ECLI:NL:RBAMS:2011:BT2418

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13/650892-11 e.a.
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens diefstal en mishandeling

In deze meervoudige strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 september 2011 uitspraak gedaan tegen de verdachte, die wordt beschuldigd van een reeks van vermogens- en geweldsdelicten. De verdachte, een first offender, heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van geldbedragen en goederen, alsook aan mishandeling van verschillende slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 27 mei 2011 in Amsterdam een geldbedrag van 100 euro heeft gestolen uit een pinautomaat, en op 3 juni 2009 vier sixpacks cola heeft weggenomen uit een Albert Heijn. Daarnaast heeft hij op 6 augustus 2009 [slachtoffer 2] mishandeld door deze in de nek te slaan. De rechtbank heeft de tenlasteleggingen in verschillende zaken samengevoegd, waarbij de verdachte in totaal verantwoordelijk wordt gehouden voor 16 vermogens- en geweldsdelicten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een PIJ-maatregel, omdat er geen alternatieven voorhanden waren en de verdachte zich eerder niet aan afspraken heeft gehouden in de gesloten jeugdzorg. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met het advies van de reclassering, die een hoog recidiverisico heeft vastgesteld. De verdachte heeft niet meegewerkt aan persoonlijkheidsonderzoeken, wat de rechtbank als een verergerende omstandigheid heeft beschouwd. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7] niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet in het dossier was opgenomen. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de noodzaak van een behandeling in een gesloten setting voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Parketnummers: 13/650892-11 (zaak A); 13/462249-09 (zaak B); 13/722004-10 (zaak C); 13/722165-10 (zaak D); 13/722150-10 (zaak E); 13/722242-10 (zaak F); 13/651489-10 (zaak G); 13/660092-11 (zaak H); 13/654242-11 (zaak I); 13/660428-11 (zaak J).
(Promis)
Datum uitspraak: 19 september 2011
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1993],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres] [woonplaats], gedetineerd in het Huis van Bewaring "De Weg" te Amsterdam.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 september 2011.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk de zaken A tot en met J aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. P.A.M. Wijffels en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C. Stroobach, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen door mevrouw Harmsen, namens Reclassering Nederland en de ouders van verdachte naar voren is gebracht.
2. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
ten aanzien van het in zaak A tenlastegelegde:
1.
hij op of omstreeks 27 mei 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (uit de uitgiftelade van een pinautomaat) heeft weggenomen een geldbedrag van 100 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
(Artikel 310 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 27 mei 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een fiets (merk Batavus, registratienummer [reg.nr.]) heeft verworven, en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
(Artikel 416/417bis Wetboek van Strafrecht)
ten aanzien van het in zaak B tenlastegelegde:
1.
hij op of omstreeks 03 juni 2009 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen vier, althans een of meer sixpacks cola, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Albert Heijn (filiaal aan Cornelis Troostplein 11), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
(Artikel 310 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 02 september 2009 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen 47 blikjes Bacardi, 16 blikjes Lawson cola en/of 2 blikjes Red Bull (totale waarde 103,31 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Albert Heyn (filiaal aan de 1e van Swindenstraat 91), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
(Artikel 310 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 06 augustus 2009 te Castricum opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2] in de nek heeft gegrepen en/of tegen de nek heeft geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(Artikel 300 Wetboek van Strafrecht)
4.
hij op of omstreeks 01 oktober 2009 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen vier, althans een of meer, paar sokken (merk Tommy Hilfiger), een wit shirt (merk Tommy Hilfiger), acht, althans een of meer, stuks ondergoed (merk Björn Borg), een shirt (merk Replay) (totale waarde ongeveer 245 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Koninklijke Bijenkorf BV (vestiging Dam 1), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
(Artikel 310 Wetboek van Strafrecht)
ten aanzien van het in zaak C tenlastegelegde:
1.
hij op of omstreeks 26 december 2009 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen meerdere etenswaren (biefstuk, kipschnitzel, ijs, aardappels, kipfilet, stimorol en/of toffifee) in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (supermarktketen) Albert Heijn Foodplaza (vestiging Nieuwezijds Voorburgwal 226), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
(Artikel 310 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 22 november 2009 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een zwarte helm en/of een witte helm (beide van het merk Nau Fashion), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
(Artikel 310 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair:
hij op of omstreeks 22 november 2009 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een zwarte helm en/of een witte helm (beide van het merk Nau Fashion) heeft verworven, en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen wist, althans redelijkerwijs had kunnen vermoeden, dat het (een) door diefstal in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
(Artikel 416/417bis Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 24 november 2009 te Amsterdam aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit was gepleegd, wetende dat dat feit niet was gepleegd, immers heeft verdachte toen aldaar ten overstaan van [verbalisant 1] opzettelijk in strijd met de waarheid aangifte gedaan van diefstal van een witte helm en een zwarte helm (beide van het merk Nau Fashion);
(Artikel 188 Wetboek van Strafrecht)
ten aanzien van het in zaak D tenlastegelegde:
hij op of omstreeks 21 maart 2010 te Harreveld, althans in Nederland, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 4] eenmaal (met kracht) in/op het gezicht heeft gestompt/geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer 4] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(Artikel 300 Sr).
ten aanzien van het in zaak E tenlastegelegde:
hij op of omstreeks 13 april 2010 te Harreveld, gemeente Oost Gelre, in elk geval in Nederland, opzettelijk [slachtoffer 5] heeft mishandeld, bestaande die mishandeling uit het eenmaal of meermalen (met kracht) met de vuist in en/of tegen het gezicht, althans tegen het lichaam, van voornoemde [slachtoffer 5] slaan en/of stoten, waardoor voornoemde [slachtoffer 5] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(Artikel 300 Wetboek van Strafrecht)
ten aanzien van het in zaak F tenlastegelegde:
hij op of omstreeks 26 juni 2010 te Harreveld, gemeente Oost Gelre, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een of meerdere ruit(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Jongerenhuis Avenier, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door tegen deze ruit(en) aan te trappen;
(Artikel 350 Wetboek van Strafrecht)
ten aanzien van het in zaak G tenlastegelegde:
1.
hij op of omstreeks 10 oktober 2010 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een (bedrijfs)pand (Stadhouderskade 21 F) heeft weggenomen een geldautomaat met inhoud (10.000 euro), in elk geval enig goed en/of geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan Mario Patrick Exploitatiemaatschappij B.V. en/of [slachtoffer 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door een ladder tegen de gevel te plaatsen en/of een raam in te gooien, althans door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
(Artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair:
hij op of omstreeks 10 oktober 2010 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, euromunten heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen wist(en), althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat het (een) door diefstal, in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
(Artikel 416 juncto 417bis van het Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 10 oktober 2010 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een auto (kenteken [kenteken 1]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de regiopolitie Amsterdam-Amstelland, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door meermalen tegen (de binnenzijde van de schuif)deur aan te schoppen;
(Artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht)
ten aanzien van het in zaak H tenlastegelegde:
hij op of omstreeks 31 januari 2011 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een eetcafé gelegen aan de Reinier Claeszenstraat 10 heeft weggenomen een kassa met daarin een geldbedrag (EUR 173,97), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door (met kracht) met een of meer ste(e)n(en) en/of met een of meer stoel(en) en/of met een breekijzer, althans met een of meer (hard(e) en/of zwa(a)r(e) en/of scherp(e) en/of puntig(e)) voorwerp(en), een ruit van voornoemd eetcafé in te gooien en/of te forceren en/of (vervolgens) door voornoemde ruit voornoemd eetcafé binnen te klimmen en/of binnen te gaan, in elk geval door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
(Artikel 310 jo 311 Wetboek van Strafrecht)
ten aanzien van het in zaak I tenlastegelegde:
hij op of omstreeks 23 april 2011 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een winkel (perceel Gerard Doustraat 252A) heeft weggenomen een laptop, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Kruiden/Specerijen Winkel en/of [slachtoffer 8], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door een ruit van de toegangsdeur in te
gooien of in te slaan, in elk geval door middel van braak en/of verbreking;
(Artikel 311 Wetboek van strafrecht)
ten aanzien van het in zaak J tenlastegelegde:
hij op of omstreeks 27 april 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een cafe (de Haarlemmer) heeft weggenomen een geldbedrag (van ongeveer 300 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 9], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door (met een (bak)steen) een ruit in te slaan/gooien en/of (vervolgens) één of meerdere kasten en/of lades te doorzoeken/overhoop te halen, althans door middel van braak/verbreking en/of inklimming;
(Art 311 lid 1 ahf/ond 4 en/of 5 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair:
hij op of omstreeks 27 april 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een cafe (de Haarlemmer) weg te nemen geld en/of goederen naar zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 9], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot dat cafe te verschaffen en / of die / dat weg te nemen geld en/of goederen naar zijn gading onder zijn / hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en / of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, een ruit heeft ingegooid/ingeslagen (met een (bak)steen) en/of (vervolgens) één of meerdere kasten/lades heeft doorzocht/overhoop gehaald;
(Art 311 lid 1 ahf/ond 4 en/of 5 Wetboek van Strafrecht)
(Art 45 Wetboek van Strafrecht)
3. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijsi
4.1. Zaak A feit 1
De rechtbank acht met de officier van justitie en de raadsvrouw wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 27 mei 2011 schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een geldbedrag. De rechtbank grondt deze beslissing op de feiten en omstandigheden die in de volgende bewijsmiddelen zijn vervat:
1. Aangifte door [slachtoffer 1] op 27 mei 2011ii;
2. Bekennende verklaringen van verdachte ter terechtzitting van 2 augustus 2011 en
5 september 2011iii.
4.2. Zaak A feit 2
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich op 27 mei 2011 schuldig heeft gemaakt aan heling van de fiets. Verdachte zal dan ook van dit feit worden vrijgesproken.
4.3. Zaak B feit 1
4.3.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal. Verdachte heeft slechts de fles spa afgerekend en is voorts buiten op straat aangehouden, terwijl hij de kassa had gepasseerd zonder de sixpacks cola af te rekenen.
4.3.2. Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij bij de sigarettenbalie een fles spa heeft afgerekend. De sixpacks cola had hij reeds in een Albert Heijn tas gedaan en hij was van plan om deze afzonderlijk van de fles Spa bij de sigarettenbalie af te rekenen. Voordat hij hier de kans toe kreeg, werd hij bij de sigarettenbalie aangehouden, aldus verdachte. De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank
4.3.3. Oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Op 3 juni 2009 pakt verdachte uit een schap van de Albert Heijn (Filiaal Cornelis Troostplein 11 te Amsterdam) vier sixpacks cola en stopt deze in een plastic tas van Albert Heijn. Ook pakt hij een fles Spa. Vervolgens passeert verdachte de kassa en rekent hij de fles Spa af bij de infobalie. Verdachte loopt met de plastic tas met daarin de vier sixpacks de winkel uit en wordt buiten op straat aangehoudeniv.
De rechtbank is - gelet op het voorgaande - van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van vier sixpacks cola op 3 juni 2009.
4.4. Zaak B feit 2
De rechtbank acht met de officier van justitie en de raadsvrouw wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 2 september 2009 schuldig heeft gemaakt aan diefstal van goederen. De rechtbank grondt deze beslissing op de feiten en omstandigheden die in de volgende bewijsmiddelen zijn vervat:
1. Proces-verbaal van winkeldiefstal op 2 september 2009v;
2. Aangifteformulier winkeldiefstal van Albert Heijn van 2 september 2009vi;
3. Bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 5 september 2011vii.
4.5. Zaak B feit 3
4.5.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling, door aangever [slachtoffer 2] in zijn nek te slaan. Dit blijkt uit de camerabeelden en de verklaringen van [slachtoffer 2] en getuige [getuige 1]. In ieder geval heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij [slachtoffer 2] zou raken en hem pijn zou doen.
4.5.2. Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van de mishandeling dient te worden vrijgesproken. Verdachte heeft niet opzettelijk geslagen, maar heeft zich slechts geprobeerd los te rukken. Verder wordt de verklaring van aangever [slachtoffer 2] - dat hij door verdachte is geraakt - door geen enkele getuige bevestigd, aldus de raadsvrouw.
4.5.3. Oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Op 6 augustus 2009 heeft verdachte een dispuut met een medewerker van camping Bakkum te Castricum. Verdachte wordt door de medewerker verzocht de receptie van de camping te verlaten. Verdachte weigert dit. Met behulp van onder meer collega-medewerker [slachtoffer 2] wordt getracht verdachte te verwijderen bij de receptie. Verdachte wordt kwaad en slaat wild om zich heenviii. Verdachte grijpt [slachtoffer 2] in zijn nek, waardoor hij pijn ondervindtix.
De rechtbank is - gelet op het voorgaande - van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van [slachtoffer 2].
4.6. Zaak B feit 4
4.6.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal. Verdachte verliet de Bijenkorf met de goederen in tassen, terwijl de alarmpoortjes afgingen. Aan de goederen bleken nog alarmlabels/wavers bevestigd te zijn. Verdachte kon daarbij geen kassabon overleggen en had nog ruim 200 euro op zak. Ook vraagt hij na zijn aanhouding aan de politie voor hoeveel hij eigenlijk heeft weggenomen.
4.6.2. Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niet van plan was om de goederen te stelen. De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank
4.6.3. Oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Op 1 oktober 2009 verlaat verdachte de Bijenkorf te Amsterdam met twee plastic tassen met daarin diverse kledingstukken, te weten vier paar sokken (Tommy Hilfiger), een wit shirt (Tommy Hilfiger), acht stuks ondergoed (Björn Borg) en een shirt (Replay) met een totale waarde van 244,70 euro. Het alarm gaat af op het moment dat hij de winkel verlaat en verdachte loopt door. Verdachte kan geen kassabon tonen van voornoemde goederen. Aan de goederen zijn prijskaartjes van de Bijenkorf bevestigd, alsmede de labels/waversx.
De rechtbank is - gelet op het voorgaande - van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van goederen uit de Bijenkorf.
4.7. Zaak C feit 1
De rechtbank acht met de officier van justitie en de raadsvrouw wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 26 december 2009 schuldig heeft gemaakt aan diefstal van goederen. De rechtbank grondt deze beslissing op de feiten en omstandigheden die in de volgende bewijsmiddelen zijn vervat:
1. Proces-verbaal van winkeldiefstal op 26 december 2009xi;
2. Aangifteformulier winkeldiefstal van Albert Heijn van 26 december 2009xii;
3. Bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 5 september 2011xiii.
4.8. Zaak C feiten 2 en 3
4.8.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat verdachte ten aanzien van de onder 2 primair ten laste gelegde diefstal van de helmen - wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs - dient te worden vrijgesproken. Wel kan worden bewezen dat verdachte - zoals onder 2 subsidiair aan hem is ten laste gelegd - zich schuldig heeft gemaakt aan heling van de helmen. Verdachte had op basis van de kenmerken van de helmen moeten weten dat deze niet van zijn vriend waren. Daarnaast kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het doen van een valse aangifte, zoals onder 3 is ten laste gelegd.
4.8.2. Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 en 3 tenlastegelegde. De verklaring van verdachte dat hij de helmen van een vriend in bewaring had gekregen, is niet onaannemelijk. Het feit dat hij nadien zelf aangifte doet van diefstal door de aangeefster bevestigt zijn verklaring te meer.
4.8.3. Oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Op 22 november 2009 rond 00:30 uur zet aangeefster [slachtoffer 3] haar scooter op het Leidseplein te Amsterdam. Aan deze scooter hangt zij haar twee helmen, een zwarte en een witte, beiden van het merk Nau Fashion. Als zij rond 04:00 uur die avond terugkeert naar haar scooter, ziet zij dat beide helmen zijn weggenomenxiv. Zij draait zich op enig moment om en ziet een jongen lopen in de richting van het Marriott hotel, met in zijn hand de twee voornoemde helmen. Zij loopt naar de jongen toe en pakt de helmen uit zijn hand en loopt richting een café op het Leidseplein, alwaar de politie arriveert. [slachtoffer 3] weet de politie te vertellen dat de helmen krassen bevatten, alsmede twee kleine brandgaatjes en dat er make-upsporen in zittenxv. Voornoemde kenmerken worden door de politie vastgesteld. Daarbij stellen de verbalisanten vast dat in de helmen lange blonde haren zitten en de helmen naar vrouwelijk parfum ruiken. Inmiddels heeft ook voornoemde jongen zich bij de verbalisanten gevoegd. Hij blijkt te zijn [verdachte], zijnde verdachtexvi. Verdachte doet op 24 november 2009 ten overstaan van verbalisant [verbalisant 1] - naast [slachtoffer 3] - aangifte van diefstal van voornoemde helmenxvii.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van de helmen, alsmede het doen van een valse aangifte.
Met name is hierbij van belang dat tussen het wegnemen van de helmen en het aantreffen van deze onder verdachte, een kort tijdsbestek zit. Daarbij acht de rechtbank de verklaring die verdachte geeft over bovenstaande gang van zaken - dat de helmen van een vriend waren en hij deze van hem in bewaring heeft gekregen - niet geloofwaardig. Verdachte maakt deze verklaring ook niet controleerbaar door te zeggen wie deze vriend dan is, waardoor de rechtbank niet tot een andere conclusie kan komen dan dat verdachte de helmen heeft weggenomen. Gelet hierop stelt de rechtbank tevens vast dat verdachte zelf valselijk aangifte heeft gedaan van de diefstal van voornoemde helmen.
4.9. Zaak D
De rechtbank acht met de officier van justitie en de raadsvrouw wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 21 maart 2010 schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer 4]. De rechtbank grondt deze beslissing op de feiten en omstandigheden die in de volgende bewijsmiddelen zijn vervat:
1. Aangifte door [slachtoffer 4] op 24 maart 2010xviii;
2. Bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 5 september 2011xix.
4.10. Zaak E
4.10.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte aangever [slachtoffer 5] met zijn vuist in het gezicht heeft geslagen. Dit volgt uit de verklaringen van de aangever en getuigen. Verdachte heeft zelf verklaard dat hij [slachtoffer 5] wel heeft geslagen, maar niet met een gebalde vuist.
4.10.2. Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat verdachte gedeeltelijk dient te worden vrijgesproken van de aan hem ten laste gelegde mishandeling (vuistslag). Slechts bewezen kan worden dat hij één klap heeft gegeven aan [slachtoffer 5].
4.10.3. Oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
[slachtoffer 5] is medewerker in jongereninstelling Avenier te Harreveld, gemeente Oost Gelre, alwaar verdachte verblijft. Op 13 april 2010 verzoekt [slachtoffer 5] aan verdachte om zijn corveetaken te doen. Verdachte weigert dit. Na meermalen dit verzoek te hebben herhaald en verdachte's volharding in zijn weigering, vraagt [slachtoffer 5] - volgens voorschrift - assistentie van collega's. Verdachte begint - in het bijzijn van een collega van [slachtoffer 5] - met beide vuisten in het gezicht van [slachtoffer 5] te slaan. Dit veroorzaakt pijn bij [slachtoffer 5]. Later blijkt dat zijn tand door zijn lip is geslagenxx. Verdachte wordt met behulp van collega's van Te Mulder naar de grond gebracht. Verdachte blijft met zijn vuist om zich heen zwaaien in de richting van [slachtoffer 5]xxi.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 5 september 2011 verklaard dat hij [slachtoffer 5] met de platte hand heeft geslagen, omdat hij destijds gefrustreerd wasxxii. Verdachte heeft zijn excuses aangeboden aan [slachtoffer 5].
De rechtbank is - gelet op het voorgaande - van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van [slachtoffer 5], door hem meermalen met de vuist in het gezicht te slaan.
4.11. Zaak F
De rechtbank acht met de officier van justitie en de raadsvrouw wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 26 juni 2010 in bewuste samenwerking met anderen schuldig heeft gemaakt aan vernieling. De rechtbank grondt deze beslissing op de feiten en omstandigheden die in de volgende bewijsmiddelen zijn vervat:
1. Aangifte door [aangever 1] namens Avenier op 29 juni 2010xxiii;
2. Bekennende verklaringen van verdachte op 9 september 2010 en ter terechtzitting van 5 september 2011xxiv.
4.12. Zaak G feit 1
4.12.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal met braak in vereniging. Op de camerabeelden is te zien dat meerdere personen in en uit het bedrijfspand klimmen. Door diverse getuigen wordt constant één groep personen gezien rond de wisselautomaat. Verdachte was in het bezit van een grote hoeveelheid 2 euro munten. De verklaring van verdachte dat hij later kwam aanlopen is in het licht van deze omstandigheden ongeloofwaardig.
4.12.2. Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde diefstal met braak in vereniging. De verklaring van de beveiligingsmedewerker is niet volledig. Het feit dat hij niet spreekt over een jongen (zijnde verdachte) die afzonderlijk komt aanlopen en zich bij de groep graaiende mensen voegt, is daarom niet leidend. Zo spreekt de beveiligingsmedewerker ook niet over de aanwezigheid van de taxichauffeur. De subsidiair ten laste gelegde heling kan wel wettig en overtuigend worden bewezen, aldus de raadsvrouw.
