oktober 2011.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. N.A. Wissema en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S.C. van Bunnik, naar voren hebben gebracht.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 04 juli 2011 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk (zijn broer) [aangever] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet als bestuurder van een personenauto (merk Alfa Romeo, kenteken [kenteken]) met een hoge snelheid (circa 90 k/m uur) op voornoemde (op straat staande) [aangever] is ingereden;
(Artikel 287 Wetboek van Strafrecht, artikel 302 Wetboek van Strafrecht, artikel 45 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 04 juli 2011 te Amsterdam (zijn broer) [aangever] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [aangever] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik steek je huis in de fik, wacht jij maar! Ik kom je opzoeken, je bent nog niet van mij af!" en/of "Jij komt aan de beurt wacht maar", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking, waarna hij, verdachte, als bestuurder van een personenauto (merk Alfa Romeo, kenteken [kenteken]) met een hoge snelheid (circa 90 k/m uur) op voornoemde (op straat staande) [aangever] is ingereden;
(Artikel 285 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 11 januari 2011 tot en met 12 januari 2011 te [plaats], althans in Nederland, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een fietsenstalling behorende bij het wooncomplex aan de [A-straat nr] te [plaats] heeft weggenomen een fiets (merk Giant, type Lafree), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door een of meer slot(en) te forceren, althans door middel van braak en/of verbreking;
(Artikel 311 lid 1 sub 5 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 11 januari 2011 tot en met 4 juli 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een fiets (merk Giant, type Lafree) heeft verworven, en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
(Artikel 416 lid 1 sub a Wetboek van Strafrecht, artikel 417bis lid 1 sub a Wetboek van Strafrecht)
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde:
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag en een bedreiging tegen het leven gericht. De verklaring van de aangever acht de officier van justitie betrouwbaar en wordt ondersteund door de verklaringen van de getuigen [neef] en [buurman]. Verdachte heeft voorts toegegeven 'lelijke dingen' tegen zijn broer te hebben geroepen.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft ontkend dat hij zijn broer heeft bedreigd en op hem is ingereden. Tijdens een ruzie met zijn broer heeft hij mogelijk 'lelijke dingen' gezegd, maar van een bedreiging met de dood of zware mishandeling is geen sprake geweest. Nadat verdachte in zijn auto was gestapt, is hij om het plantsoen heengereden en heeft hij vervolgens even stilgestaan op de kruising van de [B-straat] en de [C-straat]. Daarna is hij weggereden.
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. Zij heeft er op gewezen dat de snelheid van de auto waarmee verdachte op zijn broer zou zijn afgereden niet kan worden vastgesteld. Uit technisch onderzoek is gebleken dat de auto ter plekke maximaal een snelheid van 74 km/u kan hebben behaald. Het is echter zeer de vraag of verdachte ook werkelijk met deze snelheid heeft gereden. De door aangever en getuigen genoemde snelheden moeten worden gerelativeerd nu zij niet deskundig zijn op dit gebied. Zij stonden op dat moment stil, hetgeen een juiste inschatting van de snelheid lastiger maakt. Bovendien waren hun verklaringen mogelijk beïnvloed door de hoogopgelopen emoties tussen aangever en verdachte. Omdat de snelheid van de auto niet kan worden bepaald, kan evenmin worden vastgesteld dat er een aanmerkelijke kans was dat de broer, in het geval van een aanrijding, het leven zou hebben verloren.
De verklaringen van aangever en de beide getuigen bevatten voorts onvoldoende details om tot een bewezenverklaring van een poging tot zware mishandeling te komen. Uit de verklaringen blijkt immers niet hoe ver verdachte met zijn auto aangever genaderd was. Mogelijk ging het om een bedreiging, door rakelings met de auto langs aangever te rijden.
De verklaring van getuige [buurman] is ongeloofwaardig nu hij vanaf zijn balkon nooit kan hebben waargenomen dat verdachte in de auto het stuur naar links draaide.
De bedreigende woorden "Ik steek je huis in de fik, wacht jij maar" die volgens aangever door verdachte zijn gebruikt, vinden geen steun in de verklaringen van de andere getuigen en komen daarmee niet overeen. De bewoordingen "Ik kom je opzoeken, je bent nog niet van mij af! Jij komt aan de beurt, wacht maar" leveren - hoe ongepast en dreigend deze ook moge zijn - geen bedreiging met de dood of met zwaar lichamelijk letsel op.
