ECLI:NL:RBAMS:2011:BR6159

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
398831 - HA ZA 08-1463
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot verbod op procederen in verband met faillissement van Yukos Oil Company

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van het faillissement van OAO Yukos Oil Company, heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 juli 2011 uitspraak gedaan in een incident. De eiseres, Glendale Group Limited, heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde, OJSC Rosneft Oil Company, met betrekking tot een bedrag van RUR 3.530.368.375,00, dat zij stelt te vorderen uit hoofde van promissory notes uitgegeven door de rechtsvoorgangster van Rosneft. Rosneft heeft in het incident verzocht om Glendale te verbieden door te procederen, dan wel de procedure te schorsen totdat er een onherroepelijke beslissing is genomen in een verwante bodemprocedure. Rosneft stelt dat Glendale haar bevoegdheid misbruikt door voort te procederen, wat zou leiden tot onevenredige schade aan haar belangen.

De rechtbank heeft overwogen dat het in beginsel iedere partij vrijstaat om een beslissing van de rechter te verlangen over een vordering die zij stelt te hebben. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen sprake is van een op voorhand kansloze vordering van Glendale en dat de belangen van Glendale bij voortprocederen niet als futiel kunnen worden aangemerkt. De rechtbank heeft de vordering van Rosneft om Glendale te verbieden door te procederen afgewezen, evenals de subsidiaire vordering tot schorsing van de procedure. Rosneft is als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het geding. De hoofdzaak zal op 31 augustus 2011 weer op de rol komen voor conclusie van repliek.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 398831 / HA ZA 08-1463
Vonnis in incident van 20 juli 2011
in de zaak van
de vennootschap naar buitenlands recht
GLENDALE GROUP LIMITED,
gevestigd te Road Town, Tortola (Britse Maagdeneilanden),
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat eerst mr. P.C. Veerman, vervolgens mr. A.W. Brantjes, thans mr. E.R. Meerdink te Amsterdam,
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
OJSC ROSNEFT OIL COMPANY,
gevestigd te Moskou (Russische Federatie),
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat eerst mr. M. Deckers, vervolgens mr. J.P.M. Borsboom, thans mr. G.H. Gispen te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Glendale en Rosneft genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 17 februari 2010;
- de incidentele conclusie tot het treffen van een provisionele voorziening dan wel aanhouding van de procedure, tevens conclusie van antwoord, met producties, van Rosneft;
- de akte houdende overlegging producties, met producties, van Rosneft;
- de conclusie van antwoord in het incident, met producties, van Glendale;
- het proces-verbaal van het op 26 april 2011 gehouden pleidooi en de daarin vermelde stukken.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De hoofdzaak
2.1. Glendale vordert dat de rechtbank Rosneft bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, veroordeelt om aan haar te betalen RUR 3.530.368.375,00, althans de tegenwaarde daarvan in Euro op het moment van betaling, te vermeerderen met de rente ad 18% per annum daarover vanaf de data der uitgifte zoals vermeld in de wisselbrieven tot de dag der algehele voldoening, alsmede de kosten der beslagen ad EUR 940,12, met veroordeling van Rosneft in de kosten van het geding.
2.2. Glendale stelt hiertoe dat zij voormeld bedrag opeisbaar te vorderen heeft van Rosneft uit hoofde van door OAO Yuganskneftegaz (hierna: Yuganskneftegaz), de rechtsvoorgangster van Rosneft, uitgegeven en thans door haar, Glendale, gehouden promissory notes (orderbriefjes, wisselbrieven).
3. Het incident
3.1. Rosneft vordert primair dat de rechtbank Glendale bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, verbiedt door te procederen, althans in ieder geval totdat in de Bodemprocedure onherroepelijk is beslist over de vraag of Rosneft de zeggenschap in de Yukos CIS Groep kan uitoefenen en subsidiair dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de onderhavige procedure schorst casu quo aanhoudt totdat in de Bodemprocedure onherroepelijk is beslist over de vraag of Rosneft de zeggenschap in de Yukos CIS Groep kan uitoefenen, een en ander met veroordeling van Glendale in de kosten van het incident.
3.2. Rosneft legt hieraan ten grondslag dat Glendale, door voort te procederen, haar bevoegdheid misbruikt in de zin van artikel 3:13 Burgerlijk Wetboek (BW). Rosneft licht dit als volgt toe.
De onderhavige procedure is een van de procedures rond het faillissement van OAO Yukos Oil Company (hierna: Yukos Oil), destijds gevestigd te Moskou (Russische Federatie).
Yukos Oil was, direct dan wel indirect, aandeelhouder in een groot aantal vennootschappen. Een daarvan was Yuganskneftegaz. Rosneft is rechtsopvolgster onder algemene titel van die vennootschap.
Yukos Oil hield ook alle aandelen in het kapitaal van Yukos CIS Investment Limited (hierna: Yukos CIS). Yukos CIS op haar beurt is, direct dan wel indirect, aandeelhouder in een groot aantal vennootschappen, waaronder Glendale. De curator in het faillissement van Yukos Oil heeft de aandelen Yukos CIS verkocht en geleverd aan Rosneft. Als gevolg van maatregelen die personen rond Yukos Oil zowel voor als tijdens het faillissement doelbewust hebben genomen, kan Rosneft haar rechten ten aanzien van (het vermogen van) de Yukos CIS groep echter niet, althans niet volledig, uitoefenen. De inzet van de door onder andere Yukos CIS bij deze rechtbank aanhangig gemaakte Bodemprocedure (zaaknummer 473766, rolnummer HA ZA 10-3453) is de ongedaanmaking van (de gevolgen van) die rechtens ontoelaatbare maatregelen. De einduitkomst zal zijn dat Rosneft met haar groepsvennootschap Glendale tot een vergelijk komt. In de tussentijd dienen de bedoelde personen rond Yukos Oil niet de gelegenheid te hebben het vermogen van de Yukos CIS groep verder uit te hollen, bijvoorbeeld door tenuitvoerlegging van een vonnis in de onderhavige procedure.
