ECLI:NL:RBAMS:2011:BT8654

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
EA11-572
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens concurrentie en bescherming van bedrijfsgevoelige informatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 31 mei 2011 uitspraak gedaan over de ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen een merkengemachtigde en haar werkgever. De vrouw, die in 2005 in dienst trad bij de onderneming van haar echtgenoot, werd op non-actief gesteld nadat haar echtgenoot in 2011 een concurrerende onderneming startte. De werkgever vreesde voor het verlies van bedrijfsgevoelige informatie en verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever voldoende gewichtige redenen had om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, gezien de directe concurrentie van de nieuwe onderneming van de echtgenoot van de werknemer. De kantonrechter wees de ontbinding toe en kende de werknemer een vergoeding van € 20.000,- toe, waarbij rekening werd gehouden met de omstandigheden van de zaak. De rechter benadrukte dat de belangen van de werkgever bij het beschermen van gevoelige informatie zwaarder wogen dan de persoonlijke belangen van de werknemer. De uitspraak benadrukt de delicate balans tussen persoonlijke relaties op de werkvloer en de noodzaak voor werkgevers om bedrijfsgevoelige informatie te beschermen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Locatie Amsterdam
Zaaknummer: 1244033 EA VERZ 11-572
Beschikking van: 31 mei 2011
481
Beschikking van de kantonrechter
I n z a k e
[verzoekster]
gevestigd te Rotterdam
verzoekster
nader te noemen [verzoekster]
gemachtigde: mr. P.A.A. Lelijveld
t e g e n
[verweerster]
wonende te Amsterdam
verweerster
nader te noemen [verweerster]
gemachtigde: mr. E.H. Deur
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
[verzoekster] heeft op 14 april 2011 een verzoek ingediend dat strekt tot ontbinding van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst.
[verweerster] heeft een verweerschrift ingediend.
Het verzoek is behandeld ter terechtzitting van 16 mei 2011. [verzoekster] is verschenen bij de dames [naam] en [naam], bijgestaan door haar gemachtigde. [verweerster] is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde.
BEOORDELING VAN HET VERZOEK
1. Als gesteld en onvoldoende weersproken kan van het volgende worden uitgegaan:
a. [verweerster], geboren op 17 oktober 1963, is op 18 mei 2005 in dienst getreden bij [naam rechtsvoorganger verzoekster], de rechtsvoorganger van [verzoekster]. Haar functie is die van merkengemachtigde, tegen een salaris van thans € 3.174,22 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag. Zij ontvangt daarnaast een autovergoeding van € 387,- bruto per maand.
b. [verweerster] is (sinds 2001) getrouwd met een van de oprichters van [rechtsvoorganger verzoekster], de heer [naam echtgenoot verweerster]. [rechtsvoorganger verzoekster] is in 2008 overgenomen door [verzoekster].
c. in de eerste helft van 2010 hebben besprekingen plaatsgevonden tussen [verzoekster] en de drie oprichters van [rechtsvoorganger verzoekster] ([naam echtgenoot verweerster], [naam] en [naam]) over het terugkopen (‘een management buyout’) van het bedrijf. Nadat deze besprekingen niet tot een dergelijke terugkoop hebben geleid, zijn de drie oprichters op non-actief gesteld. De samenwerking tussen hen en [verzoekster] is middels een medio juli 2010 getroffen regeling beëindigd. In deze regeling heeft [verzoekster] bedongen dat [naam echtgenoot verweerster] tot 1 januari 2011 geen concurrerende activiteiten zal verrichten
d. [naam echtgenoot verweerster], [naam] en [naam] zijn per 1 januari 2011 een nieuwe onderneming gestart, [naam nieuwe onderneming]. De [naam nieuwe onderneming] is net als [verzoekster] een merkenbureau.
e. [verzoekster] heeft [verweerster] op 29 maart 2011 op non-actief gesteld.
