ECLI:NL:RBAMS:2011:BR5738

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13/651027-10
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van de ISD-maatregel aan verdachte wegens pogingen tot diefstal van fietsen

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 augustus 2011 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van twee pogingen tot diefstal van fietsen. De tenlastelegging omvatte dat de verdachte op 12 juli 2010 en 23 juni 2010 in Amsterdam heeft geprobeerd fietsen weg te nemen, waarbij hij zich toegang verschafte door middel van braak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. Na beraadslaging op basis van de terechtzittingen van 14 oktober 2010 en 18 juli 2011, heeft de rechtbank de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen rechtvaardigingsgronden aanwezig waren die zijn strafbaarheid uitsloten.

De officier van justitie had gevorderd om de ISD-maatregel op te leggen voor de duur van twee jaar, zonder aftrek van voorarrest. De rechtbank overwoog dat aan alle voorwaarden voor de ISD-maatregel was voldaan, gezien de recidive van de verdachte en de ernst van de feiten. De rechtbank baseerde haar beslissing op het reclasseringsadvies, waaruit bleek dat de verdachte een hardnekkige verslavingsproblematiek had en een hoog risico op recidive vertoonde. De rechtbank legde de maatregel op voor de maximale termijn van twee jaar, zonder tussentijdse beoordeling, om de kans op effectieve hulpverlening te vergroten en de maatschappij te beschermen.

De rechtbank verklaarde dat de bewezen feiten strafbaar waren en legde de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders op. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en werd openbaar uitgesproken op de zitting van 1 augustus 2011.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/651027-10
Datum uitspraak: 1 augustus 2011
op tegenspraak
VERKORT VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1961],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres] [woonplaats],
gedetineerd in het Huis van Bewaring Havenstraat te Amsterdam.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 14 oktober 2010 en 18 juli 2011.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 12 juli 2010 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een of meer fiets(en), geheel of ten dele toebehorende aan een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot de plaats des misdrijfs te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, door met een (betonvlecht)tang het slot van die fiets(en) open te knippen en/of te breken en/of te forceren;
2.
hij op of omstreeks 23 juni 2010 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen fiets, geheel of ten dele toebehorende aan tot op heden onbekend gebleven eigena(a)r(en), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot voornoemde fiets te verschaffen en/of die/dat weg te nemen fiets onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, bestaande deze braak en/of verbreking hieruit/hierin dat hij, verdachte, met een (knijp)tang een (hang)slot van voornoemde fiets trachtte open te knippen en/of kapot te maken.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is om van de zaak kennis te nemen, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Waardering van het bewijs
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 12 juli 2010 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een fiets, toebehorende aan een onbekend gebleven persoon, en daarbij dat weg te nemen goed onder zijn bereik te brengen door middel van braak, door met een betonvlechttang het slot van die fiets open te knippen;
2.
op 23 juni 2010 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen fiets, toebehorende aan tot op heden onbekend gebleven eigenaar, en daarbij die weg te nemen fiets onder zijn bereik te brengen door middel van braak, bestaande deze braak hierin dat hij, verdachte, met een knijptang een slot van voornoemde fiets trachtte open te knippen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
4. Het bewijs
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
5. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de maatregel.
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 1 en 2 bewezen geachte feiten de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van 2 jaren zonder aftrek van voorarrest.
De rechtbank overweegt dat aan alle voorwaarden wordt voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 15 juli 2011 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan het bewezen verklaarde feit tenminste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit het hierna genoemde reclasseringsadvies, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies d.d. 11 juli 2011, opgemaakt door [rapporteur 1], werkzaam bij GGZ Inforsa JVz te Amsterdam. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Bij verdachte is sprake van hardnekkige verslavingsproblematiek met betrekking tot alcohol en cocaïne. Verder heeft verdachte geen woning, geen inkomen, geen dagbesteding en een kwetsbare gezondheid. Hij staat bekend als een zeer actieve veelpleger. Hoewel verdachte zich initiatiefrijk en gemotiveerd kan opstellen tegenover hulpverleners en begeleiders, is duidelijk geworden dat hij een zeer zorgmijdende kant heeft en daarvoor telkenmale excuses opvoert die erop neerkomen dat de schuld buiten hem zelf ligt. De ervaring heeft geleerd dat verdachte plotseling van koers kan veranderen en zich vroeger of later aan afspraken en voorwaarden onttrekt.
Verdachte heeft in het verleden veelvuldig gebruik gemaakt van hulpverlening, begeleiding en behandeling, zowel in een vrijwillig kader als in een drangkader. Vanaf 2005 is verdachte zesmaal een reclasseringstoezicht op bijzondere voorwaarden opgelegd. Gebleken is dat verdachte bijzondere voorwaarden niet of nauwelijks naleeft, en daardoor niet of onvoldoende te begeleiden is. Het risico op recidive in zowel delictgedrag als het onttrekken aan voorwaarden wordt gezien zijn situatie ingeschat als hoog.
Geadviseerd wordt een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Deze maatregel kan de structuur en regels bieden die nodig zijn om ervoor te zorgen dat verdachte zich niet kan onttrekken aan voorwaarden. Excuses voor het wijzigen van zijn plannen bieden in een dergelijk dwangkader ook geen uitvlucht meer. De kans op effectieve hulpverlening en daadwerkelijke gedragsverandering wordt daarmee vergroot en de het risico op recidive in delictgedrag verminderd.
Ter terechtzitting van18 juli 2011 heeft [rapporteur 2], reclasseringswerker, namens GGZ Inforsa JVz een toelichting op het rapport gegeven en daarbij voormeld advies onverkort gehandhaafd.
De rechtbank is niet gebleken van redenen om deze maatregel niet dan wel in voorwaardelijke vorm op te leggen. Zij zal het advies van de reclassering dan ook volgen.
Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij thans serieus van plan is te proberen zijn leven een andere wending te geven, en dat hij daartoe ook een aantal initiatieven heeft ondernomen. De rechtbank heeft hiervoor zeker waardering, maar acht dit onvoldoende waarborg om van het opleggen van de ISD-maatregel af te zien gelet op het patroonmatige karakter van deze poging, waarvan verdachte ook ten tijde van de schorsing weer blijk heeft gegeven.
In de periode van 26 december 2010 tot 6 mei 2011 is de voorlopige hechtenis van verdachte geschorst geweest. In deze periode werd verdachte het vertrouwen gegeven zijn goede intenties waar te maken en aan te tonen dat mogelijk met een voorwaardelijke ISD-maatregel zou kunnen worden volstaan. Het onderzoeken van de mogelijkheden van een voorwaardelijke ISD-maatregel lag reeds ten grondslag aan het interlocutoire vonnis van de rechtbank d.d. 28 oktober 2010. Het gedrag en de houding van verdachte in de periode van schorsing bevestigen echter het beeld zoals dat ook in het reclasseringsadvies wordt geschetst. Eén van de schorsingsvoorwaarden was dat verdachte zich op 3 januari 2011 voor een opname diende te melden bij Jellinek Minnesota. Verdachte is daar echter nimmer verschenen. Ook niet na vaststelling van een nieuwe opnamedatum op 20 april 2011. Onder wisselende maar niet valide excuses had verdachte voor zichzelf telkens een reden om tijdens de schorsingsperiode buiten beeld van de hulpverleners te blijven en niet op gemaakte afspraken te verschijnen.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.
Anders dan de raadsman, ziet de rechtbank op voorhand geen reden voor een tussentijdse beoordeling na zes maanden van de noodzaak van voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel, als bedoeld in artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht, temeer daar volgens het voorgenomen behandelplan de eerste fase van de behandeling intramuraal zal verlopen. De rechtbank acht een periode van zes maanden te kort om alsdan zich een afgewogen oordeel te kunnen vormen over het verloop van de behandeling.
De maatregel die verdachte wordt opgelegd is ondermeer gegrond op de ernst van het bewezengeachte feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij wordt in het bijzonder nog het volgende overwogen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee pogingen tot diefstal van een fiets. Dit zijn ergerlijke feiten die de fietseigenaar schade en overlast bezorgen.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 45, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
9. Beslissing
Verklaart bewezen dat verdachte het telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 en 2:
Poging tot diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Legt op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaren.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.A. van Eijk, voorzitter,
mrs. W.C.J. Robert en P. Sloot, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. West, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 augustus 2011.