RECHTBANK AMSTERDAM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 10/1846 BESLU
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
het Bisdom van Haarlem-Amsterdam,
gevestigd te Haarlem,
de Rooms-Katholieke Parochie van de Heilige Willibrordus Buiten de Veste
gevestigd te Amsterdam
eisers,
gemachtigde mr. M.F.A. Dankbaar,
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zuid, rechtsopvolger van het stadsdeel Oud-Zuid, van de gemeente Amsterdam
verweerder,
gemachtigde L.M. Mulder.
Bij besluit van 13 juli 2007 (het primaire besluit) heeft verweerder besloten het complex van Ostadestraat 268-270 en Henrick de Keijserstraat 9 (hierna: het Afrikahuis) te plaatsen op de gemeentelijke monumentenlijst.
Bij besluit van 9 maart 2010 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 mei 2011. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
1. Verweerder heeft de aanwijzing van het Afrikahuis als gemeentelijk monument gebaseerd op adviezen van het Bureau Monumenten & Archeologie (hierna: BMA) van 18 februari 2008 en van de Commissie IV van de Commissie voor Welstand en Monumenten (hierna monumentencommissie) van 26 juni 2008. Volgens verweerder blijkt uit deze adviezen dat het Afrikahuis stedenbouwkundige, architectuurhistorische en cultuurhistorische waarden bezit. De door eisers ingebrachte reactie van [architect 1] en [architect 2], beiden architect, doet hier niets aan af. De door eisers gestelde waardevermindering door plaatsing op de monumentenlijst is onjuist zoals blijkt uit het taxatierapport van de afdeling Vastgoed, aldus verweerder.
2.1. Op 16 oktober 2008 is de Monumentenverordening Amsterdam Oud-Zuid 1999 (hierna: Monumentenverordening 1999) ingetrokken en is de Monumentenverordening Stadsdeel Oud-Zuid 2008 (hierna: Monumentenverordening 2008) in werking getreden. Op grond van artikel 19, derde lid, van de Monumentenverordening 2008 is op dit beroep de Monumentenverordening 1999 van toepassing.
2.2. Op grond van artikel 4a, eerste lid, van de Monumentenverordening 1999 kan het dagelijks bestuur al of niet op aanvraag van belanghebbenden besluiten onroerende monumenten als beschermd gemeentelijk monument op de gemeentelijke monumentenlijst te plaatsen.
Op grond van artikel 4b van deze verordening wordt de waardering tot monument getoetst aan de door het dagelijks bestuur vastgestelde Handleiding voor de selectie van gebouwen en ensembles voor de gemeentelijke monumenten.
2.3. Op 22 september 1998 is de Handleiding voor de selectie van gebouwen en ensem-bles voor de gemeentelijke monumentenlijst (hierna: de Handleiding) vastgesteld. In de Handleiding is een waarderingssysteem opgenomen dat wordt gehanteerd bij het selecteren van objecten voor de gemeentelijke monumentenlijst. De selectiecriteria zijn de architectoni-sche waarde, stedenbouwkundige waarde, cultuurhistorische waarde, gaafheid/ herkenbaar-heid en zeldzaamheid.
3.1. Eisers stellen in beroep dat het Afrikahuis geen bijzondere waarden heeft die een monumentaanwijzing rechtvaardigen. De adviezen van de monumentencommissie en de redengevende omschrijving van het BMA geven die waarden niet of onvoldoende aan. De beschrijving van het gebouw wordt door eisers niet betwist, maar een juiste afweging van de vraag naar de waarden ontbreekt dan wel is onjuist. Eisers verwijzen naar het advies van het advies van [architect 1] en [architect 2], beiden architect, dat door eisers bij de zienswijze van 19 maart 2008 is overgelegd. Uit deze adviezen blijkt dat het gebouw architectonisch en cultuurhistorisch niet bijzonder is. In een overzichtswerk over het Structuralisme komt dit gebouw helemaal niet voor. Het gebouw is bovendien bouwfysisch en qua indeling ongeschikt voor een gebruik conform de huidige bestemming maatschappelijke doeleinden. Zo is het gebouw gehorig, zodat gebruik door meer dan een groep niet mogelijk is, en is het of te warm of te koud in het gebouw, wat alleen door ingrijpende verbouwingen kan worden verholpen. Verweerder heeft niet juist op dit tegenadvies gereageerd. Het door de bezwaarschriftencommissie geconstateerde motiveringsgebrek is niet hersteld in bezwaar, zoals verweerder heeft overwogen. Volgens eisers is in het bestreden besluit niet ingegaan op wat, als reactie op het verweerschrift, in de pleitnota stond. De onderbouwing van de plaatsing op de monumentenlijst en waarom het Afrikahuis zo bijzonder is, is volgens eisers onvoldoende gemotiveerd.