4.12.3. Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak deel primair
De rechtbank is - anders dan de officier van justitie - van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich op 10 oktober 2010 schuldig heeft gemaakt aan diefstal met braak in vereniging, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken. De door de officier van justitie genoemde omstandigheden zijn naar het oordeel van de rechtbank inderdaad belastend voor verdachte. Uit de camerabeelden blijkt echter dat - nadat de wisselautomaat naar beneden is gevallen - naast de daar genoemde nn's en drie meisjes, nog heel wat mensen op de wisselautomaat afkomen en hier voorwerpen uit pakken (pagina 55). Het is dan ook niet zonder gerede twijfel uit te sluiten dat de verklaring van verdachte, dat hij aan kwam lopen toen de automaat reeds op de grond lag en iedereen aan het graaien was, waar is.
De rechtbank gaat voorts op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Tijdens een bedrijfsinbraak in een casino (eigenaar Mario Patrick Exploitatiemaatschappij B.V.) aan de Ceintuurbaan / Stadhouderskade te Amsterdam wordt door de daders een wisselautomaat op straat gegooid. De wisselautomaat wordt hierdoor vernield en het geld dat zich in de automaat bevindt ligt letterlijk voor het oprapen. Meerdere personen, waaronder verdachte, bevinden zich rond de automaatxxv. Wanneer de politie arriveert, rennen de personen weg. Verdachte wordt uiteindelijk aangehouden door de politiexxvi.
In totaal heeft verdachte 168 munten van 2 euro (totaal 336, - euro) onder zich ten tijde van zijn aanhouding op 10 oktober 2010xxvii. Verdachte verklaart dat hij dit geld aldaar van de grond heeft gepaktxxviii.
De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde eenvoudige diefstal van een geldbedrag.
4.13. Zaak G feit 2
De rechtbank acht met de officier van justitie en de raadsvrouw wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 10 oktober 2010 schuldig heeft gemaakt aan beschadiging van een politieauto. De rechtbank grondt deze beslissing op de feiten en omstandigheden die in de volgende bewijsmiddelen zijn vervat:
1. Aangifte van verbalisant op 10 oktober 2010xxix;
2. Bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 5 september 2011xxx.
4.14. Zaak H
4.14.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met braak in vereniging. Verdachte wordt 2 minuten na de melding aangehouden door de politie. Hij voldoet aan het signalement, aangezien hij een rode capuchon draagt. De schoenafdruk op de plaats van het delict zou overeen kunnen komen met de schoen van verdachte.
4.14.2. Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat onvoldoende wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal met braak en dat hij hiervan dient te worden vrijgesproken. Verdachte is om 2:42 uur nog in de McDonald's op de Dam, terwijl de inbraak voor die tijd plaatsvindt. Verder voldoet verdachte, los van de rode capuchon, niet aan het signalement. Ook is geen sprake van een match met de afdruk op de plaats van het delict en de schoen van verdachte.
4.14.3. Oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Op 31 januari 2011 omstreeks 03:17 uur hoort getuige [getuige 2] in de Reinier Claeszenstraat te Amsterdam een hele harde knal en glasgerinkel. Hij ziet vervolgens vanuit zijn raam dat voor de Snackbar een jongen staat met een voorwerp in zijn handen, lijkend op een kassalade. Daarop ziet hij een tweede jongen, die uit het raam aan de kant van de Reinier Claeszenstraat klimt. Deze tweede jongen wordt geschat tussen de 15 en 20 jaar, heeft een Marokkaans uiterlijk en draagt een rode capuchonxxxi.
Verbalisanten krijgen om 03:19 uur de melding van bovenstaande en begrijpen dat de daders, waarvan een met een rode capuchon, in de richting van de Admiraal de Ruijterweg zijn gerend. De verbalisanten zien op de Jan Evertsenstraat twee personen lopen komend uit de richting van de Admiraal de Ruijterweg. Zij voldoen aan het signalement. Eén persoon draagt onder meer een rode capuchon. Beiden worden aangehouden. De persoon met de rode capuchon blijkt te zijn [verdachte], zijnde verdachtexxxii.
Bij de snackbar aan de Reinier Claeszenstraat 10 te Amsterdam is het raam van circa 5 bij 3 meter over de gehele breedte gebroken. Er liggen glasscherven op het trottoir. Hiertussen is een schoenafdruk te zien, gevormd door een op uitwerpselen gelijkende substantie. Ook binnen in de snackbar is een dergelijke afdruk te zienxxxiii.
Verdachte heeft over de gehele voorzijde van de zool van zijn rechter schoen vermoedelijk hondenpoep zittenxxxiv.
De heer [slachtoffer 7], eigenaar van de snackbar aan de Reinier Claeszenstraat 10, doet aangifte van de inbraak, waarbij de kassalade blijkt gestolenxxxv.
Op 31 januari 2011 om 8:30 uur wordt in de Maarten Haperstzoon Trompstraat een kassalade aangetroffen.
De heer [slachtoffer 7] herkent de kassalade als de zijne. De inhoud bedraagt 173,97 euro. Dit is volgens de heer [slachtoffer 7] ook ongeveer hoeveel er voor de diefstal in de kassalade zatxxxvi.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal met braak in vereniging. Het feit dat verdachte om 02:42 uur in de McDonalds aan het Damrak is geweest en op dat tijdstip deze McDonalds verliet, zoals de camerabeelden aangeven, doet hier niets aan af. Immers is verdachte tezamen met zijn medeverdachte, kort na de melding van inbraak (om 03:17 uur), in de buurt van het plaatsdelict aangehouden en komt het opgegeven signalement overeen.
4.15. Zaak I
4.15.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van de laptop op 23 april 2011. Rondom het gat in de vernielde winkelruit zijn aan de binnenkant diverse vingerafdrukken van verdachte aangetroffen.
4.15.2. Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat onvoldoende wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een laptop. De vingerafdrukken, welke zijn aangetroffen aan de binnenkant van de winkelruit, kunnen door verdachte zijn achtergelaten toen hij op een ander moment dan dat van de diefstal in de winkel aanwezig was. Verdachte heeft verklaard dat hij wel eens in de betreffende winkel komt. De vingerafdruk die opgenomen is in het kader van de geseponeerde zaak van 4 maart 2010, had niet gebruikt mogen worden in het opsporingsonderzoek, aldus de raadsvrouw.
4.15.3. Oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Op zaterdag 23 april 2011 wordt de ruit van de Kruiden/Specerijen Winkel, gevestigd aan de Gerard Doustraat 252A te Amsterdam, ingegooid. Er ligt binnen in de winkel glas en een baksteen. Er blijkt een laptop van aangever [slachtoffer 8] te zijn weggenomenxxxvii.
De politie stelt dezelfde dag vast dat de ruit van de toegangsdeur van de winkel is vernield. Er bevindt zich een gat in het midden van de ruit. Het gat heeft een afmeting van 50 centimeter bij 60 centimeter. Op de binnenzijde van de vernielde ruit worden rond dit gat diverse dactyloscopische sporen aangetroffen, welke worden veiliggesteld en onderzochtxxxviii.
De dactyloscopische sporen blijken meerdere vingerafdrukken te bevatten. Alle vingerafdrukken komen overeen met eerder vastgelegde dactyloscopische signalementen van [verdachte], zijnde verdachtexxxix.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde diefstal met braak. De hoeveelheid sporen en de locatie waar deze zijn aangetroffen, namelijk rond het gat in de ruit, maken dat het niet anders kan dan dat het verdachte is geweest die via het gat in de ruit de winkel is binnengegaan en de laptop heeft meegenomen. De verklaring van verdachte, dat hij wel eens in de betreffende winkel zou komen, maakt dit oordeel gelet op het voorgaande niet anders.
Het feit dat een van de vingerafdrukken van verdachte afkomstig is uit een geseponeerde zaak tegen verdachte, doet geen afbreuk aan de rechtmatigheid van het opsporingsonderzoek.
4.16. Zaak J
4.16.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde en dat voorts wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte in vereniging heeft gepoogd om geld en/of goederen te stelen door middel van braak. Om 5:50 uur krijgt de politie een melding dat is ingebroken in café De Haarlemmer. Kort daarop wordt verdachte door de politie aangetroffen in het toilet van dit café.
4.16.2. Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat verdachte weliswaar aangetroffen is op het toilet van het café, maar hij dient te worden vrijgesproken van de diefstal dan wel van de poging daartoe. Verdachte is door de reeds gebroken ruit het café binnen gegaan om daar van het toilet gebruik te maken. Hij liep daar langs, had aandrang en wilde geen boete voor wildplassen krijgen. In het toilet zijn geen inbraakspullen aangetroffen. Verder is de bij verdachte aangetroffen dynamo niet gebruikt om de ruit van het café in te slaan, maar is daarvoor gebruik gemaakt van een baksteen.
4.16.3. Oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Op 27 april 2011 om 5:50 uur krijgt de politie een melding dat zou worden ingebroken in café De Haarlemmer te Amsterdam. Ter plaatse blijkt in het raam van het café een gat te zitten van ongeveer 80 centimeter bij 70 centimeter. Met behulp van een politiehond wordt in het café, achter de bar, medeverdachte [medeverdachte 1] aangehouden. Vervolgens wordt wederom met behulp van de politiehond in het toilet van het café [verdachte], zijnde verdachte, aangehoudenxl. In het toilet worden een zwarte en een grijs/witte handschoen aangetroffenxli.
De uitbater van het café, de heer [slachtoffer 9], doet vervolgens aangifte van diefstal. Hij constateert dat alle kasten en lades waren opengetrokken en leeggehaald. Ook van de koelkast en vrieskist stonden de deuren open, waardoor de inhoud onverkoopbaar is geworden. De aangever mist 300, - euro aan muntgeldxlii.
De rechtbank acht met de officier van justitie en de raadsvrouw het primair ten laste gelegde niet bewezen, nu geen 300,- euro onder verdachte en zijn medeverdachte is aangetroffen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank is voorts, gelet op het voorgaande, van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal met braak in vereniging. De verklaring van verdachte - dat hij door het gat in de ruit het café binnen is gegaan om slechts van het toilet gebruik te maken - acht de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig. Daarbij heeft een krantenjongen een getuige gewaarschuwd dat twee jongens aan het inbreken waren en houdt de getuige zicht op het café totdat de politie arriveertxliii. Uit een proces-verbaal van bevindingen blijkt ten slotte dat verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] op 18 januari 2011 samen in een personenauto zijn aangetroffenxliv.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van het in zaak A onder 1 tenlastegelegde:
op 27 mei 2011 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (uit de uitgiftelade van een pinautomaat) heeft weggenomen een geldbedrag van 100 euro toebehorende aan [slachtoffer 1];
ten aanzien van het in zaak B tenlastegelegde:
1.
op 3 juni 2009 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen vier sixpacks cola toebehorende aan Albert Heijn (filiaal aan Cornelis Troostplein 11);
2.
op 2 september 2009 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 47 blikjes Bacardi, 16 blikjes Lawson cola en/of 2 blikjes Red Bull (totale waarde 103,31 euro), toebehorende aan Albert Heijn (filiaal aan de 1e van Swindenstraat 91);
3.
op 6 augustus 2009 te Castricum opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2] in de nek heeft gegrepen of tegen de nek heeft geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer 2] pijn heeft ondervonden;
4.
op 1 oktober 2009 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen vier paar sokken (merk Tommy Hilfiger), een wit shirt (merk Tommy Hilfiger), acht stuks ondergoed (merk Björn Borg), een shirt (merk Replay) (totale waarde ongeveer 245 euro) toebehorende aan Koninklijke Bijenkorf BV (vestiging Dam);
ten aanzien van het in zaak C tenlastegelegde:
1.
op 26 december 2009 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen meerdere etenswaren (biefstuk, kipschnitzel, ijs, aardappels, kipfilet, stimorol en toffifee) toebehorende aan (supermarktketen) Albert Heijn Foodplaza (vestiging Nieuwezijds Voorburgwal 226);
2. Primair
op 22 november 2009 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een zwarte helm en een witte helm (beiden van het merk Nau Fashion) toebehorende aan [slachtoffer 3];
3.
op 24 november 2009 te Amsterdam aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit was gepleegd, wetende dat, dat feit niet was gepleegd, immers heeft verdachte toen aldaar ten overstaan van [verbalisant 1] opzettelijk in strijd met de waarheid aangifte gedaan van diefstal van een witte helm en een zwarte helm (beiden van het merk Nau Fashion);
ten aanzien van het in zaak D tenlastegelegde:
op 21 maart 2010 te Harreveld opzettelijk mishandelend [slachtoffer 4] eenmaal (met kracht) in/op het gezicht heeft geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer 4] pijn heeft ondervonden;
ten aanzien van het in zaak E tenlastegelegde:
op 13 april 2010 te Harreveld, gemeente Oost Gelre, opzettelijk [slachtoffer 5] heeft mishandeld, bestaande die mishandeling uit het meermalen (met kracht) met de vuist in en tegen het gezicht van voornoemde [slachtoffer 5] slaan, waardoor voornoemde [slachtoffer 5] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
ten aanzien van het in zaak F tenlastegelegde:
op 26 juni 2010 te Harreveld, gemeente Oost Gelre, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en wederrechtelijk meerdere ruiten, toebehorende aan Jongerenhuis Avenier, heeft vernield door tegen deze ruiten aan te trappen;
ten aanzien van het in zaak G tenlastegelegde:
1. Primair
op 10 oktober 2010 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen enig geldbedrag toebehorende aan Mario Patrick Exploitatiemaatschappij B.V.;
2.
op 10 oktober 2010 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een auto (kenteken [kenteken 1]), toebehorende aan de regiopolitie Amsterdam-Amstelland, heeft beschadigd door meermalen tegen de binnenzijde van de schuifdeur aan te schoppen;
ten aanzien van het in zaak H tenlastegelegde:
op 31 januari 2011 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een eetcafé gelegen aan de Reinier Claeszenstraat 10 heeft weggenomen een kassa met daarin een geldbedrag (EUR 173,97), toebehorende aan [slachtoffer 7], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
hebben verschaft door (met kracht) met een steen een ruit van voornoemd eetcafé in te gooien en (vervolgens) door voornoemde ruit voornoemd eetcafé binnen te klimmen en binnen te gaan;
ten aanzien van het in zaak I tenlastegelegde:
op 23 april 2011 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkel (perceel Gerard Doustraat 252A) heeft weggenomen een laptop, toebehorende aan Kruiden/Specerijen Winkel en/of [slachtoffer 8], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door een ruit van de toegangsdeur in te gooien of in te slaan;
ten aanzien van het in zaak J subsidiair tenlastegelegde:
op 27 april 2011 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een café (de Haarlemmer) weg te nemen geld en/of goederen naar zijn gading, toebehorende aan [slachtoffer 9] en zich daarbij de toegang tot dat café te verschaffen door middel van braak, met zijn mededader een ruit heeft ingegooid/ingeslagen (met een (bak)steen) en (vervolgens) één of meerdere kasten/lades heeft doorzocht/overhoop gehaald;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
6. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de maatregel
8.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft primair gevorderd dat de zaak wordt aangehouden om verdachte de gelegenheid te geven alsnog mee te werken aan een persoonlijkheidsonderzoek. Verdachte heeft niet meegewerkt aan eerdere onderzoeken, om een advies tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel) te voorkomen. Dit advies is desondanks gegeven. Verdachte kan door nu wel mee te werken meer inzicht geven in zijn persoon.
Subsidiair heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte voor de door haar in zaak A onder 1, zaak B onder 1, 2, 3 en 4, zaak C onder 1, 2 subsidiair en 3, zaak D, zaak E, zaak F, zaak G onder 1 primair en 2, zaak H, zaak I en zaak J subsidiair tenlastegelegde bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. Sprake is van een grote hoeveelheid strafbare feiten. Het recidive risico wordt door de deskundigen als hoog geschat
De - eventuele - vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7] (zaak H) dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
8.2. Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat aan verdachte geen PIJ-maatregel dient te worden opgelegd. Volstaan kan worden met begeleiding van de Reclassering in het kader van bijzondere voorwaarden. De PIJ-maatregel is een te zware maatregel voor verdachte. Daarbij is het advies hiertoe gebaseerd op een verdachte die niet mee heeft gewerkt aan het persoonlijkheidsonderzoek, terwijl verdachte ter terechtzitting wel meer openheid van zaken heeft gegeven. Verdachte heeft verklaard dat hij gokverslaafd is geweest, waardoor hij schulden heeft opgebouwd. Hij is bedreigd en geslagen door zijn schuldeisers en is vermoedelijk ook door deze omstandigheden in zijn been geschoten. Verdachte heeft onder deze druk strafbare feiten gepleegd en heeft in de gesloten jeugdzorg gezeten. Nu is bij verdachte sprake van een stijgende lijn. Verdachte heeft zijn examens gehaald en gaat iedere week vrijwillig naar De Waag voor een behandeling. Voorts is verdachte first offender en is een aantal feiten ouder dan twee jaar. Doordat hij niet eerder is veroordeeld, heeft verdachte nooit het effect van een (voorwaardelijke) straf kunnen voelen. De Reclassering heeft zich bereid verklaard om verdachte in het kader van bijzondere voorwaarden te begeleiden. Subsidiair verzoekt de raadsvrouw te volstaan met een voorwaardelijke PIJ-maatregel.
De - eventuele - vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7] (zaak H) dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
8.3. Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie
d.d. 1 september 2011 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van onder meer de volgende rapportages, die in het kader van de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn opgemaakt:
- Pro Justitia Rapport (forensisch psychiatrisch onderzoek) opgemaakt op 28 april 2010 door B.C. Appelhof, psychiater in opleiding, onder supervisie van A.A.M. Smits, psychiater;
- Pro Justitia Rapport (klinisch Multidisciplinair onderzoek) van het Forensisch Consortium Adolescenten (ForCA) opgemaakt op 3 februari 2011 door A. Korevaar, psycholoog in opleiding tot GZ-psycholoog, onder supervisie van A.C.J. Schrama, GZ-psycholoog en D. Matser, Kinder- en Jeugdpsychiater;
- Reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, opgemaakt op 29 augustus 2011 door A. Kuiper en ter terechtzitting van 5 september 2011 mondeling toegelicht door mevrouw Harmsen.
Uit het Multidisciplinair onderzoek van het ForCa blijkt het volgende.
Verdachte voldoet aan de criteria van een gedragsstoornis NAO, waarbij het begin waarschijnlijk ligt in de adolescentie. Uitlokkende factoren kunnen in het algemeen gelegen zijn in zowel comorbide psychiatrische problematiek (zoals een angststoornis of een stemmingsstoornis, maar ook (kenmerken van) ADHD of een Autisme Spectrumstoornis), als in middelengebruik, in het hebben meegemaakt van een traumatische gebeurtenis, in onvoldoende sturing, begeleiding en begrenzing, in cognitieve overvraging, en in negatieve invloeden door peers. Alle bovenstaande factoren zijn bij verdachte mogelijk van invloed geweest. Mogelijk zijn er daarnaast ook andere psychiatrische stoornissen in engere zin aanwezig, die door de weigering van verdachte echter niet konden worden vastgesteld. Vanuit de aard van de stoornis is het waarschijnlijk dat deze stoornis ook aanwezig was ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Vanuit de diagnostiek kan in algemene zin worden gesteld dat de kans op delictgedrag verhoogd is bij jongeren met een gedragsstoornis.
Het is voor de ontwikkeling van verdachte belangrijk dat er duidelijkheid komt omtrent de precieze diagnostiek. Dit zowel voor wat betreft het psychische functioneren alsmede de forensische risicofactoren. Er bestaan grote zorgen om verdachte, zowel over zijn functioneren als ook over zijn veiligheid binnen zijn leefomgeving. Hij werd al eerder beschoten en er zijn aanwijzingen dat hij door anderen wordt ingezet voor het uitvoeren van criminaliteit. Vanaf juni 2009 is er frequent politiecontact voor zowel vermogensdelicten als geweldsdelicten. Hij is moeilijk aan te sturen door zowel moeder als ook door de instellingen gesloten jeugdzorg waar hij verbleef. Voor verdachte is het van belang te verblijven binnen een setting die hem duidelijkheid geeft en kan begrenzen, waar hij veiligheid ervaart en kan oefenen in assertief gedrag waarbij hij voor zichzelf kan opkomen zonder anderen te schaden.
Vanuit de SAVRY komt naar voren dat het risico op gewelddadig gedrag als hoog wordt ingeschat. De belangrijkste factoren hierbij zijn: 'eerder gewelddadig gedrag', 'eerder niet-gewelddadig gedrag', 'zich onttrokken hebben aan toezicht/interventies', omgang met delinquente leeftijdgenoten', 'afwijzing door leeftijdgenoten', 'ervaren stress en geringe copingvaardigheden', 'impulsiviteit/riskant gedrag' en 'problemen met hanteren van boosheid'. De drie eerstgenoemde factoren zijn historische factoren en zijn derhalve statisch (onveranderbaar). Aan de vermindering van de overige genoemde factoren kan in de behandeling gewerkt worden. Tevens kan er in de behandeling zicht komen op de risicofactoren die tijdens huidig onderzoek niet beoordeeld kunnen worden. Vanuit het dossier komt naar voren dat er sprake is geweest van ambulante hulpverlening en plaatsingen in de gesloten jeugdzorg. Deze interventies hebben echter onvoldoende effect gehad.
