ECLI:NL:RBAMS:2011:BR5810
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Overlevering van een Hongaarse verdachte in verband met illegale handel in verdovende middelen
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 augustus 2011 uitspraak gedaan over de overlevering van een Hongaarse verdachte, geboren in Hongarije in 1977, die momenteel gedetineerd is in de Penitentiaire Inrichting ‘Over-Amstel’ te Amsterdam. De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak met dertig dagen verlengd vanwege een volle agenda. De overlevering is aangevraagd op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Hajdú-Bihar County Court in Hongarije. De verdachte is beschuldigd van illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, waarbij het roken van cannabis niet apart wordt vervolgd, maar enkel de omstandigheden schetst waaronder het feit heeft plaatsgevonden.
De verdediging heeft verzocht om de overlevering te weigeren, met het argument dat onduidelijk is in welke periode het feit heeft plaatsgevonden en aan wie de verdovende middelen zijn geleverd. De officier van justitie heeft echter aangevoerd dat aan de eisen van de Overleveringswet is voldaan en dat de verdachte op de hoogte is van de beschuldigingen. De rechtbank heeft het verweer van de verdediging verworpen en geconcludeerd dat de uitvaardigende justitiële autoriteit in redelijkheid tot het oordeel heeft kunnen komen dat de toetsing van dubbele strafbaarheid niet nodig is. De feiten vallen onder de uitzonderingen zoals vermeld in de Overleveringswet.
De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de overlevering van de verdachte toe te staan, waarbij is vastgesteld dat aan alle eisen van de Overleveringswet is voldaan. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de officier van justitie, de verdachte en zijn raadsvrouw, en is openbaar uitgesproken.