ECLI:NL:RBAMS:2011:BR5622

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09-3599 WRO
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning en vrijstelling Kopgebouw aan de Entrepothaven in Amsterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 juli 2011 uitspraak gedaan over een bouwvergunning en vrijstelling voor het Kopgebouw aan de Entrepothaven in Amsterdam. De eiseres, Vereniging Red het Blauw, had beroep ingesteld tegen het besluit van het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zeeburg, thans Stadsdeel Oost, van de gemeente Amsterdam. De rechtbank oordeelde dat de ruimtelijke onderbouwing gebrekkig was op het punt van geluid, omdat verweerder niet had gereageerd op het argument dat het effect van het toenemend verkeer op de geluidsbelasting niet was meegenomen. Verweerder voerde echter nader onderzoek uit en concludeerde dat de geluidsbelasting de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) uit de Schrikkelcirculaire niet overschreed. De rechtbank stelde vast dat partijen hun zienswijzen hadden gegeven en dat de ruimtelijke onderbouwing nu voldoende was. Het beroep werd gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit bleven geheel in stand.

De rechtbank oordeelde dat de door eiseres opgeworpen gronden over de effecten van bezoekers van de jachthaven en het te water laten van boten tardief waren en niet op het Kopgebouw betrekking hadden. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit, maar bepaalde dat de rechtsgevolgen in stand bleven, omdat de verklaring van geen bezwaar alsnog was verkregen en het motiveringsgebrek was hersteld. Verweerder werd veroordeeld in de proceskosten van € 644,- en moest het door eiseres betaalde griffierecht van € 297,- vergoeden. Deze einduitspraak is gedaan door mr. P.H.A. Knol, rechter, in aanwezigheid van mr. M. de Vries, als griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 09/3599 WRO
einduitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
Vereniging Red het Blauw,
statutair gevestigd in Amsterdam,
eiseres,
gemachtigde mr. J.E. Dijk,
en
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zeeburg, thans Stadsdeel Oost, van de gemeente Amsterdam,
verweerder,
gemachtigde mr. M.L.M. Lohman.
Tevens heeft aan het geding deelgenomen:
Vennootschap onder firma Kopgebouw Entrepot,
vergunninghouder,
gemachtigde mr. A.R. Klijn.
1. Procesverloop
Op 29 maart 2011 heeft de rechtbank in deze zaak tussenuitspraak gedaan (hierna: de tussenuitspraak). Deze uitspraak is in kopie aan deze einduitspraak gehecht en maakt daar integraal onderdeel van uit.
Verweerder heeft op 17 mei 2011 een nadere onderbouwing ingediend ten aanzien van de verklaring van geen bezwaar en het geluidsonderzoek. Op 29 juni 2011 respectievelijk 30 juni 2011 hebben eiseres en vergunninghouder gemotiveerd gereageerd op het nadere standpunt van verweerder.
De rechtbank zal – nu partijen hun zienswijzen naar voren hebben gebracht – gelet op het bepaalde in artikel 8:57, tweede lid, onder c van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder nadere zitting uitspraak doen.
2. Overwegingen
1.1. In haar tussenuitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat de hangende beroep afgegeven verklaring van geen bezwaar niet onverplicht is verkregen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestreden besluit een gebrek in de motivering vertoont, nu verweerder daarin ten onrechte heeft betoogd dat geen verklaring van geen bezwaar was vereist. Voorts heeft de rechtbank geconstateerd dat verweerder niet heeft gereageerd op de stelling van eiseres dat het effect van het significant toenemend verkeer op de geluidsbelasting ten onrechte niet is meegenomen in de ruimtelijke onderbouwing.
1.2. Verweerder is met toepassing van artikel 8:51a van de Awb in de gelegenheid gesteld het geconstateerde gebrek te herstellen. Verweerder heeft aanvullende geluidsberekeningen laten uitvoeren door [bureau]. Verweerder heeft daarbij aangetekend dat noch de Wet geluidhinder noch de Wet milieubeheer een passend beoordelingskader biedt. Aangesloten is daarom bij de Schrikkelcirculaire (29 februari 1996, Stcrt 1996, 44), die uitgaat van een voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). Volgens verweerder wijzen de berekeningen uit dat zich aan de gevels van de woningen in het gebied een maximaal niveau van 46dB(A) zal voordoen, hetgeen onder de voorkeursgrenswaarde ligt. Verweerder is van mening dat hij genoegzaam heeft aangetoond dat het leefklimaat in de directe omgeving van het Kopgebouw niet onevenredig of onaanvaardbaar wordt geschaad door de verkeerseffecten.
