ECLI:NL:RBAMS:2011:BU1979

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
EA 10-1884
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Informatie- en adviesplicht van de bewonerscommissie bij verkoop van sociale huurwoningen

Op 8 november 2010 heeft de Bewonerscommissie een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank Amsterdam, sector Kanton, met betrekking tot de informatieplicht van [verweerster] over de voorgenomen verkoop van sociale huurwoningen. De zaak betreft de vraag of de Bewonerscommissie tijdig en adequaat geïnformeerd is over het voornemen van [verweerster] om 100% van de sociale huurwoningen te verkopen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Bewonerscommissie weliswaar geïnformeerd is via een brief van 10 juni 2010, maar dat deze informatie niet op eigen initiatief door [verweerster] is verstrekt. De rechtbank oordeelt dat de brief niet voldoet aan de eisen van de Overlegwet, maar dat dit niet leidt tot opschorting van het verkoopvoorstel, aangezien de Bewonerscommissie geen schade heeft aangetoond door het nalaten van [verweerster].

De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de Bewonerscommissie op basis van artikel 5 van de Overlegwet niet om advies hoefde te worden gevraagd, omdat het hier gaat om een algemeen beleidsvoornemen dat op huurdersorganisatieniveau wordt behandeld. De rechtbank wijst erop dat de verhuurder alleen verplicht is om advies te vragen aan een overkoepelende huurdersorganisatie en niet aan individuele bewonerscommissies, tenzij het beleidsvoornemen de belangen van huurders van specifieke woningen rechtstreeks raakt. De rechtbank concludeert dat de verzoeken van de Bewonerscommissie worden afgewezen, omdat [verweerster] niet verplicht was om hen om advies te vragen over het voorgenomen beleid.

De beslissing is genomen door de kantonrechter mr. C. von Meyenfeldt en is uitgesproken op 12 mei 2011 tijdens een openbare zitting.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Locatie AMSTERDAM
EA 10-1884
Beschikking van 12 mei 2011
11
BESCHIKKING
Op 8 november 2010 is een verzoekschrift ingekomen ter griffie van:
De Bewonerscommissie [verzoekster]
p/a mevrouw [naam] te Amsterdam,
verzoekster
tegen
[verweerster]
gevestigd te Amsterdam
verweerster
HET VERDERE VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Na de beschikking van 1 februari 2011 zijn de volgende stukken ingekomen:
-een akte uitlating van [verweerster] met bijlagen;
-een reactie van de Bewonerscommissie met bijlagen.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
1. Partijen zijn het er over eens dat de Bewonerscommissie geïnformeerd diende te worden over het voornemen van [verweerster] om over te gaan tot 100% verkoop in haar complexen van sociale huurwoningen. Bespreking van dit voornemen bij gelegenheid van een door [verweerster] georganiseerde workshop bewonerscommissies in een vve kan niet alszodanig worden aangemerkt evenmin als het meedelen van dit voornemen bij gelegenheid van het voorjaarsoverleg van [verweerster] met de Bewonerscommissie (prod.2 akte uitlaten [verweerster]). Door de brief van 10 juni 2010 (prod.9 verzoekschrift) is de Bewonerscommissie echter wel geïnformeerd over bedoeld voornemen hoewel deze brief door [verweerster] niet eigener beweging aan de Bewonerscommissie is geschreven. Dat in de brief van [verweerster] de gevolgen van haar voornemen niet zijn genoemd, anders dan in de Overlegwet voorgeschreven, rechtvaardigt geen opschorting van dat voornemen nu de Bewonerscommissie geen feiten en/of omstandigheden heeft gesteld die tot het oordeel kunnen leiden dat zij door dat nalaten is benadeeld.
2. De Bewonerscommissie verzoekt om te mogen adviseren over het onder 1. genoemde voornemen van [verweerster]. Zij baseert dat verzoek op artikel 5 van de Overlegwet. Anders dan in artikel 4 van die wet staat daar niet ‘’de betrokken huurdersorganisatie en de betrokken bewonerscommissie’’ maar ‘’de huurdersorganisatie of de bewonerscommissie’’. Uit de memorie van antwoord van de Overlegwet (onder 3.3) blijkt voldoende waarom bij de advisering (artikel 5 van de wet) ‘’of’’ staat (huurdersorganisatie of bewonerscommissie), anders dan bij de informatievoorziening (artikel 4 van de wet) waar ‘’en’’ staat (huurdersorganisatie en bewonerscommssie). Over algemene beleidsvoornemens behoeft de verhuurder alleen advisering te vragen aan een overkoepelende huurdersorganisatie. Teneinde te waarborgen dat deze huurdersorganisatie voldoende op de hoogte is van de belangen van de verschillende huurders- en bewonerscommissies in het gebied dient de informatie over beleidsvoornemens door de verhuurder aan (alle) huurders- en bewonerscommissies te worden verstrekt. Zodra het beleidsvoornemen de belangen van huurders van bepaalde woningen rechtstreeks raakt overlegt en adviseert de huurdersorganisatie en/of bewonerscommissie op complexniveau.
3. In dit geval betekent dat dat [verweerster] (nog) niet om advies hoefde te vragen aan de bewonerscommissie. Het gaat nog slechts om een algemeen beleidsvoornemen hetgeen op huurdersorganisatieniveau wordt behandeld. Dat de huurdersorganisatie niet functioneert, zoals de Bewonerscommissie heeft gesteld, brengt niet met zich dat [verweerster] om die reden met de verschillende Bewonerscommissies moet overleggen dan wel hen om advisering moet vragen.
4. De verzoeken worden afgewezen.
BESLISSING
De kantonrechter:
-wijst de verzoeken af.
Aldus gegeven te Amsterdam en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 mei 2011 door mr. C. von Meyenfeldt, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier.
De griffier de kantonrechter ?