Het oordeel van de rechtbank
De beoordeling van de bewijsmiddelen
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.i
Aangever [aangever] was op 4 juli 2011 samen met zijn neef [neef] in de woning van zijn onlangs overleden moeder, [C-straat nr] te Amsterdam. Zijn neef werd gebeld door verdachte, de broer van aangever. Aangever hoorde verdachte schreeuwen door de telefoon en hoorde dat hij tegen zijn neef zei dat hij naar de woning zou komen.
Even later kwam verdachte in zijn auto, een Alfa Romeo, aanrijden. Hij stapte uit en kwam gelijk op aangever af lopen. Er ontstond een ruzie tussen beide mannen, met duwen en trekken over en weer. De neef heeft hen vervolgens uit elkaar gehaald. Verdachte liep hierop kwaad naar zijn auto, stapte in en reed weg. Verdachte reed naar de andere zijde van de groenstrook en schreeuwde vanuit het raam van de auto. Vervolgens reed verdachte naar het begin van de straat en stond daar even stil. Verdachte keek aangever aan en gaf een paar keer gas. Daarna kwam hij met spinnende banden op hem afrijden, waarbij hij drie keer schakelde. Aangever zag dat op het moment dat verdachte bijna bij aangever was, verdachte in zijn richting stuurde. Aangever kon nog maar net opzij springen en dekking zoeken tussen twee geparkeerde auto's. Als aangever dat niet had gedaan zou hij vol geraakt zijn.ii
[neef] heeft verklaard dat hij op 4 juli 2011 met aangever in de box was toen verdachte aan kwam rijden. Aangever beschuldigde zijn broer ervan het huis leeggehaald te hebben, waarna er duw en trekwerk tussen hen was. [neef] duwde verdachte richting zijn auto. Verdachte was erg dronken. Toen [verdachte] in zijn auto zat schreeuwde hij naar aangever "Jij komt aan de beurt, wacht maar!". Na een rondje om het perkje gereden te hebben kwam hij vervolgens met hoge snelheid op aangever en hem afrijden. Ze moesten wegduiken. Als aangever niet was weggesprongen was hij dood geweest.iii
Een buurman heeft gezien dat aangever en een andere persoon, [neef], op verdachte afliepen, nadat verdachte met de auto aan was komen rijden. Aangever en verdachte spraken luid met elkaar en er ontstond een handgemeen tussen beide mannen. [neef] is er tussenin gaan staan. Verdachte is vervolgens in zijn auto gestapt en met piepende banden weggereden en aan het eind van de straat om het perk heen gekeerd. [neef] en aangever liepen naar de auto van [neef] en op dat moment kwam verdachte met hoge snelheid op aangever aanrijden. Toen hij bij aangever was aangekomen deed hij het stuur even naar links. Aangever moest een sprong maken om niet geraakt te worden. Verdachte is gelijk doorgereden.iv
Een verbalisant die een melding van het gebeuren had gekregen, zag een Alfa Romeo met kenteken [kenteken] met verhoogde snelheid rijden, komende vanuit de richting van de [C-straat] te Amsterdam. Verbalisant zette de achtervolging in en heeft de bestuurder aangehouden. Deze bestuurder bleek verdachte te zijn.v
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij op 4 juli 2011 met zijn Alfa Romeo naar zijn broer toe is gereden. Uit woede heeft hij mogelijk tegen hem gezegd: "Jij komt aan de beurt, wacht maar."vi
Overwegingen omtrent het bewijs
In verband met het verweer van de raadsvrouw met betrekking tot de betrouwbaarheid van de getuige [buurman] overweegt de rechtbank dat de verklaring van deze getuige bij de rechter-commissaris op het punt van het naar links sturen aldus dient te worden gelezen dat hij heeft gezien dat de auto van verdachte, toen deze bij het slachtoffer in de buurt kwam, naar links draaide. De opmerking dat verdachte het stuur naar links draaide moet worden gezien als een - logische - conclusie die de getuige heeft getrokken naar aanleiding van de waargenomen rijrichting van de auto. De rechtbank ziet niet in dat de verklaring van getuige [buurman] daarom onbetrouwbaar zou zijn.
Uit de genoemde bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte in ieder geval in de richting van aangever is gereden en dat hij aangever geraakt zou hebben als deze niet opzij was gesprongen.
Ten aanzien van de snelheid waarmee dit is gebeurd heeft aangever verklaard dat dit tenminste 90 kilometer per uur was.vii Getuige [buurman], de buurman, schatte de snelheid in op minimaal 100 kilometer per uur viii terwijl getuige [neef] spreekt over een hoge snelheid. Hoewel uit het forensisch technisch verkeersonderzoek blijkt dat de snelheid van verdachte niet meer kan zijn geweest dan 70 tot 74 kilometer per uur, en de exacte snelheid waarmee verdachte heeft gereden niet kan worden vastgesteld, acht de rechtbank op basis van genoemde verklaringen wel bewezen dat verdachte bijzonder hard is opgetrokken en met een hoge snelheid in de richting van aangever is gereden. Anders dan de raadsvrouwe is de rechtbank van oordeel dat voor een bewezenverklaring niet noodzakelijk is dat de snelheid precies is vastgesteld.
Het is immers een feit van algemene bekendheid dat de kans aanmerkelijk is dat een aanrijding tussen een auto en een voetganger, zelfs met een veel geringere snelheid dan waar in casu vanuit kan worden gegaan, tot de dood van deze voetganger kan leiden. Het verweer van de raadsvrouw wordt dan ook verworpen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk met hoge snelheid op zijn broer is ingereden. Door aldus te handelen heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij daarmee de dood van zijn broer zou bewerkstelligen. De omstandigheid dat zijn broer uiteindelijk ongedeerd is gebleven is enkel te wijten aan het feit dat deze broer zich in veiligheid wist te brengen door opzij te springen tussen twee geparkeerde auto's.
Daarom acht de rechtbank de primair ten laste gelegde poging doodslag wettig en overtuigend bewezen.
Anders dan de raadsvrouw acht de rechtbank de door verdachte gebezigde bewoordingen "Jij komt aan de beurt, wacht maar", in de context waarin deze zijn gebruikt wel degelijk een strafbare bedreiging. Verdachte heeft deze woorden vanuit het raam van zijn auto geroepen toen hij na een heftige ruzie tussen hem en zijn broer weggereed. Direct na het uiten van deze woorden is verdachte met hoge snelheid op zijn broer ingereden. Uit deze omstandigheden leidt de rechtbank af dat verdachte met de gebezigde woorden de bedoeling had om zijn broer te bedreigen met een misdrijf tegen het leven gericht.
De rechtbank is van oordeel dat de overige in feit 2 ten laste gelegde bewoordingen niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. De diverse verklaringen van aangever en getuigen lopen te veel uiteen en zijn te weinig specifiek om vast te kunnen stellen wat door verdachte op welk moment precies is gezegd.
Ten aanzien van het onder 3 primair en subsidiair ten laste gelegde:
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft vrijspraak voor het primair ten laste gelegde en bewezenverklaring voor het subsidiair ten laste gelegde gevorderd. Verdachte heeft de fiets op straat gekocht en had toen reeds het vermoeden dat het wel eens niet goed zou kunnen zitten.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij ongeveer drie weken voor zijn aanhouding de in de box van het huis van zijn moeder in beslag genomen fiets, samen met de andere in beslag genomen fiets, voor € 100,- in Hilversum op straat van een hem bekende persoon had gekocht.
De raadsvrouw acht geen bewijs voorhanden dat verdachte de fiets zelf heeft weggenomen. Gegeven de verklaring van verdachte, kan evenmin worden gesteld dat verdachte de fiets onder verdachte omstandigheden heeft gekocht, dan wel dat hij had moeten beseffen dat de fiets van enig misdrijf afkomst zou zijn. Verdachte dient zodoende van zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank
De beoordeling van de bewijsmiddelen
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Op 11 januari 2011 heeft mevrouw [benadeelde partij] haar elektrische fiets van het merk Giant, type Lafree, registratienummer [registratienummer], afgesloten met twee sloten, gestald in de fietsenstalling behorende bij het wooncomplex aan de [A-straat] te [plaats]. Op 12 januari 2011 bleek deze fiets te zijn weggenomen.ix
Op 4 juli 2011 werd in de boxruimte behorende bij de woning [C-straat nr] te Amsterdam o.a. een fiets van het merk Giant, type Lafree, met registratienummer [registratienummer] in beslag genomen.x
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij deze fiets, samen met een andere fiets van het merk Gazelle, voor € 100,- in Hilversum op straat van een hem bekende persoon heeft gekocht. Op het moment dat de fiets hem te koop werd aangeboden zat deze nog op slot. Verdachte is even weggegaan en toen hij later de fietsen ophaalde waren de sloten van de fiets verwijderd.xi
Overwegingen omtrent het bewijs
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de fiets zelf heeft weggenomen. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 3 primair ten laste gelegde.
Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat de omstandigheden waaronder verdachte de fiets heeft verworven - waaronder de geringe gezamenlijke koopprijs van de twee aangeboden fietsen, de plaats waar de fiets is aangeboden en de omstandigheid dat de fiets met sloten was afgesloten die vervolgens door de verkoper zijn verwijderd - van dien aard zijn dat verdachte moet hebben geweten dat de fiets gestolen was.
De rechtbank acht op grond van de onder 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
op 4 juli 2011 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk zijn broer [aangever] van het leven te beroven, met dat opzet als bestuurder van een personenauto (merk Alfa Romeo, kenteken [kenteken]) met een hoge snelheid op voornoemde op straat staande [aangever] is ingereden.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
op 4 juli 2011 te Amsterdam zijn broer [aangever] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [aangever] dreigend de woorden toegevoegd: "Jij komt aan de beurt wacht maar", waarna hij, verdachte, als bestuurder van een personenauto (merk Alfa Romeo, kenteken [kenteken]) met een hoge snelheid op voornoemde op straat staande [aangever] is ingereden.
Ten aanzien van het onder 3 subsidiair ten laste gelegde:
in de periode van 11 januari 2011 tot en met 4 juli 2011 in Nederland, een fiets (merk Giant, type Lafree) heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving en het voorhanden krijgen wist dat het een door diefstal verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
6. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straffen en maatregel
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1, 2 en 3 subsidiair bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, met aftrek van voorarrest en een werkstraf van 240 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de werkstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen.
De inbeslaggenomen fiets, merk Giant, type Lafree, dient terug te worden gegeven aan de eigenaar, [benadeelde partij]. De andere bij verdachte in beslag genomen fiets, merk Gazelle, en de inbeslaggenomen zaag mogen worden teruggegeven aan verdachte.
Wanneer de fiets, merk Giant, aan de benadeelde partij Van Leijen wordt teruggegeven, is daarmee haar schade weggenomen. Derhalve dient haar vordering te worden afgewezen.
De officier van justitie heeft tot slot gevorderd om de proeftijd van de in het vonnis van 15 juni 2011 opgelegde voorwaardelijke straf met één jaar te verlengen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om bij het bepalen van een straf rekening te houden met de verstandelijke beperking van verdachte, alsmede met de omstandigheid dat zijn moeder kort voor het ten laste gelegde was overleden. Verdachte verblijft bij Ascensio Zorg en krijgt daar intensieve begeleiding. Verdachte is erbij gebaat dat hij zo snel mogelijk weer begeleid wordt. Een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, in combinatie met een werkstraf of voorwaardelijke gevangenisstraf is dan ook geïndiceerd.
Het is belangrijk dat het bij vonnis van 15 juni 2011 opgelegde reclasseringscontact in stand blijft. De raadsvrouw heeft derhalve tevens verzocht om niet de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf te gelasten maar de proeftijd met één jaar te verlengen.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft vanuit zijn auto bedreigende woorden naar zijn broer geroepen. Vrijwel direct daarna is hij met de auto met hoge snelheid op zijn broer ingereden. De broer kon op het laatste moment aan de dreigende aanrijding ontkomen door opzij te springen tussen twee geparkeerde auto's in. Aldus heeft verdachte zich schuldig gemaakt ernstige misdrijven, waarbij hij grote angst bij zijn broer heeft teweeggebracht en diens leven op het spel heeft gezet.
Voorts heeft verdachte op straat een gestolen fiets gekocht. Door aldus te handelen heeft verdachte geprofiteerd van een door anderen gepleegde diefstal waardoor hij heeft bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt van door misdrijf verkregen voorwerpen.
Bij het bepalen van de straf en de hoogte daarvan houdt de rechtbank ten nadele van verdachte rekening met het feit dat verdachte blijkens een uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 6 juli 2011 reeds zeer vaak voor misdrijven, waaronder met name ook vermogens- en geweldsmisdrijven, is veroordeeld.
De rechtbank heeft kennis genomen van een reclasseringsrapport betreffende verdachte d.d. 29 augustus 2011. Hieruit blijkt dat bij verdachte sprake is van een ontwikkelingsachterstand dan wel een licht verstandelijke beperking. Tot zijn aanhouding woonde verdachte bij Ascensio Zorg en hij kan daar, eenmaal in vrijheid gesteld, weer terugkeren. Verdachte is volgens Ascensio Zorg zeer beïnvloedbaar en komt daardoor vaak in de problemen. Tijdens zijn verblijf bij Ascensio Zorg heeft verdachte zijn alcoholgebruik verminderd en is hij minder vaak met justitie in aanraking gekomen. De dood van zijn moeder, enige weken voor de bewezen geachte feiten op 4 juli 2011, heeft hem zeer aangegrepen.
Verdachte heeft ter zitting verklaard bijzonder ingenomen te zijn met de door Ascensio Zorg geboden hulp en daar graag weer te willen gaan wonen.
De ernst van de bewezen geachte feiten rechtvaardigt in beginsel een vrijheidsstraf van lange duur. Op grond van de oriëntatiepunten voor de straftoemeting zoals die binnen de rechtbank Amsterdam gelden, is reeds voor een poging doodslag een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden uitgangspunt. In de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals uiteen gezet in het reclasseringsrapport, ziet de rechtbank echter aanleiding om een lagere en een deels andersoortige straf op te leggen. Gezien de verstandelijke beperking van verdachte acht de rechtbank het van het grootste belang dat verdachte structuur en begeleiding in zijn leven heeft. Ascensio Zorg kan deze bieden. De rechtbank is van oordeel dat de officier van justitie in haar eis al voldoende rekening heeft gehouden met deze omstandigheden en komt daarom tot een strafoplegging conform het voorstel van de officier van justitie. Op deze wijze wordt bewerkstelligd dat verdachte binnen afzienbare tijd weer bij Ascensio Zorg kan terugkeren, terwijl de werkstraf verdachte een daginvulling geeft.
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van [benadeelde partij] niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 3 subsidiair bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden, nu immers de elektrische fiets van de benadeelde partij is weggenomen.
De rechtbank zal gelasten dat de in beslag genomen elektrische fiets van het merk Giant aan de benadeelde partij zal worden teruggegeven, zodat in beginsel daarmee het grootste deel van de schade teniet wordt gedaan. De rechtbank acht echter aannemelijk dat de fiets ten gevolge van het strafbare feit - tenminste de verwijderde sloten - in waarde is verminderd. Zij waardeert deze waardevermindering op € 100,- (honderd euro). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Het restant van de vordering levert wel een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan het resterende deel van de vordering eventueel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal in het belang van [benadeelde partij], als extra waarborg voor betaling, de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen, omdat verdachte jegens [benadeelde partij] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die het onder 3 subsidiair bewezen geachte feit heeft toegebracht. De rechtbank waardeert deze op € 100,- (honderd euro).
Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich de op 29 september 2011 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13/660542-11, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 15 juni 2011 van de politierechter te Amsterdam, waarbij verdachte onder andere is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel dat verdachte zich niet aan het hem opgelegde reclasseringscontact heeft gehouden.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. Gezien echter de wenselijkheid dat het opgelegde reclasseringscontact in stand blijft, is de rechtbank met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat thans geen tenuitvoerlegging dient te volgen maar dat volstaan kan worden met verlenging van de proeftijd met één jaar.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 22c, 22d, 36f, 45, 57, 285, 287 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 3 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde:
Poging tot doodslag.
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Ten aanzien van het onder 3 subsidiair bewezen verklaarde:
Opzetheling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf van 240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 (honderdtwintig) dagen.
Gelast de teruggave aan [benadeelde partij] van:
- een fiets, merk Giant, type Lafree (4093453)
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- een fiets, merk Gazelle (4093452)
- een zaag, merk Festool (4093454)
Wijst de vordering van [benadeelde partij], rekeningnummer [rekeningnummer], toe tot een bedrag van € 100,- (honderd euro).
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij], € 100,- (honderd euro) aan de Staat te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting door hechtenis van 2 dagen vervangen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Verlengt de proeftijd van de in het vonnis van 15 juni 2011 opgelegde voorwaardelijke straf met één jaar.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.W. Bianchi, voorzitter,
mrs. C.A.E. Wijnker en M. Bakhuis, rechters,
in tegenwoordigheid van B. de Hoogh, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 november 2011.
i Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
ii Blz. 1 e.v. Proces-verbaal van aangifte [aangever]
iii Blz. 18 e.v. Proces-verbaal van verhoor getuige [neef]
iv Verklaring getuige [buurman] bij de rechter-commissaris
v Blz. 6 e.v. Proces-verbaal van aanhouding
vi Verklaring verdachte ter terechtzitting van 18 oktober 2011.
vii Blz. 3 Proces-verbaal van aangifte [aangever]
viii Verklaring getuige [buurman] bij de rechter-commissaris
ix Blz. 24 e.v. Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij].
x Blz. 38 e.v. Proces-verbaal kennisgeving van inbeslagneming.
xi Verklaring verdachte ter terechtzitting van 18 oktober 2011.