ECLI:NL:RBAMS:2011:BT6179

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
EA 11-739
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens verstoorde arbeidsrelatie en vergoeding aan werknemer

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 juli 2011 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen [verzoekster] en [verweerster]. [Verzoekster] heeft op 18 mei 2011 een verzoek ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerster], die sinds 1 september 1997 als magazijnmedewerker in dienst was. De verhoudingen tussen partijen waren verstoord, wat leidde tot het verzoek van [verzoekster] om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. [Verweerster] heeft hiertegen verweer gevoerd en een tegenverzoek ingediend voor een vergoeding van € 94.685,- bruto.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verhoudingen tussen partijen dermate verstoord zijn geraakt dat een vruchtbare voortzetting van het dienstverband niet meer mogelijk was. De rechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 1 augustus 2011 en een vergoeding van € 15.000,- bruto toegekend aan [verweerster]. De rechter oordeelde dat beide partijen verwijten te maken hadden over de gang van zaken, maar dat de werkgever in dit geval meer verantwoordelijk was voor de escalatie van het conflict. De rechter heeft de proceskosten gecompenseerd en bepaald dat de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad is, met de mogelijkheid voor [verzoekster] om haar verzoek in te trekken tot 25 juli 2011.

De uitspraak benadrukt het belang van een goede arbeidsrelatie en de noodzaak voor werkgevers om zorgvuldig om te gaan met de communicatie en de behandeling van hun werknemers. De rechter heeft ook aangegeven dat de indrukken die bij beide partijen zijn ontstaan, niet expliciet zijn besproken, wat heeft bijgedragen aan de escalatie van het conflict. De zaak illustreert de complexiteit van arbeidsrelaties en de juridische gevolgen van verstoorde verhoudingen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
SECTOR KANTON - LOCATIE AMSTERDAM
Kenmerk : EA 11-739
Datum : 11 juli 2011
245
Beschikking van de kantonrechter te Amsterdam op het verzoek van:
[verzoekster]
gevestigd te Amsterdam
verzoekster, nader te noemen [verzoekster]
gemachtigde: mr. J. de Wit
t e g e n:
[v[verweerster]
wonende te Weesp
verweerster, nader te noemen [verweerster]
gemachtigde: mr. M.F. Hilberdink
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
[verzoekster] heeft op 18 mei 2011 een verzoek ingediend dat strekt tot ontbinding van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst.
[verweerster] heeft op 23 juni 2011 een verweerschrift met daarin een voorwaardelijk tegen-verzoek ingediend.
Het verzoek is behandeld ter terechtzitting van 28 juni 2011. [verzoekster] is verschenen bij de heren [naam directeur 1] en [naam directeur 2] en haar gemachtigde. [verweerster] is verschenen, vergezeld door haar gemachtigde en haar broer als belangstellende.
Beide partijen hebben een toelichting verstrekt, deels aan de hand van een pleitnota. De kanton-rechter heeft vragen gesteld en de zaak met partijen besproken. Daarvan zijn aantekeningen gemaakt, die in het dossier zijn opgenomen.
Tot slot is beschikking bepaald.
BEOORDELING VAN HET VERZOEK
1. Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
1.1. [verweerster], thans 53 jaar oud, is sedert 1 september 1997 in dienst van [verzoekster] als magazijn medewerker. Het salaris bedraagt € 2.307,15 bruto per maand exclusief vakantietoeslag.
1.2. Bij indiensttreding van [verweerster] was [verzoekster] een startend bedrijf, dat sindsdien fors is gegroeid. Er zijn thans 18 medewerkers. Er zijn meerdere eigen winkels, een magazijnruimte en een kantoor. Er wordt geleverd aan diverse binnenlandse en buiten-landse afnemers.
1.3. [verweerster] is verantwoordelijk voor de bevoorrading van de winkels, de verzending van bestellingen en de goederenstromen in het magazijn. Een deel van de werkzaam-heden van [verweerster] was het zogenoemde orderpicken; het verzendklaar maken van zendingen aan (buitenlandse) afnemers.
1.4. [verweerster] heeft altijd uitstekend en plichtsgetrouw gefunctioneerd; zij maakte zeer geregeld overuren en nam weinig vakantie. De twee directeuren van [verzoekster] (de heren [naam directeur 2] en [naam directeur 1]; verder [naam directeur 2] en [naam directeur 1]) en [verweerster] hadden een vriendschappelijk band.
1.5. Op 13 en 15 oktober 2010 hebben [verzoekster] (in de persoon van [naam directeur 2]) en [verweerster] een gesprek gevoerd. Blijkens een e-mail van 16 oktober 2010 begreep [verzoekster] dat [verweerster] ontslag nam per 31 december 2010 en vervolgens dat zij deze opzegging heroverwoog en de voorkeur gaf aan een 4-daagse werkweek.
1.6. Op 19 oktober 2010 heeft [verweerster] [verzoekster] (per email) bericht dat voor zover haar uitlating over een ontslagname serieus was, zij deze uitdrukkelijk herriep.
1.7. In oktober en november 2010 hebben partijen - gedeeltelijk met de zuster van [verweerster] en haar gemachtigde - verder gesproken en gecorrespondeerd over een ontslag-name van [verweerster]. Bij brief van 9 november 2010 stelt [verweerster] haar arbeidsovereenkomst te willen behouden en stelt voor dat zij ten laste van haar vele openstaande dagen vakantie opneemt tot 1 januari 2011 om te herstellen en dan het werk te hervatten. Daarbij wordt [verzoekster] verzocht ervoor te zorgen dat [verweerster] niet meer buiten de normale arbeidstijden haar werkzaamheden zal verrichten.
1.8. Bij email van 12 november 2010 heeft [verzoekster] dit voorstel van [verweerster] geaccep-teerd, waarbij zij de wens om 4 dagen te gaan werken eveneens accordeert. De brief vermeldt dat om haar niet in de verleiding te brengen buiten haar werktijden te werken, [verweerster] verzocht wordt haar sleutels in te leveren.
1.9. Op 18 november 2010 heeft (de gemachtigde van) [verweerster] [verzoekster] bericht dat zij niet langer 4 dagen wilde werken, maar vanwege het inkomen vast wilde houden aan de 5-daagse werkweek. [verweerster] stelt daarbij dat er te veel is gebeurd om de werkzaam-heden zomaar te hervatten op 3 januari 2011 en stelt mediation voor.
1.10. Bij brief van 26 november 2010 heeft [verzoekster] uitgebreid gereageerd en gesteld dat zij bereid was met [verweerster] te spreken, maar eerst wilde vernemen of zij 3 januari 2011 kwam werken. Op 6 december 2010 heeft [verweerster] toegezegd op 3 januari 2011 te komen werken en een mediator voorgesteld, met het verzoek de kosten voor rekening van [verzoekster] te laten zijn.
1.11. Partijen hebben twee mediation-gesprekken gevoerd. De mediation is geëindigd op 24 december 2010. Afgesproken werd dat [verweerster] [verzoekster] een voorstel voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 31 december 2010 zou doen. [verweerster] heeft niet tijdig een voorstel gedaan.
1.12. Op 3 januari 2011 is [verweerster] niet komen werken. Op 13 januari 2011 heeft [verzoekster] [verweerster] bericht geen salaris te zullen uitkeren. Op 17 januari 2011 heeft [verweerster] [verzoekster] verwijten gemaakt over het inleveren van de sleutels, het mislukken van de mediation en de ontslagname. Tevens is een beëindigingsvoorstel met een vergoeding van € 72.883,- bruto gedaan.
1.13. Het voorstel is door [verzoekster] afgewezen, waarbij [verzoekster] heeft gesteld dat van haar het dienstverband niet hoefde te eindigen, dat zij de sleutels terug kan krijgen als ze wil en dat - zo [verweerster] wilde vertrekken - [verzoekster] toch bereid zou zijn haar een bonus van € 10.000,- bruto mee te geven.
1.14. Op maandag 24 januari 2011 heeft [verweerster] haar werkzaamheden hervat. Op 27 januari 2011 hebben [verzoekster] en [verweerster] samen gesproken over de dagen tussen 3 en 24 januari 2011 (opname van vakantiedagen), de communicatie over de terugkeer van [verweerster] en het uitbesteden van het orderpicken voor de groothandel (per 1 maart 2011) en de wijze waarop dit in de functie van [verweerster] wordt opgevangen.
1.15. Bij brief van 1 februari 2011 heeft de gemachtigde van [verweerster] [verzoekster] verzocht zijn kosten te vergoeden, nu deze door de opstelling van [verzoekster] veroorzaakt waren.
1.16. Op 21 februari 2011 heeft [verweerster] zich “even ziek” gemeld. Op 3 en 21 maart 2011 is [verweerster] door de bedrijfsarts gecontroleerd. De bedrijfsarts heeft geadviseerd dat [verweerster] niet medisch arbeidsongeschikt was, maar dat er sprake was van spanningsklachten. De bedrijfsarts heeft het advies in kopie naar [verweerster] verzonden. Op 22 maart 2011 heeft [verzoekster] [verweerster] verzocht dit advies te komen bespreken. [verweerster] is niet verschenen.
1.17. Per 1 maart 2011 is het orderpicken voor de groothandel uitbesteed en een deel van het voorraadmagazijn van [verzoekster] verplaatst. Een ander deel van het magazijn en de kantooractiviteiten bleven waar zij voorheen ook werden verricht.
1.18. Op 24 maart 2011 heeft [verweerster] een ontbindingsverzoek ingediend.
1.19. Op 4 april 2011 heeft [verzoekster] [verweerster] bericht dat zij vanaf 1 maart 2011 geen salaris zou uitbetalen, nu zij niet arbeidsongeschikt was.
1.20. De mondelinge behandeling is op 28 april 2011 gehouden. Ter zitting heeft [verweerster] een vergoeding van € 94.685,- bruto gevraagd. De kantonrechter heeft een aantal ‘aanwijzingen’ gegeven omtrent de vergoeding gegeven en zijn beslissing in verband met onderhandelingen aangehouden. Partijen hebben onderhandeld, maar zijn niet tot overeenstemming gekomen. [verweerster] heeft haar verzoek op 3 mei 2011 ingetrokken; verder zal deze procedure worden aangeduid als de 1e procedure.
1.21. [verweerster] heeft bij dagvaarding van 9 mei 2011 in kort geding gevorderd dat haar loon werd doorbetaald. Dit is bij vonnis van 1 juni 2011 door de kantonrechter te Amsterdam toegewezen.
1.22. [verweerster] heeft tot heden het werk niet hervat.
Verzoek en verweer
2. [verzoekster] verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen, bestaande uit van een verandering in de omstandigheden van zodanige aard dat de arbeids-overeenkomst tussen partijen billijkheidshalve dadelijk behoort te eindigen. Daarbij biedt [verzoekster] [verweerster] een vergoeding aan van € 10.000,- bruto.
3. Daartoe stelt [verzoekster] - kort gezegd en onder verwijzing naar hetgeen zij heeft aangevoerd in de 1e procedure - dat de verhoudingen tussen partijen dermate verstoord zijn geraakt, dat een vruchtbare voortzetting van het dienstverband niet tot de mogelijkheden behoort. Van [verzoekster] hoefde het dienstverband niet te eindigen, maar inmiddels - na het verzoek in de 1e procedure, dat in strijd met de tussen partijen gemaakte afspraken is ingetrokken - en alle gebeurtenissen in de laatste drie maanden - is voortzetting niet meer mogelijk. [verzoekster] heeft steeds getracht het [verweerster] naar de zin te maken, maar ziet zich langzamerhand voor een onbegonnen taak gesteld. [verzoekster] heeft zich tegenover [verweerster] steeds opgesteld als een redelijke werkgever.
4. [verzoekster] wijst het zijdens [verweerster] opgeworpen bezwaar ten aanzien van de uitholling van haar functie - door het outsourcen van het orderpicken - van de hand. Er blijft genoeg voor [verweerster] over en [verzoekster] zal zorgen voor een faire invulling van de werkzaamheden, de taken en functie. De werkzaamheden zullen in het verlengde liggen van haar oude werkzaamheden.
5. Daarbij neemt [verzoekster] het [verweerster] hoogst kwalijk dat zij kennelijk met een nagemaakte sleutel zich stiekem toegang heeft verschaft in het pand en daar foto’s voor de zitting heeft gemaakt; zo ga je als werkgever en werknemer niet met elkaar om.
6. [verweerster] betwist dat er gewichtige redenen voor ontbinding zijn in de door [verzoekster] bedoelde zin en bepleit afwijzing van de door [verzoekster] verzochte ontbinding. [verweerster] verzoekt voor het geval de kantonrechter de arbeidsovereenkomst zal ontbinden om een vergoeding van € 94.685,- bruto ten laste van [verzoekster] toe te kennen. [verweerster] doet daarbij een tegenverzoek, voor het geval dat [verzoekster] haar verzoek zou intrekken.
7. [verweerster] voert ter ondersteuning van haar stellingen - kort gezegd en eveneens onder verwijzing naar hetgeen zij heeft aangevoerd in de 1e procedure - aan dat het verzoek prema-tuur is ingediend. Partijen waren nog in onderhandeling met elkaar over de inhoud van de functie van [verweerster] en er is (nog) geen sprake van een verandering van omstandigheden.
8. Daarnaast voert [verweerster] aan dat per 1 maart 2011 maar liefst 90% van haar werkzaam-heden zijn komen te vervallen. Ter onderbouwing van dit standpunt verwijst [verweerster] naar door haar gemaakte foto’s in het magazijn. [verweerster] heeft [verzoekster] verzocht haar een aangepaste en correcte functiebeschrijving te geven, maar de functieomschrijving die [verzoekster] heeft verstrekt na het kort-gedingvonnis is niet passend. Het is een functie met een geheel andere inhoud, die niet met [verweerster] is overeengekomen en dat zou - nu een eenzijdig wijzigingsbeding ex artikel 7:613 BW ontbreekt - wel moeten.
9. Daarbij verwijt [verweerster] [verzoekster] dat zij misbruik van de situatie heeft willen maken, door in januari 2011 met [verweerster] overeen te komen, dat alle vakantiedagen per 24 januari 2011 waren verbruikt en dat daartegenover [verzoekster] slechts over drie weken loon zou hoeven te betalen. Voorts verwijt [verweerster] dat [verzoekster] steeds heeft vastgehouden aan haar beweerdelijke ontslagname en dat [verzoekster] het advies van de bedrijfsarts niet aan haar wilde opsturen. Tevens wordt [verzoekster] verweten (zo begrijpt de kantonrechter) dat bij de herstructurering van het magazijn [verweerster] niet of nauwelijks is betrokken.
Beoordeling
10. Allereerst overweegt de kantonrechter dat uit de stukken, zowel van de 1e procedure als van de onderhavige, en uit hetgeen ter zitting met beide partijen is besproken, overduidelijk naar voren komt dat de verhoudingen tussen partijen te zeer verstoord zijn geraakt om het dienstverband nog vruchtbaar voort te zetten. Dit blijkt uit de onafgebroken stroom correspondentie sinds oktober 2010 en de wijze waarop partijen elkaar bejegenen. Het vertrouwen en de goede verstandhouding, noodzakelijk voor een vruchtbare voortzetting van het dienstverband, is over en weer komen te ontbreken.
11. De stelling van [verweerster], dat het verzoek prematuur is gedaan, wordt niet gevolgd. [verweerster] verricht al geruime tijd geen werkzaamheden meer, terwijl daar geen medische beperking aan ten grondslag ligt en dat daar op korte termijn verandering in komt, ligt niet voor de hand. Bovendien is het niet waarschijnlijk dat met voortzetting van het tot nu toe niet al te vruchtbare overleg de verstoring van de arbeidsverhouding wordt opgelost.
12. De arbeidsovereenkomst wordt daarom ontbonden. Nu [verweerster] al sinds 21 februari 2011 geen werkzaamheden meer verricht, wordt de datum van ontbinding bepaald op 1 augustus 2011.
13. Omtrent de op gronden van billijkheid daaraan te verbinden vergoeding wordt overwogen als volgt.
In de loop van 2010 is bij [verzoekster] de indruk ontstaan dat [verweerster] ontslag wilde nemen en zij dus naar andere oplossingen moest zoeken voor de werkzaamheden van [verweerster] en de activiteiten in het magazijn. Ongelukkigerwijs is in dezelfde tijd bij [verweerster] juist de indruk ontstaan dat [verzoekster] buiten haar om de organisatie van het magazijn wilde wijzigen, in welke besluitvorming [verweerster] geen rol (van betekenis) speelde en waardoor zij overbodig zou worden. Wat het eerste was - de indruk bij [verzoekster] dat [verweerster] wilde vertrekken of de indruk bij [verweerster] dat [verzoekster] haar kwijt wilde - acht de kantonrechter niet relevant. Het is jammer dat deze indrukken zowel als de wijzigingen van/in het magazijn in lopende het jaar niet expliciet zijn besproken. Mogelijk was dan de gang van zaken anders geweest. [verzoekster] als werkgever kan hiervan een verwijt worden gemaakt. Zij had dit expliciet aan de orde moeten stellen.
14. Voorts kan [verzoekster] een verwijt worden gemaakt van de wijze waarop zij op de ontslagname van [verweerster] (of dat nu zo bedoeld was of niet) en met name de intrekking daarvan, heeft gereageerd. Na een dienstverband van zoveel jaren, had meer souplesse van een werkgever mogen worden verwacht. Ook voor wat betreft de toonzetting van de brieven/mails, waarin [verzoekster] zich door [verweerster] op sleeptouw heeft laten nemen en ook het hare heeft bijgedragen aan het escaleren van het conflict, door steeds weer terug te grijpen op de (vermeende) ontslagname van [verweerster]. Als werkgever had [verzoekster] daar boven moeten staan.
15. Anderzijds zijn de verwijten die [verweerster] aan [verzoekster] maakt, niet terecht. Het kan zo zijn dat in de beleving van [verweerster], [verzoekster] haar liever kwijt dan rijk was, maar dat dit zo was, is niet komen vast te staan. [verzoekster] is [verweerster] (uiteindelijk) telkens tegemoet gekomen in haar wensen en heeft op uitdrukkelijk verzoek meegedacht in de bescherming van [verweerster] met betrekking tot het in acht nemen van haar werktijden; daarover dient [verweerster] dan [verzoekster] later geen verwijt te maken. Ook is niet gebleken dat [verzoekster] toezeggingen heeft gedaan die zij niet is nagekomen of dat [verzoekster] handig gebruik heeft willen maken van de periode 1 januari 2011 - 24 januari 2011 om het stuwmeer van vakantiedagen van [verweerster] te laten verdwijnen. Deze verwijten, in combinatie met de toonzetting in de correspondentie, hebben bijgedragen aan de (voortduring van de) verstoring van de relatie.
16. Met de vorige kantonrechter in de kort-gedingprocedure wordt geoordeeld dat [verweerster] zich over het vervallen van een deel van haar werkzaamheden (per 1 maart 2011) en de nieuwe inhoud van (een deel van) haar functie meer zorgen heeft gemaakt dan nodig was. Dat [verzoekster] niet een faire invulling van de nieuwe functie wilde realiseren, is niet aannemelijk geworden. [verweerster] had het moeten proberen. Dat heeft ze niet gedaan en dat kan [verweerster] worden verweten.
17. Het gedrag van [verweerster] met betrekking tot de ‘op het bureau van [verzoekster] gevonden’ correspondentie en de foto-opnames in de nacht van 2 juni 2011, is verwerpelijk, maar dateert van na de verstoring en wordt derhalve hier niet meegewogen.
18. Dit alles wegende (waaronder de periode van doorbetaalde in-activiteit) wordt een vergoeding van € 15.000,- bruto (afgerond C=1/3) billijk geacht.
19. Nu aan [verweerster] een vergoeding wordt toegekend van meer dan het zijdens [verzoekster] aangeboden bedrag, zal [verzoekster] tot 25 juli 2011 de gelegenheid worden geboden haar verzoek in te trekken.
20. Mocht [verzoekster] haar verzoek intrekken, dan wordt toegekomen aan het verzoek van [verweerster]. Er is geen reden om daarop anders te beslissen, nu het in deze zaak de feiten en omstandigheden zijn die de ontbinding en de hoogte van de vergoeding bepalen en niet wie het verzoek indient. Daarom wordt op het tegenverzoek gelijkelijk beslist. Ook [verweerster] dient harerzijds dan tevens een termijn voor intrekking te krijgen, die haar tot 31 juli 2011 wordt verleend.
21. Er zijn termen de proceskosten te compenseren.
BESLISSING
De kantonrechter:
op het verzoek:
I. ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 augustus 2011;
II. kent aan [verweerster] een vergoeding toe ten laste van [verzoekster] ter hoogte van € 15.000,00 bruto;
III. veroordeelt [verzoekster] tot betaling van deze vergoeding en verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
IV. bepaalt dat het onder I t/m III gestelde rechtskracht ontbeert, indien het verzoek door [verzoekster] uiterlijk op 25 juli 2011 wordt ingetrokken;
op het tegenverzoek:
V. ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 augustus 2011;
VI. kent aan [verweerster] een vergoeding toe ten laste van [verzoekster] ter hoogte van € 15.000,00 bruto;
VII. veroordeelt [verzoekster] tot betaling van deze vergoeding en verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
VIII. bepaalt dat het onder I t/m III gestelde rechtskracht ontbeert, indien het verzoek door [verweerster] uiterlijk op 31 juli 2011 wordt ingetrokken;
in beide gevallen:
IX. bepaalt dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen;
X. wijst het meer of anders verzochte af.
Aldus gegeven door mr. M.V. Ulrici, kantonrechter en in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2011 in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter