ECLI:NL:RBAMS:2011:BS1098

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13/666461-11 (zaak A) en 13/650563-11 (zaak B)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overval op sigarenzaak en poging tot afpersing met geweld

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 september 2011 uitspraak gedaan in twee samenhangende zaken, aangeduid als zaak A en zaak B, tegen de verdachte. De verdachte is beschuldigd van een overval op een sigarenzaak en een poging tot afpersing van een klant. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 24 mei 2011 te Amsterdam, gewapend met een vuurwapen en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, de sigarenzaak is binnengegaan en daarbij niet heeft geschuwd om te dreigen met geweld. De rechtbank heeft de tenlastelegging in beide zaken beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte in zaak A zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld en poging tot afpersing, terwijl in zaak B de tenlastelegging niet bewezen kon worden verklaard. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en de camerabeelden in haar overwegingen betrokken. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers. Tevens zijn er verbeurdverklaringen en onttrekkingen aan het verkeer opgelegd voor de in beslag genomen voorwerpen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 135,=, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummers: 13/666461-11 (zaak A) en 13/650563-11 (zaak B)
Datum uitspraak: 6 september 2011
op tegenspraak
VERKORT VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [1984],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het Huis van Bewaring “Havenstraat” te Amsterdam.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna genoemd respectievelijk zaak A en zaak B.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 augustus 2011.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. I.M.F. Graumans en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. Y. Karga en door verdachte naar voren is gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
ten aanzien van het in zaak A telastegelegde:
1.
hij op of omstreeks 24 mei 2011 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van 330 Euro en/of twee pakjes sigaretten (merk Malboro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan sigarenzaak "[sigarenzaak]", gelegen aan de [A-straat nr],, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd "dit is een overval, geef me je geld", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of (op korte afstand) een (op een) vuurwapen
(gelijkend voorwerp) op de borst, althans het lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft gericht en/of gericht heeft gehouden en/of tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd "maak open en geef mij het geld", althans woorden van gelijke aard en/of strekking,;
(artikel 312 Wetboek van Strafrecht)
en/of
hij op of omstreeks 24 mei 2011 te Amsterdam met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 330 Euro en/of twee pakjes sigaretten (merk Malboro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan sigarenzaak "[sigarenzaak]", in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd "dit is een overval, geef me je geld", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of (op korte afstand) een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op de borst, althans het lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft gericht en/of gericht heeft gehouden en/of tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd "maak open en geef mij het geld", althans woorden van gelijke aard en/of strekking,;
(artikel 317 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 24 mei 2011 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, in de sigarenzaak "[sigarenzaak]" (gelegen aan de [A-straat nr]) een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op de buik, althans op het lichaam, van die [slachtoffer 2]
heeft gericht en/of gericht heeft gehouden en/of tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd "geef me alles wat je hebt" en/of "geef me je geld, geef me je portemonnaie", althans woorden van gelijke aard en/of strekking,;
(artikel 317 jo 45 Wetboek van Strafrecht);
Subsidiair:
hij op of omstreeks 24 mei 2011 te Amsterdam [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op de buik, althans op het lichaam, van die [slachtoffer 2] gericht en/of gericht gehouden en/of (daarbij) voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd : "geef me alles wat je hebt" en/of "geef me je geld, geef me je portemonnaie", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(artikel 285 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 24 mei 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000, in elk geval op grond van enig wettelijk voorschrift, tot ongewenst vreemdeling was verklaard;
(artikel 197 Wetboek van Strafrecht)
4.
hij op of omstreeks 24 mei 2011 te Amsterdam een pistool (merk Ekol, model Tuna), te weten een wapen van categorie III van de Wet Wapens en Munitie, voorhanden heeft gehad;
(artikel 26 Wet Wapens en Munitie)
5.
hij op of omstreeks 24 mei 2011 te Amsterdam een wapen van categorie I onder 7°, van de Wet Wapens en Munitie, te weten een pistool, zijnde een voorwerp vermeld op lijst a of lijst b van de bij de Regeling Wapens en Munitie behorende bijlage I, voorhanden heeft gehad;
(artikel 13 Wet Wapens en Munitie)
ten aanzien van het in zaak B telastegelegde:
hij op of omstreeks 31 maart 2011 in de gemeente Amsterdam, in elk geval in Nederland, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000, in elk geval op grond van enig wettelijk voorschrift, tot ongewenst vreemdeling was verklaard;
(artikel 197 Wetboek van Strafrecht)
2. Voorvragen
3. Waardering van het bewijs
3.1. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen in zaak B is ten laste gelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet met zekerheid is komen vast te staan dat verdachte op 31 maart 2011 wist dan wel ernstige reden had te vermoeden dat hij tot ongewenst vreemdeling was verklaard.
3.2. De raadsvrouw heeft ter terechtzitting betoogd dat verdachte van het in zaak A onder 2 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe onder meer aangevoerd dat verdachte ontkent dat hij de klant van de sigarenzaak heeft aangesproken en dat de verklaringen van de klant en de medewerkster van de sigarenzaak niet overeenstemmen. Bovendien komen die verklaringen niet overeen met hetgeen op de camerabeelden valt te zien en kan verdachte binnen de op de camerabeelden vermelde tijd nimmer de woorden zoals ten laste gelegd hebben gezegd, aldus de raadsvrouw.
De rechtbank overweegt als volgt. De medewerkster van de sigarenzaak heeft verklaard dat verdachte de klant in de sigarenzaak heeft aangesproken met de woorden: “Geef me je geld, geef me je portemonnaie”. De klant heeft verklaard dat hij zag dat verdachte achter de balie vandaan liep en in zijn richting liep. Vervolgens zag hij dat verdachte een vuurwapen op zijn buik richtte en hoorde hij verdachte tegen hem zeggen: “Geef mij alles wat je hebt”. Deze verklaringen komen weliswaar niet woordelijk overeen, maar zowel de klant als de medewerkster van de sigarenzaak verklaren dat verdachte de klant heeft aangesproken met de bedoeling om hem te dwingen geld of goederen aan verdachte geven. Bovendien kan uit de prints van de camerabeelden (foto 8, 9 en 10 op pagina 87 en 88 van het doorgenummerde proces-verbaal) worden afgeleid dat verdachte de klant in de sigarenzaak aanspreekt. Daarbij komt dat het tijdsverloop zoals op de prints vermeld enkele seconden bedraagt en dat dit niet uitsluit dat verdachte daarbinnen iets tegen aangever heeft kunnen zeggen. Het verweer wordt verworpen.
3.3. De raadsvrouw heeft ter terechtzitting betoogd dat verdachte van het in zaak A onder 5 telastegelegde dient te worden vrijgesproken, aangezien verdachte ontkent en niet kan worden vastgesteld dat hij dat wapen voorhanden heeft gehad.
De rechtbank overweegt als volgt. Naar aanleiding van de overval op de sigarenzaak stelt de politie een onderzoek in. Er worden een zilver- en een zwartkleurig wapen aangetroffen op de route die verdachte heeft afgelegd en vlakbij de plaats waar hij is aangehouden. Gelet op het feit dat beide vuurwapens tussen de beplanting in de plantenbakken werden aangetroffen, is het volgens de politie waarschijnlijk dat beide wapens daar niet lang hebben gelegen. Verdachte heeft bovendien eerst verklaard dat hij een zwartkleurig nepwapen had gebruikt. Gelet op deze feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ook het zwarte wapen voorhanden heeft gehad. Het verweer wordt verworpen.
3.4. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
ten aanzien van het in zaak A onder 1 ten laste gelegde:
op 24 mei 2011 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van 330 Euro toebehorende aan sigarenzaak "[sigarenzaak]", gelegen aan de [A-straat nr], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd "dit is een overval, geef me je geld" en op korte afstand een vuurwapen op de borst van die [slachtoffer 1] heeft gericht en gericht heeft gehouden en tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd "maak open en geef mij het geld";
en
op 24 mei 2011 te Amsterdam met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van twee pakjes sigaretten merk Marlboro toebehorende aan sigarenzaak "[sigarenzaak]", welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd "dit is een overval, geef me je geld" en op korte afstand een vuurwapen op de borst van die [slachtoffer 1] heeft gericht en gericht heeft gehouden en tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd "maak open en geef mij het geld";
ten aanzien van het in zaak A onder 2 ten laste gelegde:
op 24 mei 2011 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van geld toebehorende aan [slachtoffer 2] in de sigarenzaak "[sigarenzaak]" gelegen aan de [A-straat nr] een vuurwapen op de buik van die [slachtoffer 2] heeft gericht en gericht heeft gehouden en tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd "geef me alles wat je hebt" en "geef me je geld, geef me je portemonnee";
ten aanzien van het in zaak A onder 3 ten laste gelegde:
op 24 mei 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000 tot ongewenst vreemdeling was verklaard;
ten aanzien van het in zaak A onder 4 ten lastegelegde:
op 24 mei 2011 te Amsterdam een pistool merk Ekol, model Tuna, te weten een wapen van categorie III van de Wet Wapens en Munitie, voorhanden heeft gehad;
ten aanzien van het in zaak A onder 5 ten laste gelegde:
op 24 mei 2011 te Amsterdam een wapen van categorie I onder 7°, van de Wet Wapens en Munitie, te weten een pistool, zijnde een voorwerp vermeld op lijst a of lijst b van de bij de Regeling Wapens en Munitie behorende bijlage I, voorhanden heeft gehad;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
4. Het bewijs
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
5. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straffen en maatregelen