f. [verzoekster] heeft hierover aan haar personeel op 11 april 2011 het volgende bericht: “Wij (MT) hebben een moeilijk besluit moeten nemen over de positie van [verweerster] binnen onze organisatie. Met oog op de persoonlijke relatie die [verweerster] heeft met [naam nieuwe onderneming] en gezien het feit dat [naam nieuwe onderneming] inmiddels een directe concurrent is geworden, is gebleken dat wij steeds vaker bepaalde (strategische) informatie of beslissingen niet meer open wilden/konden communiceren. Dit vinden wij geen goede situatie. Daarnaast kan [verweerster] door deze beperkte informatie naar haar toe, haar functie ook niet meer goed uitoefenen. Voor beide partijen is dit geen goede basis om het dienstverband voort te zetten en met ingang van vandaag zal [verweerster] van werkzaamheden worden vrijgesteld en zal er naar een beëindiging van het dienstverband worden toegewerkt. Graag benadrukken wij dat [verweerster] altijd een zeer loyale en integere medewerkster is geweest en wij vinden het dan ook heel spijtig dat wij deze beslissing hebben moeten nemen.”
g. [verweerster] heeft in kort geding wedertewerkstelling gevorderd. Bij vonnis van 4 mei 2011 (zaaknummer 1241038 KK EXPL 11-310) heeft de kantonrechter te Amsterdam deze vordering afgewezen.
Verzoek en verweer
2. [verzoekster] verzoekt om ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen in de zin van veranderingen in de omstandigheden van zodanige aard dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen. Zij biedt daarbij aan een vergoeding van € 10.000,- bruto.
3. Kern van de gewijzigde omstandigheden is, aldus [verzoekster], het gegeven dat de echtgenoot van [verweerster], [naam echtgenoot verweerster], een concurrerende onderneming is gestart. [naam nieuwe onderneming] is een directe concurrent en gebleken is dat zij zich richt op de klanten van [verzoekster]. [verzoekster] is haar belangrijkste klant, Friesland Campina, kwijtgeraakt, en deze klant is overgestapt naar [naam nieuwe onderneming]. Datzelfde geldt voor UPC en Jumbo en nog een aantal klanten.
4. Het is [verzoekster] pas eind februari/begin maart 2011 duidelijk geworden dat [naam nieuwe onderneming] zich zo sterk richtte op de klanten van [verzoekster]. Daarom heeft [verzoekster] niet eerder aangestuurd op beëindiging van het dienstverband met [verweerster]. Tegelijkertijd kon zij, toen in maart 2011 duidelijk werd hoe sterk de concurrentie door [naam nieuwe onderneming] was, redelijkerwijs niets anders doen dan [verweerster] op non actief stellen.
5. [verweerster] betwist dat er gewichtige redenen voor ontbinding zijn in de door [verzoekster] bedoelde zin en verzet zich tegen de door [verzoekster] verzochte ontbinding. [verweerster] verzoekt, voor het geval de kantonrechter de arbeidsovereenkomst toch zal ontbinden, om haar een vergoeding toe te kennen van € 50.000,- bruto ten laste van [verzoekster]. Deze vergoeding komt neer op correctiefactor C=2.
6. [verweerster] voert ter ondersteuning van haar stellingen - kort gezegd - aan dat zij direct na de op non actiefstelling van haar echtgenoot (op 21 juni 2010) aan [verzoekster] heeft gevraagd of deze situatie ook voor haar zelf gevolgen zou hebben. Daarop is ontkennend geantwoord. Bij diverse volgende gelegenheden heeft [verzoekster] wederom haar vertrouwen in [verweerster] uitgesproken. Ook toen duidelijk werd dat [naam echtgenoot verweerster], [naam] en [naam] een eigen merkenbureau gingen oprichten (in november 2011 zijn er advertenties geplaatst waaruit dit bleek), heeft [verzoekster] daarvan ten opzichte van [verweerster] geen probleem gemaakt. Integendeel, zij heeft uitgesproken dat zij de integriteit van [verweerster] waardeerde. Volgens [verweerster] valt niet in te zien waarom er dan thans een grond zou zijn voor beëindiging van het dienstverband.
Beoordeling
7. De kantonrechter is van oordeel dat vast is komen te staan dat [naam nieuwe onderneming] een rechtstreekse concurrent van [verzoekster] is. [verweerster] heeft voorts niet betwist dat [verzoekster] belangrijke klanten als Friesland Campina en UPC aan [naam nieuwe onderneming] heeft verloren. Het valt daarom te billijken dat [verzoekster] de aanwezigheid binnen haar onderneming van [verweerster], echtgenote van een van de oprichters en eigenaren van [naam nieuwe onderneming], niet langer wenselijk acht. [verzoekster] heeft daarbij naar het oordeel van de kantonrechter voldoende duidelijk gemaakt dat zij [verweerster] hiermee niet “aanvalt” op haar integriteit, maar dat zij simpelweg het risico niet kan en wil nemen dat er gevoelige informatie bij haar concurrent terecht komt.
