ECLI:NL:RBAMS:2011:BT7204
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- S. van Eunen
- C.A.E. Wijnker
- J.O. Rutten
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van vordering tot uitstel van voorwaardelijke invrijheidstelling na misdragingen tijdens detentie
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 augustus 2011 een beslissing genomen op de vordering van de officier van justitie tot uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling (VI) van de veroordeelde. De veroordeelde had een gevangenisstraf van 54 maanden opgelegd gekregen, waarvan de voorlopige datum voor VI op 23 september 2011 was vastgesteld. De officier van justitie vorderde uitstel van de VI met 365 dagen, gebaseerd op meerdere misdragingen van de veroordeelde tijdens zijn detentie, die hadden geleid tot disciplinaire straffen.
Tijdens de openbare terechtzitting op 20 september 2011 zijn zowel de officier van justitie als de veroordeelde en zijn raadsvrouw gehoord. De officier van justitie benadrukte dat de proportionaliteit van de incidenten niet relevant was voor de vordering, aangezien het hier ging om een gunst en niet om een straf. De raadsvrouw pleitte voor afwijzing van de vordering, stellende dat de veroordeelde niet adequaat was geïnformeerd over de gevolgen van zijn gedrag en dat hij reeds disciplinair was gestraft.
De rechtbank oordeelde dat uitstel van de VI een ingrijpende beslissing is en dat de veroordeelde bij aanvang van zijn detentie op de hoogte had moeten zijn van de mogelijke gevolgen van wangedrag. Aangezien er geen bewijs was dat de veroordeelde adequaat was geïnformeerd, wees de rechtbank de vordering van de officier van justitie tot uitstel van de VI af. De beslissing werd genomen door de voorzitter en twee andere rechters, en de uitspraak vond plaats op 4 oktober 2011.