3.2. Verweerder stelt zich op het standpunt dat bij de advisering door het BMA en de monumentencommissie de selectiecriteria van gebouwen en ensembles voor gemeentelijke monumenten 1998 betrokken zijn. Het BMA is de vaste adviseur van verweerder op het gebied van monumentale waarden en de monumentencommissie is een onafhankelijke commissie. In dit advies zijn de vastgestelde criteria uitvoerig besproken en gewaardeerd, aldus verweerder. Verweerder stelt dat de adviezen inhoudelijk concludent zijn en een voldoende grondslag vormen voor aanwijzing van het Afrikahuis als gemeentelijk monument. Volgens verweerder doet het enkele feit dat het Afrikahuis niet zou zijn opgenomen in een bepaald standaardwerk voor het Structuralisme hier niets aan af. Het betreft hier een beoordeling van de gemeentelijke monumentstatus en het lokale belang van het Afrikahuis, die in voldoende mate blijkt uit de eerder genoemde adviezen, aldus verweerder.
3.3. Voorop staat dat, gegeven de beoordelingsruimte die verweerder toekomt bij het beantwoorden van de vraag of het complex als monument in de zin van de Monumentenverordening moet worden aangemerkt, de rechtbank het aanwijzingsbesluit van verweerder terughoudend dient te toetsen en dat het, gelet op dit uitgangspunt, aan eisers is aannemelijk te maken dat de aan dit besluit ten grondslag gelegde beschrijving en advies naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertonen dat verweerder zich daarop niet zonder nader onderzoek mocht baseren.
3.4. De rechtbank is met eisers van oordeel dat de adviezen van het BMA en de monumentencommissie vooral een beschrijving bevatten van het Afrikahuis en op het punt van een beoordeling van de in de Handleiding genoemde selectiecriteria summier zijn. Zo ontbreekt een bespreking van de vijf selectiecriteria en een motivering van de daarbij gemaakte afweging.
3.5. Het BMA is van oordeel dat het gebouw van evident belang is voor de geschiedenis van de Nederlandse bouwkunde en voor Amsterdam in het bijzonder. Voor de architect [architect 3] was dit gebouw zijn debuut als zelfstandig architect. Het ontwerp getuigt van de gedachte dat architectuur naadloos moet passen in het stedelijk bouwwerk, niet alleen in materieel opzicht maar ook in het bewustzijn van de stedeling, het gebouw is essentieel voor het functioneren van het stedelijk leven. Het is een van de drie topstukken van het Forum gedachtegoed in Amsterdam.
3.6. De monumentencommissie geeft in zijn advies aan dat de cultuurhistorische waarde is gelegen in het feit van [architect 3] met het Afrikahuis een multifunctioneel complex en een ontmoetingsplek voor de woonwijk heeft ontworpen. Ook uitzonderlijk is dat [architect 3] zowel het exterieur als het interieur heeft ontworpen. Het gebouw is een uniek voorbeeld van het Structuralisme. Het getuigt van de maatschappelijke betrokkenheid van de Forumbeweging, met name dat het gebouw als openbare ontmoetingsplek in de wijk is vormgegeven en typologisch als multifunctioneel gebouw gezien kan worden. De gaafheid, authenticiteit en zeldzaamheid van de kerk zijn buitengewoon groot. Aanwijzing is vanwege de architectonische, cultuurhistorische waarden en zeker vanwege zijn zeldzaamheid en gaafheid gerechtvaardigd. Het huidige ogenschijnlijke gesloten karakter van dit gebouw wordt nu versterkt doordat er voor de stroken met glazenbouwstenen roosters zijn geplaatst en doordat de entrees onverzorgd overkomen. Deze zouden zodra mogelijk verwijderd moeten worden. Ook zou het aanlichten van het overdekte entreeplein een verbetering van de huidige situatie opleveren.
3.7. Eisers hebben een notitie ingebracht van de architecten [architect 1] en [architect 2]. In deze notitie, die de rechtbank aanmerkt als deskundig tegenadvies, worden de adviezen van het BMA en de monumentencommissie per alinea besproken en weerlegd. Dit tegenadvies wijst erop dat het gebouw 36 jaar oud is en dat de architect nog in leven is. Het gaat om een ongenaakbaar betonnen gebouw dat voor wat betreft hoogte, horizontale en verticale articulatie en geslotenheid een anomalie in straatbeeld en buurtstructuur vormt. Door zijn splitlevel oplossing heeft het gebouw op geen enkel niveau, uitgezonderd de gesloten garagedeuren, contact met de straat. Het overdekte entreeplein wordt door de gebruikers als sociaal onveilige plek ervaren. De entree lijkt op de ingang van een parkeergarage. Al in 1977, 10 jaar na ingebruikname, heeft de parochie het Bisdom verzocht het complex weer te mogen verkopen. De huurovereenkomsten werden opgezegd door de huurders omdat de multifunctionele opzet van het gebouw door zowel ontwerptechnische als bouwfysische gebreken in de praktijk niet bleek te functioneren. Het opsplitsen van het complex in afzonderlijk units gaat moeizaam door het ontbreken van afzonderlijke faciliteiten en goede ontsluitingen. Het complex is uitzonderlijk gehorig en dus niet geschikt voor meervoudig en gelijktijdig gebruik. Het gebouw voldoet niet aan de brandweervoorschriften. In 2006 is een gebruiksvergunning voor het complex geweigerd. Vanaf het begin zijn er hardnekkige problemen met lekkages die inherent zijn aan de gevolgde bouwmethode. Door de detaillering van het gebouw is sprake van koudebruggen. Van 1977 tot 1995 is het gebouw behoudens een verkleinde centrale kerkzaal door leegstand geteisterd. Vanaf 1995 is het gebouw marginaal en extensief verhuurd aan de West Afrikaanse Missie. Wegens de hoge vaste en onderhoudslasten en energiekosten in relatie tot het beperkte gebruik is besloten om de West Afrikaanse Missie en de paters te herhuisvesten. De pastorie heeft geen vluchtwegen en een totaal gebruik aan privacy. De kamerscheidingen zijn uitgevoerd als simpele paneelwanden. Door deze gebreken was het niet mogelijk vrijgekomen woonunits te verhuren aan derden. Het gebouw sluit niet aan bij het straatbeeld, wat blijkt uit de grote hoeveelheid op het gebouw aangebrachte graffiti, de verticaal gemonteerde roosters voor de glazen bouwstenen en de vele verbodsborden. Het complex kenmerkt zich door een overvloed aan trappetjes en hoogteverschillen. De trappen hebben een hellingshoek van 45 graden, hetgeen volgens het gangbare Bouwbesluit niet meer toelaatbaar is. De trappen zijn beton gegoten zodat een aanpassing ondoenlijk is. De toegankelijkheid van het complex voor minder validen is hierdoor onmogelijk. Een van de veelhoekige voor rolstoel ongeschikte liften start vanuit een verdiepingsvloer. [architect 3] heeft nooit de Prix de Rome gewonnen. De relatief kleine zelfverklaarde beweging Forum heeft slecht een beperkt aantal leden gekend en beperkte betekenis gehad. Het Structuralisme bleek als protestbeweging tegen het Nieuwe Bouwen geen adequate architectonische oplossing te kunnen bieden. De obsessie met het terugkerende ritme van kleinschalige bouwelementen leidde tot een dwangmatige structuur. De gebouwen uit het Structuralisme zijn onveranderbaar en eendimensionaal. Velen zijn dan ook al op jonge leeftijd gesloopt. De beschrijving van deze kerk als een gebouw voor de buurt suggereert een publieks-buurtvoorziening die het gebouw nooit in zich heeft gehad. De verdienste van de architect ligt in zijn herbestemmingsprojecten. Het Afrikahuis komt geen gemeentelijke monumentstatus toe.
3.8. In de beantwoording van de zienswijzen bij het primaire besluit van 11 juni 2009 heeft verweerder de notitie van [architect 1] en [architect 2] opgevat als een aanval op de werken van de Forumgroep en op de deskundigheid van BMA. Verweerder twijfelt niet aan de deskundigheid van het BMA. In zijn “toelichting waardestelling Van Ostadestraat” van 10 november 2009 geeft het BMA de overwegingen om te komen tot een positief advies nog eens aan: de compositie van de kerk past in het omringende 19de eeuwse straatbeeld, de vormgeving van de ingang waarbij de westelijke zijde van de dagkerk op een kolom steunt en ruimte voor de entree daaronder wordt vrijgehouden, zorgt voor een sterke wisselwerking tussen de straat en de kerkruimte. Met het structuralistische ontwerpsysteem met de achthoek als module creëerde [architect 3] de mogelijkheid de ruimtes naar believen op te delen en samen te voegen. Het kerkgebouw is zeer representatief voor het Forum gedachtegoed wat tot uitdrukking komt in het ontwerp en de aandacht voor de sterke wisselwerking met de historische stad. De kwaliteit van de vormgeving toont zich ook in het interieur. In het bestreden besluit is verwezen naar dit laatste advies van het BMA, dat de bezwaren van eisers voldoende zou weerleggen.
3.9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de bezwaren tegen de aanwijzing van eisers alsmede de inhoud van het door eisers ingebrachte deskundig tegenadvies onvoldoende heeft weerlegd. Zowel het BMA als de monumentencommissie betogen dat een essentiële reden voor de aanwijzing de uit het ontwerp blijkende relatie tussen het gebouw en de omgeving is, ingegeven door het gedachtegoed van Forum. Uit de foto’s en de beschrijving van het tegenadvies blijkt echter dat het gebouw, onder meer door zijn splitlevel constructie die niet aansluit op het straatniveau en door zijn gesloten karakter weinig tot geen aansluiting heeft tot de omgeving en de buurt terwijl het ontwerp van het gebouw zodanig is dat een multifunctioneel gebruik vrijwel is uitgesloten. De verschillende units hebben geen eigen toegang. Door in het bestreden besluit niet hierop in te gaan, is dit standpunt van verweerder onbegrijpelijk geworden.
3.10. Ook de stelling van verweerder dat het gebouw cultuurhistorische waarde heeft als voorbeeld van het Structuralistische gedachtegoed is, gelet op het door eisers ingebrachte tegenadvies van [architect 1] en [architect 2], niet overtuigend. In dit advies is aangegeven dat deze stroming beperkte waarde had, dat dit gebouw geen uniek voorbeeld is van het Structuralisme, omdat het bijvoorbeeld ontbreekt in een standaardwerk over deze stroming en de architect vooral bekend is geworden door renovatieprojecten, en niet door een zelf ontworpen gebouw als het Afrikahuis. Op deze stellingen is verweerder in het bestreden besluit niet inhoudelijk ingegaan.
3.11. In geschil is bovendien de vraag of sprake is van een gaaf exemplaar van deze stroming. Eisers heeft onweersproken gesteld dat er sprake is van achterstallig onderhoud en bouwfysische gebreken. De monumentencommissie stelt echter zonder enige motivering dat de gaafheid van het Afrikahuis “buitengewoon groot” is. Ook op dit punt is het bestreden besluit niet deugdelijk gemotiveerd.
4.1. Eisers stellen in beroep ook dat verweerder bij de aanwijzing rekening dient te houden met het gebruik van het pand en dat verweerder de belangen van eisers onvoldoende heeft meegewogen. Vanaf de zienswijze heeft eisers erop gewezen dat kerkgebouwen een zeer beperkte bruikbaarheid hebben nadat zij zijn onttrokken aan de eredienst. Uit het onderzoek “Herbestemming van kerken en kerklocaties” van december 2008, een gedegen studie, uitgevoerd door de bisdommen/Belvedère, onder begeleiding van de voormalig rijksbouwmeester, Stadsherstel, de Rijksdienst en de VNG blijkt dat bij de aanwijzing tot monument van een kerkgebouw sprake is van waardevermindering en verhoogde exploitatielasten. Berekeningen laten een prijsreductie voor kerkgebouwen van wel 60% zien. De exploitatielasten zullen hoger zijn dan bij moderne nieuwbouw, hetgeen de verkoopwaarde drukt. Het Afrikahuis stond net in de verkoop en de plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst verstoort die procedure. De biedingen waren al zeer laag in vergelijking tot de taxatie van Toornend en Partners. Na het voornemen tot plaatsing heeft niemand meer een bod uitgebracht. Het pand is niet te exploiteren in beschermde staat. Er moet teveel aan veranderd worden om het exploitabel te kunnen doen zijn en de monumentenstatus verhindert dat. Hier gaat de vergelijking met de Chassé-kerk op, waar de kosten na de aanwijzing met 37% stegen. De stelling van verweerder hierover, dat de Chassé-kerk in een ander stadsdeel staat en daarom niet als vergelijkingsmateriaal kan dienen, gaat voorbij aan de gepresenteerde problematiek. De waardevermindering in samenhang met de zeer beperkte bruikbaarheid van het pand leidt tot onevenredig nadeel van de eigenaar. In de brief van het Bisdom aan het stadsdeel van 16 oktober 2008 wordt de financiële schade die geleden wordt en het effect daarvan nader onderbouwd, aldus eiser.
4.2. Verweerder stelt dat de aanwijzing beperkingen oplevert en dat dit inherent is aan de bescherming die de status van gemeentelijk monument beoogt te bieden aan het betreffende object. Door de Afdeling Vastgoed is een taxatierapport opgesteld waaruit blijkt dat niet zozeer de aanwijzing van invloed is maar dat de opbrengst in de huidige vorm en bestemming groter is dan de sloop/nieuwbouwvariant met de huidige bestemming. Het stadsdeel is niet voornemens om de huidige bestemming te wijzigen of daarvan ontheffing te verlenen. Ter zitting heeft verweerder daaraan toegevoegd dat bestemmingswijziging naar wonen niet wenselijk is gelet op de achterliggende scholen.
4.3. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit onvoldoende is ingegaan op de stelling van eisers dat het huidige gebouw, indien dit behouden dient te blijven, wat uitgangspunt is bij een aanwijzing tot monument, vrijwel niet te exploiteren en te verhuren is als gevolg van bouwfysische gebreken en door de indeling van het gebouw. Daarbij is niet doorslaggevend de vraag welke waardevermindering de aanwijzing tot monument op zichzelf tot gevolg heeft, maar of behoud van het gebouw als monument voldoende verzekerd is, omdat het gebouw zonder onoverkomelijke kosten kan worden gebruikt, verhuurd, verkocht dan wel op enigerlei wijze geëxploiteerd conform de daarop gelegde bestemming. Verweerder is niet ingegaan op de problemen die de aanwijzing tot gevolg heeft voor de exploitatie van dit kerkgebouw en de mogelijkheid de benodigde ingrijpende verbouwing van het kerkgebouw te realiseren en te betalen, en ook ter zitting heeft verweerder aangegeven dat de exploitatie en het ontbreken van middelen om het gebouw ingrijpend te verbouwen het probleem zijn van de eigenaar en niet van het stadsdeel, waarbij verweerder heeft erkend dat vooralsnog geen monumentensubsidies voor de restauratie van kerkgebouwen worden verstrekt.
