ECLI:NL:RBAMS:2011:BR5810

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13/706476-2011, 11/3397
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een Hongaarse verdachte in verband met illegale handel in verdovende middelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 augustus 2011 uitspraak gedaan over de overlevering van een Hongaarse verdachte, geboren in Hongarije in 1977, die momenteel gedetineerd is in de Penitentiaire Inrichting ‘Over-Amstel’ te Amsterdam. De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak met dertig dagen verlengd vanwege een volle agenda. De overlevering is aangevraagd op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Hajdú-Bihar County Court in Hongarije. De verdachte is beschuldigd van illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, waarbij het roken van cannabis niet apart wordt vervolgd, maar enkel de omstandigheden schetst waaronder het feit heeft plaatsgevonden.

De verdediging heeft verzocht om de overlevering te weigeren, met het argument dat onduidelijk is in welke periode het feit heeft plaatsgevonden en aan wie de verdovende middelen zijn geleverd. De officier van justitie heeft echter aangevoerd dat aan de eisen van de Overleveringswet is voldaan en dat de verdachte op de hoogte is van de beschuldigingen. De rechtbank heeft het verweer van de verdediging verworpen en geconcludeerd dat de uitvaardigende justitiële autoriteit in redelijkheid tot het oordeel heeft kunnen komen dat de toetsing van dubbele strafbaarheid niet nodig is. De feiten vallen onder de uitzonderingen zoals vermeld in de Overleveringswet.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de overlevering van de verdachte toe te staan, waarbij is vastgesteld dat aan alle eisen van de Overleveringswet is voldaan. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de officier van justitie, de verdachte en zijn raadsvrouw, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/706476-2011
RK nummer: 11/3397
Datum uitspraak: 23 augustus 2011
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 31 mei 2011 en strekt onder meer tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB), uitgevaardigd op 19 mei 2011 door de Execution of Sentences Judge, verbonden aan de Execution of Sentences Group of Hajdú-Bihar Megyei Biróság (the Hajdú-Bihar County Court) te Debrecen, Hongarije. Dit bevel betreft de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats], Hongarije, op [1977],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gede¬tineerd in de Penitentiaire Inrichting ‘Over-Amstel’ te Amsterdam,
Huis van Bewaring ‘’t Schouw’,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.
1. Procesgang
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 9 augustus 2011. Daarbij zijn de offi¬cier van justitie, de opgeëiste persoon en zijn raadsvrouw, mr. C.W. Dirkzwager, advocaat te Amsterdam, die de zaak van mr. M.F.M. Geeratz te Venlo heeft overgenomen, gehoord. De opgeëiste persoon is bijgestaan door een tolk in de Hongaarse taal.
Verlenging termijn op grond van artikel 22, lid 3 OLW
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, lid 1 OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er vanwege haar volle agenda niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.
2. Grondslag en inhoud van het EAB
Aan het EAB ligt het volgende ten grondslag:
- een uitspraak van de Hajdú-Bihar County Court d.d. 9 november 2009 (decree number 6.B.278/2008/326
- een uitspraak van de High Court of Justice te Debrecen, van kracht geworden op 26 juni 2010 (decree number Bf.II.300/2010/7) waarbij eerdere uitspraken van respectievelijk de City Court of Nyíregyháza en de Szabolcs-Szatmár-Bereg County Court zijn vernietigd.
Bij deze uitspraken is aan de opgeëiste persoon gevangenisstraffen opgelegd van respectievelijk vier jaren en zes maanden en een ‘high security penitentiary sentence’ voor de duur van vijf jaren.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat van resterende vrijheidsstraffen voor de duur van respectievelijk één jaar, zeven maanden en achttien dagen en van één jaar (high security penitentiary sentence) .
Deze uitspraken betreffen de twee feiten zoals die zijn omschreven in een door de griffier gewaarmerkte en als bijlage aan deze uitspraak gehechte fotokopie van onderdeel e) van het EAB.
De opgeëiste persoon heeft ter zitting beweerd dat de lengte van de in het EAB vermelde straffen niet juist is. Hij heeft deze stelling niet nader onderbouwd.. In die omstandigheden is er voor de rechtbank geen aanleiding om de bewering nader te onderzoeken; de stelling is niet aannemelijk geworden en de rechtbank vertrouwt, en mag daar op grond van het vertrouwensbeginsel ook van uitgaan, op de in het EAB verstrekte informatie.
3. Identiteit van de opgeëiste persoon
De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij niet de Nederlandse, maar de Hongaarse nationaliteit heeft.
4. Strafbaarheid
Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt.
Verweer met betrekking tot het eerste in het EAB omschreven feit
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de overlevering voor dit feit te weigeren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Onduidelijk is in welke periode het feit plaats vond en aan wie verdovende middelen zouden zijn geleverd. De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft niet in redelijkheid tot het oordeel kunnen komen dat sprake is van het aangekruiste lijstfeit.
Indien de dubbele strafbaarheid moet worden getoetst, dan is de raadsvrouw van oordeel dat onvoldoende uit de omschrijving blijkt of het gewicht van de door de opgeëiste persoon gebruikte cannabis de 30 gram te boven ging. Een door het IRC in dit verband gestelde vraag wordt door de uitvaardigende justitiële autoriteit niet adequaat beantwoord.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat aan de eisen die artikel 2, tweede lid, onder e OLW aan een EAB stelt, is voldaan; de opgeëiste persoon weet welke verwijten hem worden gemaakt, c.q. voor welk feiten hij is veroordeeld en aan de feitsomschrijving valt de bescherming van het specialiteitsbeginsel te ontlenen. Het ‘roken van cannabis’ zou niet in redelijkheid onder het lijstfeit kunnen vallen. In een dergelijk geval dient onderzocht te worden of het feit dubbel strafbaar is. In dat verband is aan de uitvaardigende justitiële autoriteit informatie gevraagd. Gelet op het antwoord van 21 juli 2011 is het niet langer nodig te weten hoeveel cannabis door de opgeëiste persoon zelf is gebruikt. Het gebruik van dit verdovende middel is immers geen apart ten laste gelegd feit geweest waarvoor hij is veroordeeld.
De officier van justitie heeft gevorderd de overlevering toelaatbaar te verklaren.
Oordeel rechtbank
De rechtbank verwerpt het verweer onder verwijzing naar de brief d.d. 21 juli 2011, afkomstig van de Head of the Department of International Criminal Law van het Ministry of Public Administration and Justice te Budapest, Hongarije. In deze brief wordt het standpunt van de officier van justitie bevestigd, namelijk dat de overlevering niet wordt verzocht voor het feit dat de opgeëiste persoon zelf af en toe cannabis gebruikte. Het betreft hier geen apart feit waarvoor hij is veroordeeld, maar het wordt vermeld om de omstandigheden te schetsen waaronder het eerste feit waarvoor de overlevering wordt gevraagd, plaatsvond.
Ook overigens voldoet het EAB aan de in artikel 2, tweede lid onder 2 OLW genoemde vereisten.Tijdstip, plaats en mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende duidelijk omschreven.
Conclusie
Uitgaande van de in rubriek e) van het EAB vermelde gegevens, is de rechtbank dan ook van oordeel dat de uitvaardigende justitiële autoriteit in redelijkheid tot het oordeel heeft kunnen komen dat voor de in het EAB omschreven feiten het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. De feiten vallen onder nummer 5 op bijlage 1 bij de OLW, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar het recht van Hongarije een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.
5. Slotsom
Nu ten aanzien van de feiten waarvoor de overlevering wordt gevraagd is vastgesteld dat aan alle eisen is voldaan die de OLW daaraan stelt, dient de overlevering te worden toegestaan.
6. Toepasselijke wetsbepalingen
Artikelen 2, 5 en 7 van de Overleveringswet.
7. Beslissing
STAAT TOE de overlevering van [opgeëiste persoon] aan de Execution of Sentences Judge, verbonden aan de Execution of Sentences Group of Hajdjú-Bihar Megyei Biróság (the Hajdú-Bihar County Court) te Debrecen, Hongarije, ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat wegens de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. M.J. Diemer, voorzit¬ter,
mrs. L.I.M. van Bergen en W.H. van Benthem, rech¬ters,
in tegenwoordigheid van L.C. Werkman, grif¬fier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 23 augustus 2011.
De oudste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, van de OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.
[C]