ECLI:NL:RBAMS:2011:BR7056

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13.497192-09
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • L. Biller
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de gevangenneming en schorsing van de overleveringsdetentie van een opgeëiste persoon uit het Verenigd Koninkrijk

Op 29 augustus 2011 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de gevangenneming van een opgeëiste persoon uit het Verenigd Koninkrijk. De rechtbank overweegt dat de opgeëiste persoon, geboren in Groot-Brittannië, niet de Nederlandse nationaliteit bezit en niet ingeschreven staat op een adres in Nederland. Dit leidt tot de conclusie dat er sprake is van vluchtgevaar, vooral gezien de verdenking van het gebruik van valse paspoorten en aliassen. De officier van justitie kan de overlevering niet effectueren omdat er nog een lopende strafvervolging in Nederland tegen de opgeëiste persoon is.

De rechtbank heeft de argumenten van de raadsman van de opgeëiste persoon gehoord, die stelde dat er geen sprake is van overmacht en dat de detentie disproportioneel is, gezien de reeds ondergane overleveringsdetentie van 19 maanden. De officier van justitie heeft echter betoogd dat een voorlopige terbeschikkingstelling niet mogelijk is onder de Britse wetgeving en dat de detentie moet voortduren vanwege de lopende Nederlandse strafzaak.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de gevangenneming van de opgeëiste persoon te verlengen voor dertig dagen, ingaande 8 september 2011. Tevens is besloten tot schorsing van de overleveringsdetentie met ingang van 30 augustus 2011, onder voorwaarden die de vluchtgevaar moeten beperken. De opgeëiste persoon moet zijn reisdocumenten inleveren en zich aan verschillende voorwaarden houden, waaronder het niet verlaten van Nederland en het zich wekelijks melden bij de autoriteiten. Deze beslissing is genomen met inachtneming van de belangen van de opgeëiste persoon en de noodzaak om de detentie niet onnodig te verlengen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
BEVEL VERLENGING GEVANGENNEMING
TEVEN BEVEL SCHORSING
Parketnummer: 13.497192-09
RK nummer:
Op 25 augustus 2011 heeft de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam de verlenging van de gevangenneming gevorderd van de opgeëiste persoon:
[opgeëiste persoon] alias [alias],
geboren te [geboorteplaats] (Groot-Brittanië danwel Schotland) op [1971] danwel [1973]
z.v.w.h.t.l.
thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting/het Huis van Bewaring “Zwaag ” te Zwaag.
De justitiële autoriteiten van Groot-Brittanië hebben een EAB met betrekking tot bovengenoemde persoon toegezonden. Bij uitspraak van 1 juli 2009 heeft de rechtbank de overlevering toegestaan.
De rechtbank heeft acht geslagen op het dossier, waaronder de stukken die op de overleveringsdetentie van de opgeëiste persoon betrekking hebben.
De rechtbank heeft op 25 augustus 2011 de officier van justitie in raadkamer gehoord. De opgeëiste persoon en zijn raadsman waren niet aanwezig.
Op de openbare raadkamerzittingen van 7 en 28 juli 2011 heeft de raadsman een opheffings- dan wel schorsingsverzoek ingediend. De raadsman stelt zich daarbij – kort gezegd - primair op het standpunt dat er geen sprake is van overmacht, nu het aan het Verenigd Koninkrijk ligt dat er geen voorlopige terbeschikkingstelling (VTBS) mogelijk is. De detentie kan dan ook niet op de voet van artikel 34 OLW worden verlengd. Subsidiair geldt dat de reeds ondergane overleveringsdetentie van 19 maanden disproportioneel is en in strijd met artikel 5 EVRM. Bovendien heeft de opgeëiste persoon zijn in het Verenigd Koninkrijk te verwachten straf inmiddels al uitgezeten.
De officier van justitie heeft zich verzet tegen opheffing dan wel schorsing. In de eerste plaats is een voorlopige terbeschikkingstelling niet mogelijk op grond van de Britse wetgeving. Nu er nog een Nederlandse strafzaak loopt, is sprake van overmacht. Ten tweede bestaat geen aanleiding de detentie te schorsen. Uit de overgelegde informatie van de Britse autoriteiten blijkt dat de in het Verenigd Koninkrijk te verwachten straf hoger is dan de tijd die de opgeëiste persoon nu in overleveringsdetentie heeft doorgebracht, aldus de officier van justitie.
De rechtbank overweegt als volgt.
Gelet op het feit dat de opgeëiste persoon niet de Nederlandse nationaliteit bezit, niet staat ingeschreven
op een adres in Nederland en ervan wordt verdacht zich van valse paspoorten en aliassen te hebben bediend, bestaat naar het oordeel van de rechtbank onverminderd vluchtgevaar.
De officier van justitie kan feitelijk niet overleveren doordat in Nederland nog een strafvervolging tegen de opgeëiste persoon loopt. Een tijdelijke terbeschikkingstelling is op grond van de Britse wetgeving in de onderhavige situatie niet mogelijk. Dit betekent dat er een situatie van overmacht bestaat op grond
Parketnummer: 13.497192-09
waarvan de overleveringsdetentie kan voortduren. De door de officier van justitie gevorderde verlenging van het bevel gevangenneming zal daarom worden toegewezen.
De rechtbank overweegt echter dat een voorlopige detentie, zoals de overleveringsdetentie, op de voet van artikel 5 EVRM niet onnodig lang mag voortduren. De opgeëiste persoon zit vanaf 6 januari 2010 onafgebroken in overleveringsdetentie, nu derhalve bijna 20 maanden. De Nederlandse en Britse autoriteiten hebben invloed op de duur van de detentie, zoals voorlopige terbeschikkingstelling. Nu dit niet te realiseren is, mag dit niet leiden tot een oneindig durende detentie. Daarbij geldt dat ongewis is wanneer de Nederlandse procedure (in appel) zal worden afgesloten terwijl in ieder geval niet te verwachten valt dat dit tot het einde van dit jaar het geval zal zijn.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van zodanige omstandigheden dat gesproken kan worden van een omslagpunt, waar de belangen van de opgeëiste persoon om de feitelijke overlevering in vrijheid af te wachten zwaarder wegen dan het belang van de uitvaardigende lidstaat om hem in overleveringsdetentie te houden. In deze situatie is de schorsing van de overleveringsdetentie – onder voorwaarden ter beperking van het vluchtgevaar – op zijn plaats. Daarbij geldt dat de opgeëiste persoon tijdens een eerdere behandeling heeft verklaard dat hij in Nederland over een vast adres beschikt waar hij met zijn partner en zijn kinderen verblijft.
BESLISSING:
VERLENGT de gevangenneming van [opgeëiste persoon] alias [alias] voornoemd voor de duur van dertig dagen, ingaande 8 september 2011.
BEVEELT DE SCHORSING van de overleveringsdetentie van de opgeëiste persoon met ingang van 30 augustus 2011, doch niet voordat hij al zijn reisbescheiden (op naam van [opgeëiste persoon] en [alias]) heeft ingeleverd bij de officier van justitie, tot de datum van de feitelijke overlevering onder de navolgende voorwaarden:
1. de opgeëiste persoon zal zich niet aan de tenuitvoerlegging van de gevangenhouding onttrekken, als het bevel tot schorsing wordt opgeheven;
3. de opgeëiste persoon zal aan iedere oproeping in deze zaak van de kant van justitie of politie gevolg geven, waaronder begrepen iedere oproeping die verband houdt met de feitelijke overlevering naar het Verenigd Koninkrijk;
4. de opgeëiste persoon zal verblijven op het adres [adres] [plaats];
5. de opgeëiste persoon zal de rechtbank en de officier van justitie schriftelijk van iedere adreswijziging op de hoogte stellen;
6. de opgeëiste persoon zal Nederland niet verlaten;
7. de opgeëiste persoon zal zich één keer per week op een door de officier van justitie nader te bepalen tijdstip en plaats melden ten behoeve van de feitelijke overlevering.
Aldus gedaan op 29 augustus 2011 door
mr. L. Biller, rechter,
in tegenwoordigheid van R. Schilp, griffier