8. Dit betekent dat de arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden; onder de geschetste omstandigheden wegen de belangen van [verzoekster] bij het beschermen van bedrijfsgevoelige informatie zwaarder dan de belangen, die de persoonlijke levenssfeer van [verweerster] betreffen.
9. Ten aanzien van de hoogte van de vergoeding overweegt de kantonrechter het volgende. Als uitgangspunt dient de rechter zich terughoudend op te stellen ter zake de beoordeling van zaken rond “liefde op het werk”. De liefde laat zich immers moeilijk beoordelen, zeker door de rechter die (naar mag worden aangenomen) slechts over beperkte informatie van partijen beschikt. Als uitgangspunt moet daarom van een ontbindingsvergoeding met correctiefactor C=1 (neutraal) worden uitgegaan.
10. In deze kwestie is er aanleiding om een deel van het risico bij [verweerster] te leggen, hetgeen leidt tot een lagere C-factor. [verweerster] wist dat “liefde en werk” tot problemen kon leiden. In 2002 is zij zelfs betrokken geweest bij een kort geding procedure hierover (Novagraaf, JAR 2002, 147). Desondanks is zij in 2005 in dienst getreden bij [rechtsvoorganger verzoekster], de onderneming die [naam echtgenoot verweerster] (mede) had opgericht en waarvan hij grootaandeelhouder was. Vanzelfsprekend stond haar dit volkomen vrij, maar een en ander betekent naar het oordeel van de kantonrechter dat niet gezegd kan worden dat de reden voor de ontbinding uitsluitend in de risicosfeer van de werkgever is gelegen.
11. Het verwijt dat [verweerster] [verzoekster] maakt, namelijk dat als [verzoekster] consequent was geweest zij [verweerster] eerder had moeten ontslaan, volgt de kantonrechter niet. Als [verzoekster] eerder stappen in die richting had ondernomen, zou haar tegengeworpen kunnen worden dat het niet zeker was dat [naam echtgenoot verweerster] een concurrerende onderneming zou starten, dan wel dat het een en ander niet tot klantenverlies aan de kant van [verzoekster] zou behoeven te leiden. Een hogere vergoeding dient dit in elk geval niet tot gevolg te hebben, nu [verweerster] -in vergelijking met de situatie dat haar dienstverband (bijvoorbeeld) per 1 januari 2011 zou zijn beëindigd- haar salaris nog een aantal maanden doorbetaald heeft gekregen.
12. De kantonrechter is wel van oordeel dat [verzoekster] een verwijt kan worden gemaakt ter zake de op non actiefstelling. Zij had zich moeten realiseren dat het voor [verweerster] schadelijk was om haar van de ene op de andere dag naar huis te sturen, waarbij zij kennelijk ook nog eens twee weken heeft gewacht met het informeren van het personeel. Dit verwijt wordt meegewogen in de hoogte van de toe te kennen vergoeding.
13. Alles afwegende kent de kantonrechter aan [verweerster] een vergoeding toe van € 20.000,- bruto. Geen rekening wordt gehouden met de autovergoeding.
14. Er zijn termen de proceskosten te compenseren, behoudens in het geval dat [verzoekster] het verzoek intrekt in welk geval [verzoekster] in de kosten aan de zijde van [verweerster] wordt veroordeeld.
BESLISSING
De kantonrechter:
I. ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 juli 2011;
II. kent aan [verweerster] een vergoeding toe ten laste van [verzoekster] ter hoogte van € 20.000,- bruto;
III. veroordeelt [verzoekster] tot betaling van deze vergoeding en verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
IV. bepaalt dat het onder I t/m III gestelde rechtskracht ontbeert, indien het verzoek door [verzoekster] uiterlijk op 15 juni 2011 wordt ingetrokken;
V. bepaalt dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen, behoudens in het geval [verzoekster] het verzoek zal intrekken, in welk geval [verzoekster] wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure aan de zijde van [verweerster], die tot op heden worden begroot op € 545,- voor salaris van de gemachtigde, voor zover verschuldigd inclusief BTW;
VI. wijst het meer of anders verzochte af.
Aldus gegeven door mr. T.M.A. van Löben Sels, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 mei 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter