ECLI:NL:RBAMS:2011:BU2528
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- E.R.S.M. Marres
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid kantonrechter in geschil over juridische dienstverlening
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 28 april 2011, staat de bevoegdheid van de kantonrechter centraal in een geschil tussen een maatschap van advocaten en vijf gedaagden. De eiseres, een advocatenpraktijk, vordert betaling van onbetaalde declaraties van de gedaagden, die zich in een incident beroepen op onbevoegdheid van de kantonrechter. De gedaagden stellen primair dat de Raad van Toezicht van de Orde van Advocaten bevoegd is, en subsidiair dat de vorderingen de competentiegrens van € 5.000 overschrijden. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagden hun primaire stelling onvoldoende hebben onderbouwd en dat de vorderingen in het belang van de goede procesorde bij de kantonrechter moeten blijven. De kantonrechter wijst erop dat de bijzondere procedure van artikel 32 Wtbz enkel geldt voor geschillen over het tarief en de uren van de advocaat, en dat de gedaagden niet hebben aangetoond dat zij bezwaren hebben tegen het door de eiseres gehanteerde tarief. De kantonrechter concludeert dat de gedaagden hun beroep op onbevoegdheid niet kunnen onderbouwen en verklaart de kantonrechter bevoegd tot kennisneming van alle vorderingen. De beslissing over de proceskosten wordt aangehouden tot de eindbeslissing in de hoofdzaak.