Onweersproken is verder de stelling van eisers in de brief aan het stadsdeel van 16 oktober 2008 dat in de Nederlandse Rooms-katholieke Kerkprovincie 50% van de kerkgebouwen een monumentale status heeft, dat dit in de stad Amsterdam nu 70% is maar dat dit stadsdeel 100% van de kerkgebouwen tot monument wil aanwijzen, terwijl de Kerkgenootschappen geheel verantwoordelijk zijn voor de investeringen, wat bij een krimpende kerk betekent dat het grootonderhoud van kerkgebouwen moet worden gefinancierd met de verkoopopbrengsten van overtollige kerkgebouwen. Ter zitting heeft eiser aangegeven dat ook de verkoopopbrengst van dit perceel zal worden aangewend om dat restauratie van een andere kerk te betalen.
De rechtbank stelt vast dat eisers als bisdom de keuze moeten maken welke kerkgebouwen moeten worden gerenoveerd en welke moeten worden verkocht, nu aannemelijk is dat eisers niet over de middelen beschikken om alle kerken, ook die welke niet te exploiteren zijn, te renoveren en te behouden als monument. Verweerder is niet ingegaan op de door eisers te maken keuze en op de vraag of het voor eisers haalbaar is alle kerkgebouwen te renoveren en te behouden. Het bestreden besluit ontbeert ook op dit punt een deugdelijke motivering.
5.1. Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit niet berust op een deugdelijke motivering. De beroepen zullen gegrond worden verklaard. Het bestreden besluit zal wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb worden vernietigd.
5.2. Zoals de Afdeling in de uitspraak van 10 december 2008, LJN BG6401, heeft overwogen, dient de rechtbank, ingeval een besluit wordt vernietigd, de mogelijkheden van finale beslechting van het geschil te onderzoeken. De rechtbank acht uitgesloten dat verweerder in staat zal zijn de gebrekkige motivering van het besluit te herstellen, gelet op de hierboven aangegeven gebreken. In de tussentijd lijden eisers schade, omdat het huidige gebouw vrijwel leegstaat, er volgens de brandweer niet meer dan 50 personen in mogen verblijven, waardoor het niet goed te exploiteren is als multifunctioneel centrum. De rechtbank ziet dan ook aanleiding om het primaire besluit te herroepen en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Dit betekent dat de aanwijzing tot gemeentelijk monument niet langer geldt en dat verweerder geen nieuw besluit behoeft te nemen alsmede dat aan deze procedure, behoudens de mogelijkheid van hoger beroep, een einde is gekomen.
5.3. De rechtbank zal verweerder veroordelen in de kosten die eisers voor de behandeling van het beroep bij de rechtbank redelijkerwijs hebben moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten op € 1.311 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, vermeerderd met factor 1,5 gelet op de complexiteit van de procedure). Gelet op artikel 8:74, eerste lid, van de Awb dient verweerder het door eisers betaalde griffierecht € 150 aan hen te vergoeden.
5.4. Nu niet zoals in artikel 7:15, derde lid, van de Awb tijdig om vergoeding van de proceskosten hangende bezwaar is gevraagd en omdat in beroep niet is gevraagd om vergoeding van de kosten van deskundigen, ziet de rechtbank geen grond vergoeding van die kosten toe te kennen.
De rechtbank:
- verklaart het beroep van eisers gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het aanwijzingsbesluit van 11 juni 2009, verzonder 13 juli 2009, ken-merk 2008/2766;
- bepaalt dat verweerder het door eisers betaalde griffierecht van
€ 150 (zegge: honderdenvijftig euro) aan hen vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van het geding tot een bedrag van
€ 1.311 (zegge: negenhonderdzesenzestig euro), te betalen aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A.A.G. de Vries, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.C.W. van der Voort, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2011.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB