ECLI:NL:RBAMS:2011:BR5754
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.H.J. Evers
- J.W. Vriethoff
- W.C.J. Robert
- Rechtspraak.nl
Overlevering van een opgeëiste persoon aan België in het kader van een interneringsmaatregel
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 augustus 2011 uitspraak gedaan over de vordering tot overlevering van een opgeëiste persoon aan België, in het kader van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De vordering was ingediend door de officier van justitie en betreft de tenuitvoerlegging van een interneringsmaatregel die aan de opgeëiste persoon was opgelegd. De rechtbank heeft de procesgang en de relevante feiten besproken, waaronder de eerdere vonnissen van de Belgische rechtbanken die betrekking hebben op diefstal en poging tot diefstal. De opgeëiste persoon, geboren in België, was op dat moment gedetineerd in Nederland.
De rechtbank heeft de argumenten van de verdediging, die zich baseerden op artikel 11 van de Overleveringswet (OLW), verworpen. De verdediging stelde dat de overlevering zou leiden tot een flagrante schending van de fundamentele rechten van de opgeëiste persoon, zoals gewaarborgd in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank oordeelde echter dat de overgelegde stukken niet voldoende bewijs boden voor deze claim. Er werd opgemerkt dat de Belgische overheid zich heeft verbonden om de omstandigheden in strafinrichtingen te verbeteren, en dat er geen bewijs was dat de opgeëiste persoon geen effectieve rechtsmiddelen zou hebben in België.
De rechtbank concludeerde dat aan alle eisen van de OLW was voldaan en dat de overlevering diende te worden toegestaan. De beslissing werd genomen in het licht van de feiten en omstandigheden van de zaak, waarbij de rechtbank ook verwees naar eerdere uitspraken die relevant waren voor de beoordeling van de vordering. De rechtbank heeft de overlevering goedgekeurd, met inachtneming van de wettelijke bepalingen, en verklaarde dat er geen gewoon rechtsmiddel openstond tegen deze uitspraak.