1.3. Eiseres heeft in haar zienswijze aangegeven dat geen onderzoek is gedaan naar de cumulatie van af- en aanvarende boten en het aan- en afrijdend autoverkeer. Eiseres neemt aan dat deze cumulatie gelet op de resultaten ten aanzien van het autoverkeer tot een beduidend hogere geluidsbelasting leidt. Verder signaleert eiseres dat geen onderzoek is gedaan naar bezoekers van de jachthaven met bagage en eigenaren die met trailers hun boot te water komen laten. Verder stelt eiseres vast dat alle meetpunten op anderhalve meter hoogte liggen en dat geen meetpunt is gekozen bij de woonboten aan de overkant van het water.
1.4. Vergunninghouder is van mening dat verweerder met de nadere onderbouwing het effect van de toenemend verkeer deugdelijk gemotiveerd en onderbouwd heeft.
2.1 De rechtbank is van oordeel dat het aanvullend onderzoek door [bureau] voldoende inzicht biedt in de effecten van het verkeer op de omgeving van het Kopgebouw. Gesteld, noch gebleken is dat het door verweerder gekozen beoordelingskader, te weten, de Schrikkelcirculaire, als een apert onjuist uitgangspunt moet worden gekwalificeerd.
2.2 Ten aanzien van de hoogte van de meetpunten constateert de rechtbank dat in de bijlage van het nadere rapport voor de drie waarnemingspunten vier hoogtes zijn genoemd, te weten 1,5, 4,5, 7,5 en 10,5 meter. Tevens zijn per hoogte de meetresultaten vermeld. Die hoogtes en meetpunten komen overeen met de lijst invoergegevens meetpunten. In tabel 2 op pagina 4 van het rapport wordt (kennelijk) abusievelijk vier keer dezelfde hoogte genoemd bij meetpunten 1 en 2. Meetpunt 3 wordt in het geheel niet genoemd. Dit alles neemt niet weg dat uit de vermelde meetgegevens blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 50 dB (A) uit de Schrikkelcirculaire op geen van de gekozen meetpunten en meethoogtes wordt overschreden.
2.3 Eiseres heeft weliswaar in beroep gesteld dat geen onderzoek is gedaan naar de geluidsbelasting van het (aantrekkende ) verkeer, zij heeft echter niet uitdrukkelijk gewezen op- of verzocht om een onderzoek naar de cumulatieve effecten van het verkeer op de weg en op het water. Ook ter zitting is deze aanvulling niet gedaan, zodat de opmerking in de zienswijze op het motiveringsherstel als tardief moet worden aangemerkt.
Overigens heeft de rechtbank in haar tussenuitspraak geoordeeld dat het Kopgebouw en de jachthaven niet als één project kunnen worden beschouwd. Hoewel verweerder voor Kopgebouw en jachthaven één ruimtelijke onderbouwing heeft opgesteld, was verweerder ook in die zin niet gehouden om verkeer op het water en op de weg in onderling verband nader te onderzoeken.
2.4. Ten aanzien van de door eiseres opgeworpen gronden betreffende de effecten van bezoekers van de jachthaven en het te water laten van de boten geldt evenzeer dat deze tardief zijn gespecificeerd en bovendien primair zien op effecten als gevolg van een komst van de jachthaven en niet op effecten van het Kopgebouw. Die gronden dienen dan ook
- voor zover de stand van die procedure dat toelaat - in het kader van de procedure over de jachthaven te worden ingebracht.
2.5 Ook ten aanzien van dit nadere geluidsonderzoek geldt dat eiseres heeft nagelaten met een deskundig tegenrapport te komen, dan wel met een deskundige weerspreking van de meetresultaten om haar stellingen nader te onderbouwen.
De beroepsgrond faalt.
3.1 De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren, gelet op het geconstateerde motiveringsgebrek en het ten tijde van de beslissing op bezwaar ontbreken van een verklaring van geen bezwaar. De rechtbank zal het bestreden besluit daarom vernietigen, maar ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb, de rechtsgevolgen van de beslissing op bezwaar geheel in stand te laten, nu de verklaring van geen bezwaar alsnog is verkregen en verweerder het motiveringsgebrek heeft hersteld.
3.2 De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten, die zijn begroot op € 644,- als kosten voor verleende rechtsbijstand (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor de zitting; waarde per punt €322,-; wegingsfactor 1). Voorts dient verweerder het door eiseres betaalde griffierecht te vergoeden.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit geheel in stand blijven;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van het geding tot een bedrag van € 644,- (zegge: zeshonderd vierenveertig euro) te betalen aan eiseres;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 297,- (zegge: tweehonderd zevenennegentig euro) vergoedt.
Deze einduitspraak is gedaan door mr. P.H.A. Knol, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. de Vries, als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2011.
de griffier, de rechter,
Rechtsmiddel
Tegen deze einduitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB