a. [verweerder], geboren op [1953], is op 1 november 1996 in dienst getreden van "[naam rechtsvoorganger]" als accountmanager.
b. [verzoekster] heeft een deel van de activiteiten van [naam rechtsvoorganger] overgenomen per 1 februari 2010. [verweerder] is per die datum, met behoud van de voor hem geldende arbeidsvoorwaarden, in dienst getreden van [verzoekster].
c. Het salaris bedraagt € 4.308,05 bruto per maand, exclusief 8% vakantietoeslag. Er geldt een omzetgerelateerde bonusregeling, waarbij bij een omzet door [verweerder] vanaf
€ 400.000,00 per jaar een bonus wordt uitgekeerd. Tussen partijen is een non-concurrentie – en relatiebeding overeengekomen.
d. Vanaf mei 2010 is [verweerder] aangesproken door [verzoekster] op de door hem behaalde omzet.
e. [verzoekster] hanteert een tijdschrijfsysteem, waarin de werknemers al hun bezigheden dienen te registreren. Voor elke activiteit dient een start-en eindtijd te worden ingevuld.
f. In mei 2010 is er e-mail correspondentie geweest tussen [verweerder] en de directeur van [verzoekster], [naam directeur], over het op juiste wijze invullen van het tijdschrijfsysteem door [verweerder].
g. [verzoekster] heeft diverse vestigingen; [verweerder] is werkzaam vanuit de vestiging in Amsterdam. Het is voor hem ook mogelijk vanuit huis in te loggen op het netwerk van [verzoekster]. [verweerder] maakt vanaf 1996 zowel zakelijk als privé gebruik van een mobiele telefoon, waarvan de kosten door zijn werkgever worden betaald.
h. [verzoekster] heeft naar aanleiding van de telefoonrekening van [verweerder] gebeld met een daarop veel voorkomend telefoonnummer. Het nummer bleek toe te behoren aan de ex-vriendin van [verweerder]. De directeur van [verzoekster], [naam directeur], heeft met de ex-vriendin over [verweerder] gesproken.
i. In opdracht van [verzoekster] heeft een onderzoeksbureau “[naam bureau]” op 4, 5, 10 en 12 november 2010 van 08.00 uur tot 17.00 uur de gangen van [verweerder] geobserveerd en daarover op 15 november 2010 aan [verzoekster] rapport uitgebracht.
j. Per e-mail van 15 november 2010 is [verweerder] door [naam directeur] verzocht de volgende dag naar de vestiging in Amersfoort te komen en hem voordien een overzicht van de “bestede tijd van de laatste 2 weken” toe te sturen. [verweerder] heeft geantwoord “Ik vind het prima, echter ik zal eerst alle handgeschreven aantekeningen van mijn kladblok digitaal moeten maken en ik denk niet dat ik daar nog aan toe kom.”. Daarop heeft [naam directeur] gemaild “als het teveel tijd kost, leef ik graag met een kopie van het kladblok”.
k. Op 16 november 2010 is [verweerder] door [naam directeur] en [de leidinggevende van verweerder] [naam leidinggevende] voorgehouden dat er verschillen waren geconstateerd tussen [de tijdregistratie van verweerder] en de observaties van het onderzoeksbureau. [verweerder] is op non-actief gesteld.
l. Op verzoek van [verweerder] heeft er op 17 november 2010 een tweede gesprek over de constateringen van [verzoekster] plaatsgevonden. [verweerder] heeft aan het einde van het gesprek het onderzoeksrapport ontvangen.
m. Bij brief van 18 november 2010 is [verweerder] op staande voet ontslagen. [verzoekster] schreef, onder meer:
“Wij concluderen dat:
- gebleken is dat er sprake is van het invoeren van verkeerde gegevens ter zake uw tijdbesteding in het tijdschrijfsysteem;
- u bent gehoord om u te verantwoorden in deze;
- u geen geloofwaardige of plausibele verklaring heeft voor de invoering van onjuiste gegevens in het tijdsregistratiesysteem.
Wij zijn na intern beraad tot het volgende besluit gekomen. De feiten en omstandigheden, zowel op zichzelf beschouwd als in onderlinge samenhang bezien, leveren voor ons een dringende reden op in de zin van de wet om uw arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen. Bij dit besluit hebben wij uw persoonlijke omstandigheden die u noemde, maar ook uw leeftijd (57 jaar) en de lengte van uw arbeidsovereenkomst met onze rechtsvoorganger [naam rechtsvoorganger] (in totaal 14 jaar), meegewogen.”
n. [verweerder] heeft bij brief van zijn gemachtigde van 22 november 2010 de nietigheid van het ontslag ingeroepen en zich beschikbaar gesteld voor het verrichten van zijn gebruikelijke werkzaamheden. Verder heeft hij verzocht weer toegang te krijgen tot zijn computer, mede om zich naar behoren te kunnen verdedigen en [verzoekster] gesommeerd af te zien van het doen van mededelingen aan derden, onder andere via [de telefoon van verweerder], over het ontslag.
o. [verzoekster] heeft op 26 november 2010 het onderhavige verzoek ingediend. [verweerder] heeft een bodemprocedure aanhangig gemaakt ter verkrijging van een verklaring voor recht dat het gegeven ontslag nietig is, met nevenvordering, en in kort geding loon(door)betaling en wedertewerkstelling gevorderd.