ECLI:NL:RBAMS:2011:BU2945
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verstekzaak over verjaring en contractuele rente in civiele procedure
In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Amsterdam op 8 maart 2011, heeft de kantonrechter uitspraak gedaan in een verstekzaak tussen een besloten vennootschap, aangeduid als eiseres, en een gedaagde die niet is verschenen. De eiseres vorderde betaling van € 1.721,47, bestaande uit een hoofdsom van € 102,92, contractuele rente en proceskosten. De vordering was gebaseerd op een koopovereenkomst uit 1997, waarbij de gedaagde goederen had aangeschaft bij een bedrijf. De eiseres heeft de vordering van het bedrijf overgenomen en stelde dat de gedaagde nalatig was in het betalen van de verschuldigde bedragen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde niet is verschenen en dat er geen verweer is gevoerd tegen de vordering. Hierdoor heeft de kantonrechter de vordering van de eiseres toegewezen, met inachtneming van de wettelijke en contractuele rente. De rechter heeft ambtshalve de vraag van verjaring in overweging genomen, maar omdat de gedaagde niet was verschenen, kon deze kwestie niet aan de orde komen. De kantonrechter heeft ook de redelijkheid en billijkheid van de vordering beoordeeld en besloten dat de contractuele rente beperkt moest worden, gezien de lange tijd die verstreken was sinds de oorspronkelijke vordering.
De uitspraak bevatte ook een beslissing over de proceskosten, waarbij de kantonrechter het griffierecht dat de gedaagde moest betalen, heeft beperkt tot het toegewezen bedrag. De rechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af. Deze uitspraak benadrukt het belang van het voeren van verweer in civiele procedures en de rol van de rechter bij het toetsen van vorderingen op basis van redelijkheid en billijkheid.