4.5. In de e-mail van 27 juli 2011 heeft Cradlestone c.s. zelf uitdrukkelijk aan AM B.V. meegedeeld dat ‘het voorstel zoals vrijdag jl. is geformuleerd niet akkoord is’ en dat daar ‘een aantal redenen’ voor is. Niet alleen vindt Cradlestone c.s. de koopprijs te hoog, maar ook de door AM B.V. gestelde voorwaarde met betrekking tot de nader te verlenen goedkeuring en het gebrek aan een concrete startdatum zijn voor Cradlestone c.s. onacceptabel, volgens haar eigen e-mail. Vervolgens heeft zij een ander voorstel geformuleerd, met een aantal (eigen) voorwaarden. In de e-mail van 29 juli 2011 heeft AM B.V. op haar beurt evenmin met het voorstel van Cradlestone c.s. ingestemd en weer een eigen aanbod gedaan, met herhaling van de omstreden voorwaarde. In de e-mail van 5 augustus 2011 heeft Cradlestone c.s. (nogmaals) aan AM B.V. meegedeeld daarmee niet akkoord te gaan. Op grond van de mededelingen die partijen aldus over en weer aan elkaar hebben gedaan kan niet worden geconcludeerd dat over de essentialia van de bouw van de parkeergarage reeds overeenstemming bestond. Weliswaar heeft Cradlestone c.s. in de
e-mail van 27 juli 2011 op een aantal punten met de voorstellen van AM B.V. ingestemd, maar de uiteindelijke conclusie luidde toch dat het voorstel niet akkoord is. Dat zij vervolgens alsnog akkoord is gegaan met de door AM B.V. voorgestelde koopprijs maakt niet dat partijen het eens waren over de overige essentialia. Cradlestone c.s. heeft aan haar instemming op dat punt immers uitdrukkelijk de (uiterste) datum van 1 oktober 2011 verbonden voor de start van de bouw, terwijl AM B.V. nu juist, mede door het stellen van de door haar gewenste voorwaarden, met die termijn niet heeft ingestemd. Dat AM B.V. de voorwaarde zou hebben laten vallen, zoals Cradlestone c.s. heeft betoogd, aangezien zij deze alleen had gesteld in februari 2009 en daarop pas weer in april 2011 is teruggekomen, is niet aannemelijk geworden. Dat AM B.V. dit voorbehoud niet telkens expliciet heeft herhaald is daartoe onvoldoende.
4.6. Al met al kan worden geconcludeerd dat partijen over een aantal wezenlijke punten, waaronder de datum waarop met de bouw begonnen moest worden en de voorwaarden waaronder, nog geen overeenstemming hadden bereikt. Dit nog daargelaten dat partijen van mening verschillen over de vraag wie de bouwvergunning voor de parkeergarage heeft aangevraagd en gekregen en/of over de vraag welke aannemer de bouw zou moeten realiseren. Terwijl Cradlestone c.s. stelt dat de vergunning is verleend aan AM B.V. heeft [medewerker AM 2] van AM B.V. ter zitting de tekst voorgelezen (via zijn Blackberry) van de volgens hem aan AM B.V. verleende bouwvergunning waarin met zoveel woorden is vermeld dat deze zich niet uitstrekt over de ondergrondse stallingsgarage en heeft [medewerker gemeente] namens de gemeente verklaard dat op 3 mei 2011 terzake een bouwvergunning is afgegeven aan Amstelside. Ook deze onduidelijkheden wijzen niet op een reeds tot stand gekomen overeenkomst tussen partijen inzake de (start van de) bouw van de parkeergarage. De vordering van Cradlestone c.s. kan daarom, voor zover deze haar grondslag vindt in de volgens Cradlestone c.s. tussen partijen reeds bestaande overeenkomst, niet worden toegewezen. Of de door AM B.V. aan het realiseren van de parkeergarage verbonden voorwaarde (dat het project in ieder geval rendabel moet zijn en voldoende woningen moeten zijn verkocht) en het voorbehoud van nadere interne toestemming als zodanig toelaatbaar zijn in het licht van de uitgangspunten en de verplichtingen op grond van de bouwenvelopovereenkomst, is overigens de vraag. Voor zover dat echter niet het geval zou zijn, ligt het vooral op de weg van de gemeente, als wederpartij van AM B.V., om AM B.V., mede met het oog op de gerechtvaardigde belangen van Cradlestone c.s., aan de bouwenvelop-overeenkomst te houden. Het antwoord op die vraag doet in ieder geval niet af aan de conclusie dat tussen Cradlestone c.s. en AM B.V. op meerdere punten nog geen overeenstemming bestond.
4.7. Cradlestone c.s. heeft zich, behalve op de tussen partijen volgens haar bestaande overeenkomst, tevens beroepen op de inhoud van de tussen (ieder van) partijen en de gemeente bestaande bouwenvelopovereenkomsten, aangezien deze niet alleen verplichtingen tegenover de gemeente, maar ook jegens elkaar als derden creëren.