ECLI:NL:RBAMS:2011:BR5511

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
490903 FT RK 11.1142
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot instemming met schuldregeling in faillissementszaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 juni 2011 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een dwangakkoord, ingediend door [A]. [A] had haar schuldeisers een schuldregeling aangeboden, waarbij zij hen een percentage van hun vorderingen zou betalen in ruil voor finale kwijting. De schuldeisers, waaronder N.V. Nuon Customer Care Services, Stichting De Alliantie, Amarantis Onderwijsgroep en de Uitvoeringsorganisatie Werknemersverzekeringen (UWV), hadden echter geweigerd in te stemmen met deze regeling. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een zitting op 21 juni 2011, waar [A] in persoon aanwezig was, maar de schuldeisers niet. De rechtbank overwoog dat het UWV wettelijk niet is toegestaan om in te stemmen met een regeling die minder dan volledige betaling behelst, maar dat dit niet in de weg staat aan de bevoegdheid van de rechtbank om een dergelijk bevel te geven. De rechtbank concludeerde dat de belangen van [A] en de overige schuldeisers zwaarder wegen dan de belangen van de schuldeisers die zich verzetten tegen de regeling. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten het verzoek van [A] toe te wijzen en de schuldeisers te bevelen in te stemmen met de schuldregeling, met de voorwaarde dat de percentages herberekend worden. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaak-/rekestnummer: 490903 FT RK 11.1142
uitspraakdatum: 28 juni 2011
Vonnis in de zaak van:
[A],
geboren op -- te --,
wonende te --, --,
- hierna te noemen: [A],
tegen
1. de naamloze vennootschap
N.V. NUON CUSTOMER CARE SERVICES
postadres: 1009 DC Amsterdam, postbus 41920
hierna te noemen: Nuon,
2. de stichting
STICHTING DE ALLIANTIE
gevestigd te Huizen,
vertegenwoordigd door Groenewegen & Partners gerechtsdeurwaarders,
postadres: 3506 GT Utrecht, Postbus 9773,
hierna te noemen: De Alliantie,
3. AMARANTIS ONDERWIJSGROEP,
vertegenwoordigd door Groenewegen & Partners gerechtsdeurwaarders,
postadres: 1005 ES Amsterdam, Postbus 6002,
hierna te noemen: Amarantis,
4. UITVOERINGSORGANISATIE WERKNEMERSVERZEKERINGEN,
postadres: 1005 AB Amsterdam, Postbus 8071,
advocaat: mr. P.A.L. Nieuwenhuizen,
hierna te noemen: UWV,
tezamen ook te noemen: verweerders.
1. De procedure
1.1. Ter griffie van deze rechtbank is tegelijk met het verzoekschrift tot toepassing van de schuldsanering een verzoek ingediend tot het vaststellen van een dwangakkoord als bedoeld in artikel 287a van de Faillissementswet (Fw). Laatstgenoemd verzoek is behandeld ter terechtzitting van 21 juni 2011, alwaar [A] in persoon is verschenen, bijgestaan door haar dochter, mevrouw [B]. Namens schuldhulpverleningsorganisatie Centram, die [A] bijstaat in haar pogingen een minnelijke regeling met haar schuldeisers te treffen, is ondanks deugdelijke oproeping niemand ter zitting verschenen. Namens Nuon, De Alliantie en Amarantis is, ondanks deugdelijke oproeping, evenmin iemand verschenen.
1.2. Namens UWV is ter zitting verschenen mr. P.A.L. Nieuwenhuis. Voorafgaand aan de zitting heeft mr. Nieuwenhuis een akte, houdende overlegging van producties, in het geding gebracht.
1.3. Ten slotte is vonnis bepaald op heden.
2. De feiten
2.1. [A] heeft haar schuldeisers een schuldregeling aangeboden. De regeling houdt in dat haar schuldeisers, die tezamen een bedrag van € 55.400,93 vertegenwoordigen, aan [A] tegen betaling van 46,86 % daarvan aan de preferente schuldeisers en van 23,43 % aan de concurrente schuldeisers, finale kwijting zullen verlenen voor hun volledige respectieve vorderingen.
2.2. De onder 2.1. bedoelde schuldregeling is door alle schuldeisers behalve Nuon, De Alliantie, Amarantis en UWV aanvaard.
3. Het verzoek
3.1. [A] heeft de rechtbank verzocht Nuon, De Alliantie, Amarantis en UWV, overeenkomstig artikel 287a Fw, te bevelen om in te stemmen met de onder 2.1. bedoelde schuldregeling. [A] heeft haar verzoek ter zitting nader toegelicht. Uit haar toelichting en de stukken blijkt dat zij van mening is dat Nuon (met een vordering van € 1.597,99), De Alliantie (€ 2.045,20), Amarantis (€ 1.164,46) en UWV (€ 2.531,35) met hun respectieve weigeringen de andere 24 schuldeisers, die allen reeds hun akkoord aan de aangeboden minnelijke regeling hebben gegeven, benadelen. Voorts heeft [A] aangevoerd dat de schuldeisers in de wettelijke schuldsanering, waarvan de toepassing subsidiair is verzocht, gelet op de kosten van bewindvoering, een minder grote betaling op hun respectieve vorderingen kunnen verwachten.
3.2. [A] heeft ter zitting verklaard dat haar situatie sinds het aanbod aan haar schuldeisers is gewijzigd in die zin, dat haar dochter niet langer bij haar inwoont. Daardoor is haar aflossingscapaciteit toegenomen. Bovendien is de schuldenlijst gewijzigd. Als gevolg van één en ander kan aan de schuldeisers een hoger bedrag worden aangeboden.
3.3. Met betrekking tot de schuld aan UWV, die is ontstaan doordat [A] heeft verzuimd tijdig te melden dat zij betaalde arbeid verrichtte, heeft [A] verklaard dat zij in de bedoelde periode haar leven onvoldoende onder controle had. Zij wordt reeds lange tijd door haar ex-partner bedreigd en voelde zich als gevolg daarvan onzeker over haar situatie. Daarbij kwam, dat er destijds beslag op de UWV-uitkering lag, waardoor zij er onvoldoende besef van had dat zij teveel inkomen genoot. Zij realiseert zich thans dat zij verwijtbaar verzuimd heeft het dienstverband direct aan UWV te melden. Zij heeft het dienstverband pas aan het UWV gemeld na afloop van de proeftijd. Het gaat dus om een periode van twee maanden, waarin zij ten onrechte een UWV-uitkering heeft ontvangen.
4. Het verweer
4.1. Nuon, De Alliantie en Amarantis zijn niet ter zitting verschenen om alsnog een toelichting te geven op hun weigering om met het aangeboden akkoord in te stemmen. Evenmin hebben zij gebruik gemaakt van de gelegenheid om hun respectieve weigeringen alsnog schriftelijk toe te lichten.
4.2. Namens UWV heeft mr. Nieuwenhuis een akte houdende overlegging van producties in het geding gebracht en conform een ter zitting overgelegde pleitnota geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. Kort gezegd neemt UWV het standpunt in dat het haar wettelijk niet is toegestaan om in een situatie als de onderhavige, waarin verstrekte uitkeringsgelden zijn teruggevorderd en een bestuurlijke boete is opgelegd, haar akkoord te geven aan een minnelijke regeling die minder dan volledige betaling behelst. UWV is zich er van bewust dat de rechtbank bij de beoordeling van een verzoek ex artikel 287a Fw niet gebonden is aan deze wettelijke beperking, maar is van mening dat UWV ook overigens in redelijkheid met het aanbod van [A] geen genoegen behoeft te nemen. UWV verwijst hierbij naar de omstandigheid dat op haar als uitvoerder van werknemersverzekeringen een zwaardere plicht rust om er zorg voor te dragen dat de aan haar toevertrouwde gelden niet ten onrechte uitgekeerd worden. Nu bovendien tegen de terugvordering en de boete geen rechtsmiddelen zijn aangewend is UWV van oordeel dat in rechte is komen vast te staan dat [A] bij het ontstaan van deze schulden niet te goeder trouw is geweest. Deze omstandigheid dient een rol te spelen bij de beslissing op het verzoek van [A]. Ten slotte heeft UWV er belang bij dat de schuldregeling niet tot stand komt omdat zij, als preferente schuldeiser, door middel van loonbeslag binnen afzienbare tijd, vóór de andere schuldeisers, haar volledige vordering zal kunnen innen. Volgens UWV kan bij de beoordeling van het dwangakkoord geen vergelijking met de wettelijke schuldsanering worden gemaakt omdat de schuld aan UWV niet te goeder trouw is ontstaan, hetgeen aan toelating tot de wettelijke schuldsanering in de weg staat.
5. De beoordeling
5.1. Het verzoek zal slechts kunnen worden toegewezen als Nuon, De Alliantie, Amarantis en UWV niet in redelijkheid tot afwijzing van de schuldregeling hebben kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij hebben bij uitoefening van hun bevoegdheid tot afwijzing enerzijds en de belangen van [A] en de overige schuldeisers anderzijds.
5.2. Bij beantwoording van voornoemde vraag moet worden uitgegaan van de inhoud van het aangeboden akkoord. De rechtbank gaat er daarbij van uit dat GKA het aanbod van [A] aan haar schuldeisers conform de Recofa-richtlijnen zal aanpassen aan de nieuwe situatie van [A], waarin haar dochter niet langer bij haar inwoont. Berekening van het vrij te laten bedrag in deze nieuwe situatie leidt tot een hogere maandelijkse aflossingscapaciteit die ten goede van de schuldeisers dient te komen. In de wettelijke schuldsaneringsregeling, waarvan de toepassing subsidiair is verzocht, zijn kosten voor bewindvoering en overige boedelkosten verschuldigd en kan redelijkerwijs geen beter resultaat voor de schuldeisers verwacht worden terwijl zij in dat scenario ten minste drie jaar op een uitkering moeten wachten. Daarbij is mede van belang dat [A] een full time dienstverband heeft.
5.3. Met betrekking tot de weren van UWV overweegt de rechtbank als volgt. De omstandigheid dat het UWV in gevallen als het thans voorliggende wettelijk niet is toegestaan in te stemmen met een minnelijke regeling die minder dan volledige betaling behelst doet, zoals UWV terecht reeds vermeldt, niet af aan de bevoegdheid van de rechtbank om haar conform artikel 287a Fw te bevelen in te stemmen met een dergelijke regeling en staat op zichzelf dan ook niet in de weg aan toewijzing van het verzoek. Dat de rechtbank de redenen die aan het wettelijk verbod ten grondslag liggen (met name het publiek belang) tot de hare zou maken, zoals UWV voorstelt, en zodoende alsnog om die redenen tot afwijzing zou komen, ligt niet voor de hand, nu een dergelijk oordeel zou leiden tot een bijzondere afweging voor bepaalde categorieën schuldeisers (waaronder UWV), hetgeen niet past in de systematiek van artikel 287a Fw dat juist uitgaat van een gelijke weging van de belangen van alle betrokkenen.
5.4. UWV voert terecht aan dat [A] bij het ontstaan van de schulden aan UWV niet volledig te goeder trouw is geweest. De rechtbank is echter van oordeel dat gelet op het betoog van [A] ter zitting, dat zij zich door de bedreigingen van haar ex-partner in een moeilijke situatie bevond, dat de periode waarin zij ten onrechte een uitkering heeft genoten slechts twee maanden betreft en dat zij thans nog steeds (in een vaste dienstbetrekking) voor dezelfde werkgever werkt, er een gerede kans bestaat dat [A] gezien het bepaalde in art. 288 lid 3 Fw (de keer ten goede) toch in aanmerking zou kunnen komen voor toelating tot de wettelijke schuldsanering. De rechtbank is om die reden van oordeel dat bij de beoordeling van het verzoek ex artikel 287a Fw ondanks het bestaan van een schuld ten aanzien waarvan de goede trouw onvoldoende is gebleken toch een vergelijking kan worden gemaakt met de uitkering die schuldeisers tegemoet zouden kunnen zien bij toelating tot de wettelijke schuldsanering. In r.o. 5.2 is reeds overwogen dat die uitkering niet hoger zal zijn dan hetgeen in het kader van het onderhavige dwangakkoord wordt aangeboden, terwijl bij toewijzing van het dwangakkoord onmiddellijk – en niet pas na verloop van drie jaren – tot betaling kan worden overgegaan.
5.5. Indien door [A] géén verzoek ex artikel 287a Fw en géén verzoek ex artikel 284 Fw ingediend was, zou UWV door middel van loonbeslag, zo voert UWV aan, als preferent schuldeiser haar volledige vordering binnen afzienbare tijd kunnen innen. Aan dit betoog moet voorbij worden gegaan, nu om redenen als vermeld in r.o. 5.4 een vergelijking kan worden gemaakt met de situatie dat [A] zou worden toegelaten tot de wettelijke schuldsanering.
5.6. Nuon, De Alliantie en Amarantis hebben geen verweer hebben gevoerd tegen het verzoek van [A]. Nu bovendien uit het hiervoor overwogene volgt dat de vooruitzichten voor alle schuldeisers – waaronder Nuon, De Alliantie, Amarantis èn UWV – bij aanvaarding van het akkoord redelijkerwijs gunstiger zullen zijn dan bij verwerping daarvan, komt de rechtbank tot het oordeel dat verweerders niet in redelijkheid tot afwijzing van de schuldregeling hebben kunnen komen.
5.7. Eén en ander leidt ertoe dat het verzoek zal worden toegewezen. Het subsidiaire verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling behoeft dan ook geen behandeling.
6. De beslissing
De rechtbank
6.1. beveelt Nuon, De Alliantie, Amarantis en UWV in te stemmen met de onder 2.1 bedoelde schuldregeling, met dien verstande dat de daarbij gehanteerde percentages worden herberekend conform hetgeen onder 5.2 is overwogen,
6.2. bepaalt dat dit vonnis bij voorraad uitvoerbaar is.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A.H. Melissen en in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2011.