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar in zaak A onder 1,2,3,4 en 5 en in zaak B bewezengeachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, met aftrek van voorarrest.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een overval op een sigarenzaak en een poging afpersing van een klant van die zaak. Bij de overval heeft verdachte niet geschuwd om te dreigen met geweld. Verdachte is gewapend met een vuurwapen en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp de sigarenzaak binnengegaan. Dit zijn ernstige feiten waarbij de verdachte zich heeft laten leiden door zijn zucht naar geldelijk gewin. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten nog lang de psychische gevolgen ondervinden van wat hun is aangedaan. De ervaring leert dat mensen die bedreigd zijn met een vuurwapen, althans een voorwerp dat zij daarvoor hebben gehouden, en die plotseling geconfronteerd zijn met bedreiging met geweld, op het moment zelf vaak in angst of zelfs in doodsangst verkeren en na het voorval nog lange tijd last kunnen hebben van gevoelens van angst en onveiligheid. Verdachte heeft de slachtoffers van de onderhavige feiten daaraan blootgesteld. Daarnaast veroorzaken dergelijke misdrijven onrust in de samenleving en worden gevoelens van onveiligheid versterkt. Verdachte heeft al deze gevolgen lichtvaardig op de koop toe genomen, enkel en alleen omdat hij zichzelf wilde verrijken.
Verdachte droeg een vuurwapen en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp met zich. Het voorhanden hebben van wapens kan een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich brengen.
Deze overval heeft verdachte gepleegd terwijl hij als ongewenst vreemdeling in Nederland verbleef. Verdachte heeft daarmee bewust een door het bevoegde gezag genomen besluit overtreden en het Nederlandse vreemdelingenbesluit doorkruist. Dit klemt temeer nu verdachte met deze overval heeft aangetoond dat hij een gevaar vormt voor de openbare orde.
In strafmatigende zin weegt de rechtbank mee dat de rechtbank het in zaak B ten laste gelegde niet bewezen acht en dat uit het Uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 27 mei 2011 blijkt dat verdachte slechts een maal eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld en dat dit feit langer dan vijf jaar geleden is gepleegd. Gelet hierop en gelet op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, ziet de rechtbank aanleiding af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd.
Verbeurdverklaring
Het inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten: een handschoen, dat aan verdachte toebehoort, dient te worden verbeurd verklaard en is daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van dat voorwerp het in zaak A onder 1 en 2 bewezen geachte is begaan.
Onttrekking aan het verkeer
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten: een imitatiewapen, een gasalarm vuurwapen en een huls, dienen onttrokken te worden aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van deze voorwerpen het in zaak A onder 1, 2, 4 en 5 bewezen geachte is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 1] en de schadevergoedingsmaatregel
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1], niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in zaak A onder 1 bewezengeachte feit, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 135,= (honderdvijfendertig euro). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 1] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36f, 45, 57, 197, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht, en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
9. Beslissing
Verklaart het in zaak B tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van het in zaak A onder 1 bewezenverklaarde:
diefstal voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
en
afpersing
ten aanzien van het in zaak A onder 2 bewezenverklaarde:
poging tot afpersing
ten aanzien van het in zaak A onder 3 bewezenverklaarde:
als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenste vreemdeling is verklaard
ten aanzien van het in zaak A onder 4 bewezenverklaarde:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
ten aanzien van het in zaak A onder 5 bewezenverklaarde:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd:
- een handschoen.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
- een imitatiewapen,
- een gasalarm vuurwapen,
- een huls
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende op het adres [adres] [plaats] toe tot een bedrag van € 135,= (honderdvijfendertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (pleegdatum) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer 1] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1], te betalen de som van € 135,= (honderdvijfendertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (pleegdatum) tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 2 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van de voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van: een hamer, een munt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M. van Dijk, voorzitter,
mrs. A.C. Schaafsma en B.T. Beuving, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.W.P. Pijls, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 september 2011.