6. [gedaagde 2] en [gedaagde 1] verweren zich tegen deze vordering. [gedaagde 1] stelt voorop dat zijns inziens de kantonrechter niet bevoegd is over de tegen hem ingestelde vordering te oordelen, aangezien deze gebaseerd is op een vermeend onrechtmatig handelen van hem jegens [eiser].
7. [gedaagde 2] en [gedaagde 1] betwisten de conclusie van Interpolis en Nationale Nederlanden dat er een vermoeden bestaat van betrokkenheid van hen bij de hennepkwekerij. Het is aan de rechter om te beslissen of [gedaagde 2] bij de hennepkwekerij betrokken is en niet aan de schadeverzekeraar die gelijk iedere schadeverzekeraar, als het even kan, onder zijn betalingsverplichting proberen uit te komen. Voor [gedaagde 2] en [gedaagde 1] is het zo goed als onmogelijk om te bewijzen dat zij niet betrokken zijn bij de hennepkwekerij. Bij gebreke van wetenschap betwisten zij dat er sprake is geweest van een professionele hennepkwekerij.
8. Eerst na de brand hebben zij gehoord en begrepen dat er sprake is geweest van een illegale aftakking vanuit de meterkast en dat de elektriciteitsmeter gemanipuleerd was. Dat laatste kan ook gebeurd zijn in de periode die ligt tussen de laatste opname van de meterstand in 2009 en de brand in augustus 2010.Toen de onderhuurder aan [gedaagde 1] vroeg om een aansluiting te mogen maken ten behoeve van zijn airco, heeft [gedaagde 1] hem meegedeeld dat daardoor de door hem te vergoeden energiekosten met € 20,-- verhoogd zouden worden.
9. Dat de brand ontstaan is in de hennepkwekerij geloven [gedaagde 2] en [gedaagde 1] wel. Bij gebreke van wetenschap moeten zij echter wel betwisten dat de brand een gevolg is van een defect aan of in de elektrische installatie die voor de hennepkwekerij geïnstalleerd zou zijn.
10. [gedaagde 2] is in haar verplichtingen uit de huurovereenkomst jegens [eiser] niet tekortgeschoten. De onderhuurder van [gedaagde 2] is tekortgeschoten in zijn verplichtingen jegens [gedaagde 2]. Het is de vraag in hoeverre die tekortkoming van de onderhuurder aan [gedaagde 2] kan worden toegerekend. Voor zover dat het geval zou zijn, rechtvaardigt dat niet de ontbinding van de huurovereenkomst, aangezien de gevolgen daarvan voor [gedaagde 2] catastrofaal zou zijn. [gedaagde 2] heeft jegens [eiser] niet onrechtmatig gehandeld.
11. [gedaagde 2] gaan ervan uit dat de verzekeraar van [eiser] uiteindelijk gehouden zal zijn om de [schade van de eiser] ten gevolge van de brand aan hem te vergoeden. Het is niet zo dat [gedaagde 2] de bestemming van het door haar verhuurde appartement 12, waarin de hennepkwekerij was opgezet, gewijzigd heeft.
12. Uiteraard wist [gedaagde 2] dat de productie van verdovende middelen een expliciet verboden bestemming van het verhuurde is. Dit verbod heeft [gedaagde 2] ook expliciet aan haar onderhuurder van het appartement 12, [naam onderhuurder], opgelegd, zoals blijk uit het overgelegde huurcontract d.d. 15 maart 2010. [gedaagde 1] heeft deze verboden activiteit noch expliciet noch impliciet aan deze onderhuurder toegestaan en hij was hiervan ook niet op de hoogte. Ook de andere onderhuurders hebben hem niet gewezen op de mogelijke aanwezigheid van een hennepkwekerij.
13. Het was blijkens artikel 15 van het huurcontract aan [gedaagde 2] toegestaan de vier studio’s onder te verhuren. [gedaagde 2] was niet verplicht nieuwe onderhuurders aan te melden bij [eiser]. De huurbetalingen door de onderhuurders – met uitzondering van één onderhuurder – geschiedden contant. Het is niet juist dat het appartement nr. 12 alleen te bereiken is via een toegangsdeur die zich bevindt bij de keuken in het restaurant van [gedaagde 2]. Ook is onjuist dat [gedaagde 2] dat appartement alleen zou hebben willen verhuren aan personeelsleden van [gedaagde 2] of familieleden van [gedaagde 1].
14. Voor het plaatsen van een airconditioning unit zijn geen bouwkundige voorzieningen nodig, zodat er voor [gedaagde 2] geen verplichting bestond om daarvoor aan [eiser] toestemming te vragen. [gedaagde 1] heeft geen verstand van elektra en mocht ervan uitgaan dat de elektricien die met de onderhuurder meekwam, wel ter zake kundig was.
Hij was niet op de hoogte van de verbreking van de verzegeling van de elektriciteitsmeter en de daaraan gepleegde manipulatie.
15. [gedaagde 2] en [gedaagde 1] wijzen erop dat zij ook aanzienlijke schade door de brand hebben geleden en voorts op het feit dat zij het restaurant op de begane grond hebben hersteld in de oude staat en een noodvoorziening voor het kapotte dak hebben getroffen, terwijl [eiser] nog geen enkele herstelmaatregel getroffen heeft. Zolang het dak niet wordt gerepareerd en het appartement op de eerste verdieping en de studio op de tweede verdieping worden hersteld, is het voor [gedaagde 2] niet mogelijk deze twee woningen weer onder te verhuren. [gedaagde 2] maakt om die reden aanspraak op huurprijsvermindering. Nadat de brand op 10 augustus 2010 was uitgebroken, heeft [gedaagde 2] die toen de huur over augustus 2010 nog niet betaald had, het betalen van de huurtermijnen opgeschort en wel tot 11 november 2010, dus voor een periode van drie maanden. Vanaf 11 november 2010 betaalt [gedaagde 2] weer de huur, waarop zij in mindering brengt de gederfde huurpenningen van voormeld appartement en voormelde studio ad € 569,25, respectievelijk € 458,-- per maand.
16. [gedaagde 2] begrijpt niet waarom [eiser] van haar als huurster af wil. Hij heeft daarbij geen enkel belang, terwijl [gedaagde 2] alle belang bij continuering van de huurovereenkomst heeft. [gedaagde 1] is voor zijn inkomen geheel afhankelijk van het horecabedrijf, dat bij ontbinding van de huurovereenkomst ophoudt te bestaan en failliet zal gaan. [gedaagde 2] en [gedaagde 1] hebben aan [eiser] aangeboden om het pand te laten overnemen door een derde die bereid is om [gedaagde 2] haar restaurantbedrijf te laten blijven uitoefenen. Zij hebben een offerte in het geding gebracht, waaruit blijkt dat de herstelwerkzaamheden uitgevoerd kunnen worden voor € 80.950,-- excl. BTW. [eiser] zelf heeft de herstelschade begroot op € 300.000,--.
17. Voor het geval de kantonrechter de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst toch mocht toewijzen, bepleit [gedaagde 2] dat aan een eventuele uitvoerbaar bij voorraad verklaring van het vonnis, de voorwaarde door de kantonrechter verbonden zal worden dat [eiser] tot een bedrag van € 250.000,-- (geïndexeerd) zekerheid zal stellen. Hierbij memoreert [gedaagde 2] dat volgens hen [eiser] voornamelijk in China woont en in Nederland geen ander verhaal biedt dan op het door hem aan [gedaagde 2] verhuurde pand.