Een GBM is naar de mening van onderzoekers niet geïndiceerd, omdat dit onvoldoende risicoreductie geeft en al eerder ambulante behandelingen zijn geprobeerd zonder voldoende effect te sorteren. Voor verdachte is het van belang te verblijven binnen een setting die hem duidelijkheid geeft en kan begrenzen, waar hij veiligheid ervaart en kan oefenen in assertief gedrag, waarbij hij voor zichzelf kan opkomen zonder anderen te schaden. Een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel is derhalve naar de mening van onderzoekers geïndiceerd.
Wanneer verdachte deze maatregel opgelegd zal krijgen, zal het in zijn voordeel zijn wel mee te werken aan diagnostiek, zodat sneller een behandelplan opgesteld kan worden waarin gewerkt kan worden aan eventuele aanwezige psychiatrische stoornissen en forensische risicofactoren. De voorkeur gaat uit naar een regionale plaatsing, zodat ook het systeem betrokken kan zijn bij de behandeling (en ook de diagnostiek). Een plaatsing binnen Amsterbaken heeft de voorkeur.
Uit het advies van Reclassering Nederland blijkt het volgende.
Bij de Ketenunit staat verdachte geregistreerd als Harde Kern jongere 18+. Het is zorgelijk te noemen dat verdachte sinds 2009 in korte tijd meermalen met politie en justitie in aanraking is gekomen. Verdachte beschikt momenteel niet over een zinvolle dagbesteding. In september begint verdachte met een vmbo-opleiding handel niveau twee aan het ROC in Amsterdam. Verdachte geeft aan een halfjaar geleden een gokprobleem te hebben gehad. De schulden die hieruit zouden zijn ontstaan zegt hij te hebben afbetaald. De reclassering heeft hier echter twijfels over, waardoor dit leefgebied aandachtspunt binnen het toezicht zal zijn. De reclassering heeft het vermoeden dat verdachte zich bevindt in een netwerk waarin criminele activiteiten plaatsvinden en waarin verdachte onder druk wordt gezet en er misbruik wordt gemaakt door hem in te zetten om criminele activiteiten te plegen.
Sprake is van een zorgwekkende situatie waarin interveniëren middels intensieve en 'outreachende' begeleiding noodzakelijk is om trajecten van de grond te kunnen krijgen. Gezien de beschreven criminogene factoren, is het geïndiceerd betrokkene te onderwerpen aan een locatiegebod, dat moet bijdragen aan het bieden van structuur en een preventieve werking ter voorkoming van recidive. Het locatiegebod zorgt ervoor dat verdachte gestimuleerd wordt een zinvolle dagbesteding te hebben en behouden, wat hem structuur geeft en de kans op recidive verminderd. Daarnaast moet het ertoe bijdragen dat verdachte zich onttrekt aan de criminele subcultuur waar hij deel van uitmaakt. Er heeft een huisbezoek plaatsgevonden bij de moeder van verdachte, waaruit naar voren komt dat er geen belemmeringen zijn om elektronische controlemiddelen toe te passen en aan de voorwaarden kan worden voldaan.
Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. Dit wordt mede gebaseerd op de openstaande zaken waarvoor verdachte gedagvaard is, het negatieve sociale netwerk van betrokkene en geconstateerde gedragsproblemen. Ingeschat wordt dat er een laag / gemiddeld risico op onttrekken aan voorwaarden is. De hulpverleningsgeschiedenis wordt gekenmerkt door het niet nakomen van afspraken of detentieperiodes. Een reclasseringstoezicht is geretourneerd, vanwege het niet nakomen van zijn afspraken met de reclassering. Ingeschat wordt dat er geen risico op letsel is. Betrokkene pleegt voornamelijk vermogensdelicten. Op grond van het recidiverisico, de criminogene factoren en de interventies in het verleden, is een toezicht op bijzondere voorwaarden met onderstaande (gedrags-)interventie(s) en/of behandeling(en) geïndiceerd. Het toezicht zal zich richten op de controle van de bijzondere voorwaarden, het motiveren van de verdachte om zich hieraan te houden. Indien van toepassing zal de toezichthouder als casemanager fungeren tussen de verschillende (hulpverlening)instellingen en ondersteuning bieden bij het regelen van praktische zaken. Geadviseerd wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Hierbij worden de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd: Meldingsgebod, Behandelverplichting en Locatiegebod.
Ter terechtzitting heeft mevrouw Harmsen namens Reclassering Nederland aangegeven dat het feit dat op 1 september 2011 de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte is opgeheven in verband met sabotage van de enkelband, geen aanleiding geeft tot wijziging van voornoemd uitgebracht advies.
Maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen
De hierna te noemen oplegging van de maatregel is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van de maatregel in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich in twee jaar tijd schuldig gemaakt aan een veelvoud van vermogens- en geweldsdelicten. Het betreffen nare en hinderlijke feiten. Zo heeft verdachte meerdere diefstallen (met braak) gepleegd en daarmee overlast en materiële schade veroorzaakt. Verdachte heeft geen oog gehad voor de materiële gevolgen en gevoelens van de slachtoffers en geen respect gehad voor hun persoonlijke eigendommen, maar heeft enkel gehandeld uit het oogpunt van persoonlijk gewin. Tevens heeft verdachte meerdere personen mishandeld. Hij heeft door dit handelen pijn en/of letsel veroorzaakt bij de slachtoffers. Door goederen te vernielen heeft verdachte inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de eigenaren van deze goederen. De onderhavige feiten dragen voorts bij aan de gevoelens van onveiligheid bij de slachtoffers in het bijzonder en in de maatschappij in het algemeen.
Verdachte voldoet aan alle criteria van een gedragsstoornis NAO, die aanwezig was ten tijde van het plegen van de strafbare feiten. Het recidiverisico wordt door zowel ForCA als Reclassering Nederland als hoog beoordeeld. De hulpverleningsgeschiedenis van verdachte wordt gekenmerkt door het niet nakomen van afspraken of detentieperiodes. Verdachte heeft daarbij ook tijdens zijn eerdere gesloten jeugdzorg plaatsingen in civielrechtelijk kader in Harreveld en Almata onvoldoende meegewerkt aan de noodzakelijk bevonden behandeling, heeft binnen enkele weken verschillende ernstige incidenten veroorzaakt en is weggelopen. Op 1 september 2011 is door de raadkamer van deze rechtbank de schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven, nu verdachte zich niet aan de (bijzondere) voorwaarde heeft gehouden. Er bestaan daarnaast grote zorgen over de leefomgeving en het sociale netwerk van verdachte. De rechtbank acht gelet hierop de door de Reclassering geadviseerde interventies ontoereikend. Van belang is - zoals geadviseerd door ForCA - een behandelsetting die verdachte duidelijkheid geeft en hem kan begrenzen, waar hij veiligheid ervaart en kan oefenen zich assertief op te stellen.
De rechtbank beseft dat - hoewel het gaat om door verdachte gepleegde misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten - sprake is van een veelvoud van delicten van een relatief geringe ernst en dat de PIJ-maatregel de zwaarste sanctie is in het jeugdsanctie-arsenaal. Verdachte is bovendien, wat betreft het opleggen van een sanctie, als first offender te beschouwen. Gelet voorts op het feit dat vrijheidsontneming slechts als uiterste maatregel wordt gehanteerd en voor de kortst mogelijk passende duur, hetgeen uit artikel 37 sub b van het VN-Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) voortvloeit, dient de oplegging van de PIJ-maatregel enkel in het uiterste geval te worden opgelegd.
