ECLI:NL:RBAMS:2011:BS8948

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13/410058-09, RK: 11/2136
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om kostenvergoeding raadsman ex artikel 591a Sv

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 september 2011 uitspraak gedaan in een verzoek ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van verzoeker, geboren in Albanië. Het verzoek, dat op 6 april 2011 ter griffie is ingekomen, strekt tot het toekennen van een vergoeding voor de kosten van de raadsman, ten bedrage van € 11.047,62, en € 275,- voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift. De rechtbank heeft op 4 augustus 2011 de raadsman van verzoeker en de officier van justitie in openbare raadkamer gehoord. Verzoeker is echter niet verschenen.

De rechtbank overweegt dat ingevolge artikel 591a lid 2 Sv een vergoeding kan worden toegekend voor de kosten van de raadsman, mits de zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel. De strafzaak tegen verzoeker is op 2 maart 2011 onherroepelijk geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, waardoor het verzoek tijdig is ingediend. Echter, op basis van artikel 44a van de Wet op de rechtsbijstand kan geen kostenvergoeding worden toegekend indien de verdachte in een strafzaak is bijgestaan door een raadsman die op het moment van de verlening van rechtsbijstand is toegevoegd, tenzij de toevoeging wordt ingetrokken of beëindigd.

De rechtbank concludeert dat verzoeker in de piketfase is bijgestaan door een andere raadsman, mr. Oudolf, en dat de toevoeging op geen enkel moment is geretourneerd. Hierdoor is de toevoeging in stand gebleven tot na de beëindiging van de zaak. De rechtbank oordeelt dat verzoeker geen gronden van billijkheid heeft aangetoond voor het toekennen van een vergoeding voor de kosten van de raadsman. De rechtbank wijst het verzoek af en kent verzoeker een standaardvergoeding toe voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift, ter hoogte van € 540,-.

Tegen deze beslissing staat voor verzoeker hoger beroep open, in te stellen ter griffie van deze rechtbank, binnen een maand na betekening van deze beschikking.

Uitspraak

Parketnummer: 13/410058-09
RK: 11/2136
BESCHIKKING
Op het verzoek ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] (Albanië) op [1974],
wonende op het adres [adres] [woonplaats] (Albanië)
te dezen woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsman,
mr. K. Canatan, Herengracht 466, 1017 CA Amsterdam,
verder te noemen: verzoeker.
Procesgang
Het verzoek is op 6 april 2011 ter griffie van deze rechtbank ingekomen.
De rechtbank heeft op 4 augustus 2011 de raadsman van verzoeker en de officier van justitie in openbare raadkamer gehoord.
Verzoeker is, hoewel daartoe rechtsgeldig opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.
Inhoud van het verzoekschrift
Het verzoek strekt tot het toekennen van een vergoeding ten bedrage van
€ 11.047,62 voor de kosten van de raadsman en € 275,- voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift.
Beoordeling
Uit de stukken en het verhandelde in raadkamer is het volgende gebleken.
Feiten
Verzoeker is op 2 maart 2011 door de meervoudige kamer van deze rechtbank vrijgesproken van het hem telastegelegde.
Standpunten
De officier van justitie heeft verklaard zich te verzetten tegen het toekennen van een vergoeding voor kosten van de raadsman. De officier van justitie heeft daarbij gewezen op een vonnis van de rechtbank Breda uit 2003 waaruit blijkt - kort gezegd - dat vergoeding van de kosten van de raadsman niet aan de orde is, omdat verzoeker gebruik had kunnen maken van de afgegeven en niet ingetrokken toevoeging. In onderhavige zaak speelt dezelfde situatie, aldus de officier van justitie.
In raadkamer heeft de raadsman ter aanvulling op het verzoekschrift aangevoerd - kort samengevat - dat, indien een raadsman is toegevoegd er geen sprake kan zijn van
kostenvergoeding in de zin van artikel 591a Sv. In casu is ambtshalve een last tot toevoeging afgegeven aan een eerdere advocaat. De raadsman heeft de zaak van deze advocaat overgenomen vanaf 23 januari 2009, doch niet op toevoegingbasis.
De raadsman is van mening dat artikel 44a Wet op de rechtsbijstand slechts slaat op de toegevoegde raadsman. De raadsman heeft in casu eerst op betalende basis rechtsbijstand verleend aan verzoeker. Pas na 28 april 2011 is hij toegevoegd, aangezien verzoeker hem toen meldde dat hij de raadsman niet meer wilde dan wel kon betalen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 591a lid 2 Sv kan, indien de zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, aan de gewezen verdachte, op een verzoek ingediend binnen drie maanden na beëindiging van de zaak, uit 's Rijks kas een vergoeding worden toegekend voor de schade, welke hij tengevolge van tijdsverzuim door het gerechtelijk vooronderzoek en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede in de kosten van een raadsman.
Op grond van artikel 90 lid 1 Sv heeft de toekenning van een vergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De strafzaak tegen verzoeker is op 2 maart 2011 onherroepelijk geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel.
Het verzoek is derhalve tijdig ingediend.
Artikel 591a lid 2 Sv stelt dat, behoudens voorzover artikel 44a Wet op de rechtsbijstand van toepassing is, een vergoeding kan worden toegekend voor de kosten van de raadsman.
Ingevolge artikel 44a van de Wet op de rechtsbijstand wordt, indien een verdachte in een strafzaak is bijgestaan door een raadsman die op het moment van de verlening van rechtsbijstand is toegevoegd, (..) geen kostenvergoeding van een raadsman als bedoeld in artikel 591a Sv toegekend, tenzij de toevoeging, anders dan na een daartoe ingediende aanvraag, wordt ingetrokken of beëindigd.
Op grond van artikel 32 van de Wet op de rechtsbijstand geldt een toevoeging voor de gehele behandeling van de zaak in één instantie.
Artikel 33 van de Wet op de rechtsbijstand geeft de mogelijkheid de toevoeging te wijzigen, beëindigen of in te trekken.
Uit de Memorie van Toelichting op de wet inhoudende "Wijziging van de Wet op de rechtsbijstand en het Wetboek van Strafvordering houdende regeling van de vergoeding aan de verdachte ingeval van toepassing van artikel 591a Sv" volgt dat de rechtzoekende die gebruikt maakt van zijn toevoeging geen kosten voor het gebruik maken van een raadsman mag vorderen. De rechtzoekende maakt gebruik van zijn toevoeging, indien op het moment dat de advocaat rechtsbijstand verleent een toevoeging is afgegeven. Dit laat onverlet dat de toevoeging kan worden ingetrokken of
beëindigd. Het kan zijn dat de verdachte de voorkeur geeft aan de juridische bijstand van een commercieel opererende advocaat. Deze keuze moet dan worden gemaakt voordat daadwerkelijk rechtsbijstand is verleend.i
Blijkens de Nota naar aanleiding van het verslag bij de zelfde wet houdt de verdachte zijn recht op schadevergoeding zolang geen daadwerkelijke rechtsbijstand is verleend. Op het moment dat rechtsbijstand wordt verleend, heeft de verdachte klaarblijkelijk gekozen voor de rechtsbijstand van de betreffende advocaat. Is eenmaal rechtsbijstand verleend, dan kan niet meer met het behoud van recht op schadevergoeding een andere advocaat worden gekozen.ii