3.3. Glendale voert verweer.
3.4.1. De rechtbank overweegt als volgt.
3.4.2. Artikel 223 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalt dat tijdens een aanhangig geding iedere partij kan vorderen dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding. Lid 2 van dat artikel voegt daaraan toe dat deze vordering moet samenhangen met de hoofdvordering.
3.4.3. Artikel 3:13 lid 1 BW bepaalt dat degene aan wie een bevoegdheid toekomt haar niet kan inroepen voor zover hij haar misbruikt. Rosneft stelt, verwijzend naar artikel 3:13 lid 2 BW, dat Glendale, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening van de bevoegdheid tot (voort)procederen en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening kan komen.
3.4.4. Vooropgesteld wordt dat het ieder in beginsel vrijstaat van de rechter een beslissing te verlangen ter zake van een vordering die hij stelt te hebben op zijn wederpartij en daartoe (voort) te procederen. Van dit beginsel kan slechts in hoogst uitzonderlijke gevallen worden afgeweken.
3.4.5. Onder meer kan een uitzondering worden gemaakt indien een op voorhand kansloze vordering wordt ingesteld. Gesteld noch gebleken is echter dat daarvan in het onderhavige geval sprake is.
3.4.6. Een andere reden om af te wijken kan zijn gelegen in de in artikel 3:13 lid 2 BW bedoelde onevenredigheid tussen de betrokken belangen. Daarbij geldt wat de voorzieningenrechter van de rechtbank Zwolle-Lelystad overwoog in zijn vonnis van 3 april 2009: “Om een mogelijke onevenredigheid tussen de wederzijdse belangen in aanmerking te nemen, is het nodig die belangen te wegen, maar niet om ze af te wegen in die zin dat het zwaarste belang wint. Het staat een partij vrij voor haar eigen belangen op te komen en, wanneer zij aan dat belang meer prioriteit toekent dan aan dat van anderen, levert dat op zichzelf nog geen misbruik op. Waar het om gaat is of dat eigen belang niet zo futiel is en de aan anderen toegebrachte schade daartoe zozeer in een wanverhouding staat dat elk weldenkend mens daarin aanleiding zou vinden om ten nadele van het eigen belang af te zien van het gebruik van zijn bevoegdheden”.
Van een dergelijke wanverhouding is in het onderhavige geval geen sprake. Gesteld noch gebleken is dat het belang van Glendale bij (voort)procederen in de hoofdzaak “futiel” is. Integendeel, zij vordert een aanzienlijk bedrag. De uitkomst van de Bodemprocedure is vooralsnog geen uitgemaakte zaak. Bij de door Rosneft gehoopte uitkomst van de Bodemprocedure worden in de onderhavige hoofdzaak mogelijk kosten gemaakt die achteraf als nodeloos kunnen worden bestempeld. Het zich bij die uitkomst mogelijk manifesterende belang van Rosneft om die kosten te vermijden weegt echter niet op tegen het belang van Glendale om (voort) te procederen. In dit verband is mede van belang dat Glendale de rechtmatigheid van het faillissement van Yukos Oil aanvecht en de door Rosneft bekritiseerde (door personen rond Yukos Oil genomen) maatregelen steunt, redenen waarom Glendale zichzelf niet rekent tot de leden van een door Rosneft geleide groep. Verder leidt het enkele (voort)procederen in de hoofdzaak op zichzelf niet tot de door Rosneft voor mogelijk gehouden verdere uitholling van het vermogen van de Yukos CIS groep.
3.4.7. De uitkomst van de Bodemprocedure bepaalt overigens niet zonder meer de uitkomst van de onderhavige hoofdzaak. Zo leidt de door Rosneft gehoopte uitkomst van de Bodemprocedure niet automatisch tot afwijzing van de vordering in de onderhavige hoofdzaak. Verder is niet, althans niet voldoende, gesteld of gebleken dat de vorderingen in de onderhavige hoofdzaak en die in de Bodemprocedure zodanig met elkaar samenhangen dat schorsing of aanhouding van de onderhavige hoofdzaak tot de beslissing in de Bodemprocedure geboden is.
3.4.8. Eventuele overige uitzonderlijke omstandigheden zijn gesteld noch gebleken zodat zowel de primaire als de subsidiaire vordering dient te worden afgewezen. De overige stellingen en verweren behoeven geen behandeling. Rosneft zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van het geding.
4. De hoofdzaak
Nu is gedagvaard en voor antwoord is geconcludeerd, dient de rechtbank te beoordelen of een verschijning van partijen ter terechtzitting zal worden bevolen. Gezien de thans in de processtukken opgenomen stellingen en verweren is de rechtbank van oordeel dat de zaak in dit stadium daarvoor niet geschikt is. Aan Glendale zal gelegenheid worden gegeven voor repliek te concluderen. Hiertoe zal de zaak worden verwezen naar de rol. Daarna kan Rosneft voor dupliek concluderen.
5. De beslissing
De rechtbank:
in het incident:
- wijst het gevorderde af;
- veroordeelt Rosneft in de kosten van het geding, tot dit vonnis aan de zijde van Glendale begroot op EUR 904,00;
in de hoofdzaak:
- bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 31 augustus 2011 voor conclusie van repliek;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Vrakking, mr. S.F. van Merwijk en mr. J.M. van Hall en in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2011.
Dit vonnis is bij ontstentenis van de voorzitter ondertekend door de oudste rechter.