ECLI:NL:RBAMS:2011:BU2999
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid en verwijzing in civiele procedure tussen eiseres en gedaagde
In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is gebracht, betreft het een geschil tussen eiseres, gevestigd te Medemblik, en gedaagde, wonende te Medemblik. Eiseres heeft gedaagde en haar ex-werkneemster aansprakelijk gesteld voor schade die is ontstaan na de intrekking van haar horeca- en drankvergunning wegens handel in harddrugs. De vordering bedraagt € 108.626,67. Gedaagde heeft een exceptie van onbevoegdheid ingediend, stellende dat de hoogte van de vordering niet onder de competentie van de kantonrechter valt.
De rechtbank Alkmaar had de zaak oorspronkelijk verwezen naar de sector kanton van de Rechtbank Amsterdam, maar had dit moeten doen op basis van artikel 220 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De kantonrechter in Amsterdam heeft geoordeeld dat hij gebonden is aan deze verwijzing, ondanks dat gedaagde geen hoger beroep heeft ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Alkmaar. De kantonrechter heeft de bevoegdheid erkend en de vordering in het incident afgewezen, waarbij gedaagde in de kosten van het incident is veroordeeld.
De kantonrechter heeft vervolgens de zaak verwezen naar de terechtzitting van 28 oktober 2011 om voort te procederen. Dit vonnis is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 14 oktober 2011, waarbij de griffier aanwezig was. De beslissing van de kantonrechter is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat gedaagde de kosten onmiddellijk moet betalen, ongeacht een eventueel hoger beroep.