ECLI:NL:RBAMS:2011:BU2165
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid van derde beslagene jegens executant na faillissement
In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Amsterdam, heeft de kantonrechter op 12 april 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en [gedaagde] over de aansprakelijkheid van de derde beslagene na het faillissement van de schuldenaar. De zaak betreft een vordering van [eiser] die op 28 januari 2010 executoriaal beslag heeft gelegd op een bedrag dat de [gedaagde] onder zich had, ten laste van de failliete [naam Reisadviesbureau]. De [gedaagde] had een verklaring afgegeven waarin zij het beslag bevestigde, maar na het faillissement van de [naam Reisadviesbureau] weigerde zij het bedrag aan [eiser] uit te betalen, met als argument dat het beslag was vervallen door het faillissement.
De kantonrechter oordeelde dat de [gedaagde] niet aansprakelijk was voor de schade die [eiser] had geleden door het niet uitbetalen van het beslag. De rechter stelde vast dat de [gedaagde] niet in strijd met haar wettelijke verplichtingen had gehandeld door de verklaring pas na de termijn van vier weken af te geven. Bovendien was het faillissement van de [naam Reisadviesbureau] een onoverkomelijke hindernis voor de [gedaagde] om aan haar betalingsverplichting te voldoen. De kantonrechter concludeerde dat de [gedaagde] niet gehouden was om de door [eiser] gevorderde schade te vergoeden, omdat er geen eigen voordeel was voor de [gedaagde] bij het niet tijdig betalen van het bedrag aan [eiser].
Uiteindelijk werd de vordering van [eiser] afgewezen en werd hij veroordeeld in de proceskosten van de [gedaagde]. De uitspraak benadrukt de juridische nuances rondom de aansprakelijkheid van derde beslagenen in het geval van faillissement van de schuldenaar, en de voorwaarden waaronder zij aansprakelijk kunnen worden gesteld voor schade.