Uit bovenstaande bepalingen en stukken, bezien in onderling verband, leidt de rechtbank af dat de wetgever met het oog op de toepassing van artikel 591a Sv aan de on- of minvermogende verdachte in beginsel de vrije keuze heeft willen laten, zich op toevoeging dan wel op betalende basis te laten bijstaan. De verdachte die geen gebruik wil maken van een afgegeven toevoeging, dient deze keuze helder te maken voordat daadwerkelijk rechtsbijstand is verleend. Wordt eenmaal gebruik gemaakt van een toevoeging, dan geldt deze keuze voor de gehele instantie en zal het tussentijds overgaan naar een andere advocaat niet kunnen leiden tot toepassing van artikel 591a Sv voor de betreffende instantie. De toevoeging kan immers worden gewijzigd in die zin dat de nieuwe raadsman wordt toegevoegd. De wetgever heeft derhalve kennelijk het financiële risico van het tussentijds overgaan naar een commercieel opererende advocaat bij de verdachte willen laten, zulks mede ter voorkoming van oneigenlijk gebruik van de verschillende regelingen inzake financiering dan wel vergoeding van rechtsbijstand.
Gegeven het uitgangspunt van een keuzerecht voor de verdachte brengt een redelijke wetsuitleg naar het oordeel van de rechtbank evenwel met zich mee dat de verdachte, kort nadat hij in de (hectische) piketfase is bijgestaan door een toegevoegde advocaat, voor het vervolgtraject alsnog met behoud van eventuele aanspraken ex artikel 591a Sv de bijstand kan inroepen van een commercieel opererende advocaat.
Ook in dat geval zal echter, zoals het gerechtshof Amsterdam bij arrest van 24 september 2007, LJN BC7896 heeft overwogen, volstrekte helderheid moeten worden betracht over de vraag of van de op basis van deze last verstrekte toevoeging gebruik wordt gemaakt dan wel dat verdachte door een gekozen raadsman (betalend) wordt bijgestaan. Dat betekent onder meer dat wanneer de raadsman die op basis van een last aan de verdachte is toegevoegd, wordt opgevolgd door een gekozen raadsman die verdachte betalend zal bijstaan, onmiddellijk van deze wijziging van de basis waarop rechtsbijstand wordt verleend, kennis moet worden gegeven aan de voorzitter van het college dat de last heeft afgegeven, en aan de Raad voor Rechtsbijstand.
In casu is gebleken dat verzoeker in de piketfase is bijgestaan door een andere raadsman, mr. Oudolf. Mr. Oudolf is bij beschikking van 29 januari 2009 ambtshalve als raadsman aan verzoeker toegevoegd. Verzoeker heeft op enig moment aan de huidige raadsman verzocht of deze hem wilde bijstaan. De raadsman is daarmee akkoord gegaan en is kort na de toetsing van de inverzekeringstelling door de rechter-
commissaris, vanaf 23 januari 2009, aan het werk gegaan. Naar het oordeel van de rechtbank kon verzoeker op dat moment nog met behoud van eventuele aanspraken ex artikel 591a Sv kiezen voor een commercieel opererende raadsman.
In casu is echter niet voldaan aan de eis van onmiddellijke en volstrekte helderheid over de basis waarop de rechtsbijstand wordt verleend. De toevoeging is op geen enkel moment geretourneerd en is derhalve in stand gebleven tot na de beëindiging van de zaak. Bij brief van 28 april 2009 heeft de huidige raadsman verzocht om mutatie (ex nunc) van de toevoeging. Bij de behandeling in raadkamer zijn geen bijzondere feiten en omstandigheden naar voren gekomen op grond waarvan deze omissie niet voor rekening en risico van verzoeker zou mogen worden gelaten.
Onder deze omstandigheden acht de rechtbank geen gronden van billijkheid aanwezig voor toekenning van een vergoeding voor de kosten van de raadsman.
De rechtbank zal voor het opmaken, indienen en behandelen van het verzoekschrift de standaardvergoeding toekennen, nu dit verzoekschrift ook betrekking heeft op toekenning van een schadevergoeding voor dagen doorgebracht in voorlopige hechtenis.
De rechtbank komt tot de volgende beslissing.
Beslissing
De rechtbank kent aan verzoeker uit 's Rijks kas een vergoeding TOE ten bedrage van
€ 540,- (zegge: vijfhonderdveertig euro) voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift, gelet op de beschikking van de rechtbank d.d.
4 augustus 2011 betreffende het verzoek ex artikel 89 Sv, nu beide verzoeken tegelijkertijd in één verzoekschrift zijn ingediend.
WIJST het meer of anders verzochte AF.
Deze beslissing is gegeven op 9 september 2011 en in het openbaar uitgesproken door
mr. M.A.H. van Dalen-van Bekkum, rechter,
in tegenwoordigheid van mrs. C.M. Noomen en M. Rigter, griffiers.
Tegen deze beslissing staat voor verzoeker hoger beroep open, in te stellen ter griffie van deze rechtbank, binnen een maand na betekening van deze beschikking.
De rechtbank te Amsterdam, TWAALFDE enkelvoudige kamer, beveelt de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 540,- (zegge: vijfhonderdveertig euro) op rekeningnummer [rek.nr.], ten name van Stichting Beheer Derdengelden Meijers Canatan Advocaten , o.v.v. vergoeding 591a Sv, inzake: [verzoeker].
Aldus gedaan op 9 september 2011 door
mr. M.A.H. van Dalen-van Bekkum, rechter.
i TK 2004-2005, 29756, nr. 3, pag. 1 en 2
ii TK 2004-2005, 29756, nr. 5, pag. 1