Verdachte zelf verzet zich tegen de PIJ-maatregel en behandeling in gesloten kader. Vanwege deze houding van verdachte en daarbij de onmogelijkheid om goed in kaart te brengen welke hulp verdachte nodig heeft en wat er precies met hem aan de hand is, is onduidelijk of verdachte behandelbaar is. De veelvoud aan delicten en het hierboven genoemde hoge recidiverisico betekenen dat de beveiliging van de samenleving oplegging van de PIJ-maatregel eist. Voorts volgt uit het Multidisciplinair onderzoek van het ForCa dat oplegging van de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte. Dit alles overziende is een PIJ-maatregel op dit moment noodzakelijk. Alternatieven ontbreken immers, ook aangezien verdachte zich eerder niet aan afspraken heeft gehouden in de gesloten jeugdzorg en bij schorsing van de voorlopige hechtenis.
Aanhouden van de zaak, om verdachte de gelegenheid te geven alsnog mee te werken aan een persoonlijkheidsonderzoek, acht de rechtbank niet opportuun. Verdachte heeft ter zitting ook niet gesteld alsnog aan een dergelijk onderzoek te willen meewerken. Het is dan ook in het belang van de maatschappij en verdachte, dat zo spoedig mogelijk wordt aangevangen met intensieve behandeling binnen een gesloten setting.
Overig
De op de dagvaarding vermelde vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7] (zaak H) bevindt zich niet in het dossier van de rechtbank en is voorts niet overgelegd ter terechtzitting, zodat de rechtbank hierop geen beslissing kan nemen.
De rechtbank gaat er vanuit dat de fiets welke in beslag is genomen in zaak A onder 2, reeds door het openbaar ministerie is teruggegeven aan de rechthebbende, nu van een beslaglijst geen sprake is.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 45, 47, 77a, 77g, 77s, 77gg, 188, 300, 310, 311, 350 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
10. Beslissing
Verklaart het in zaak A onder 2 en het in zaak J primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder 1, zaak B onder 1, 2, 3 en 4, zaak C onder 1, 2 primair en 3, zaak D, zaak E, zaak F, zaak G onder 1 primair en 2, zaak H, zaak I en zaak J subsidiair tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het in zaak A onder 1, zaak B onder 1, 2 en 4, zaak C onder 1 en 2 primair en zaak G onder 1 primair bewezenverklaarde:
diefstal, meermalen gepleegd
ten aanzien van het in zaak B onder 3, zaak D en zaak E bewezenverklaarde:
mishandeling, meermalen gepleegd
ten aanzien van het in zaak C onder 3 bewezenverklaarde:
aangifte doen dat een strafbaar feit gepleegd is, wetende dat het niet gepleegd is
ten aanzien van het in zaak F bewezenverklaarde:
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort vernielen
ten aanzien van het in zaak G onder 2 bewezenverklaarde:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort beschadigen
ten aanzien van het in zaak H bewezenverklaarde:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming
ten aanzien van het in zaak I bewezenverklaarde:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming
ten aanzien van het in zaak J bewezenverklaarde:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
Legt op aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.H.G. Odink, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. R.H. de Vries en M.R. Bruning, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. P. Tanis, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 september 2011.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
i Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
ii Proces-verbaal van aangifte met nummer PL133E 2011134892-1, in de wettelijke vorm opgemaakt op 27 mei 2011 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] (pagina 2 e.v.).
iii Proces-verbaal van de terechtzitting van de politierechter van de rechtbank Amsterdam van 2 augustus 2011 en het proces-verbaal van de terechtzitting van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam van 5 september 2011.
iv Een geschrift, te weten een landelijk aangifte formulier winkeldiefstal van Albert Heijn opgemaakt op 3 juni 2009, een proces-verbaal van (concept) verhoor met nummer 2009152020, opgemaakt op 3 juni 2009 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] en een proces-verbaal van (concept) verhoor met nummer 2009152020, opgemaakt op 3 juni 2009 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4].
v Proces-verbaal van winkeldiefstal met nummer 2009239605-1, in de wettelijke vorm opgemaakt op 2 september 2009 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5].
vi Een geschrift, te weten een aangifteformulier winkeldiefstal van Albert Heijn van 2 september 2009.
vii Proces-verbaal van de terechtzitting van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam van 5 september 2011.
viii Pagina's 19, 20, 24 en 26.
ix Pagina's 21-22.
x Pagina's 1-2 en een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2009267789-1, in de wettelijke vorm opgemaakt op 29 oktober 2009 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 6].
xi Proces-verbaal van winkeldiefstal met nummer 2009345191-1, in de wettelijke vorm opgemaakt op 27 december 2009 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 7] (pagina 1 e.v.).
xii Een geschrift, te weten een aangifteformulier winkeldiefstal van Albert Heijn van 26 december 2009.
xiii Proces-verbaal van de terechtzitting van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam van 5 september 2011.
xiv Pagina 5.
xv Pagina 6.
xvi Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2009315640-8 in de wettelijke vorm opgemaakt op 25 januari 2010 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 8] en [verbalisant 9].
xvii Pagina's 12-15.
xviii Proces-verbaal van aangifte met nummer 2010041878-1, in de wettelijke vorm opgemaakt op 24 maart 2010 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 10] en [verbalisant 11] (pagina 13 e.v.).
xix Proces-verbaal van de terechtzitting van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam van 5 september 2011.
xx Pagina's 15-16 en 21-22.
xxi Pagina 24-25.
xxii Proces-verbaal van de terechtzitting van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam van 5 september 2011
xxiii Proces-verbaal van aangifte met nummer PL0649 2010094794-1, in de wettelijke vorm opgemaakt op 29 juni 2010 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 12] (pagina 28 e.v.).
xxiv Proces-verbaal van verhoor met nummer PL0920-2010207983, in de wettelijke vorm opgemaakt op 9 september 2010 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 13] en [verbalisant 14] (pagina 51 e.v.) alsmede het proces-verbaal van de terechtzitting van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam van 5 september 2011.
xxv Pagina's 8-9, 54-55.
xxvi Pagina's 31 en 34.
xxvii Pagina 97.
xxviii Pagina 60 en Proces-verbaal van de terechtzitting van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam van 5 september 2011.
xxix Pagina's 15-19.
xxx Proces-verbaal van de terechtzitting van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam van 5 september 2011.
xxxi Pagina's 24-25.
xxxii Pagina's 3-4.
xxxiii Pagina's 6-7.
xxxiv Pagina's 4-5.
xxxv Pagina's 20-21.
xxxvi Pagina 39.
xxxvii Pagina's 1-2.
xxxviii Pagina's 10-11.
xxxix Pagina's 12-13.
xl Pagina's 9-10.
xli Pagina's 46-47.
xlii Pagina's 15-16.
xliii Pagina's 20-21.
xliv Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2011105205-23, in de wettelijke vorm opgemaakt op 10 juni 2011 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 15].