ECLI:NL:RBAMS:2011:BR5472

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
440501 / HA ZA 09-3302
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van de dagvaarding in een civiele procedure met betrekking tot ongespecificeerde geldvorderingen

In deze civiele procedure, die diende voor de Rechtbank Amsterdam, werd de nietigheid van de dagvaarding aan de orde gesteld. De eisers, bestaande uit de vennootschap onder firma Humble House Holland V.O.F. en verschillende besloten vennootschappen, vorderden betaling van een ongespecificeerde geldsom, waarbij enkel werd verwezen naar accountantsrapporten. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding niet voldeed aan de eisen van een duidelijke en bepaalde conclusie, zoals vereist door de wet. De rechtbank benadrukte dat een dagvaarding helder moet zijn, zodat de gedaagde in staat is om adequaat verweer te voeren. De onduidelijkheid in de eis leidde ertoe dat de gedaagde partij, Videoart c.s., niet in staat was om zich goed te verdedigen. De rechtbank verklaarde de dagvaarding nietig en veroordeelde de eisers in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt het belang van een duidelijke formulering van vorderingen in juridische procedures, om zo een behoorlijke rechtspleging te waarborgen. De uitspraak werd gedaan op 8 juni 2011.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht, meervoudige kamer
zaaknummer / rolnummer: 440501 / HA ZA 09-3302
Vonnis van 8 juni 2011
in de zaak van
1. de vennootschap onder firma
HUMBLE HOUSE HOLLAND V.O.F.,
gevestigd te Amsterdam,
2. [A],
wonende te --,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HUMBLE HOUSE HOLLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HUMBLE HEIGHTS HOLDING B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. Ch.M. de Ruiter,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HANDELSONDERNEMING VIDEOART HOLLAND B.V.,
gevestigd te Uitgeest,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SANSYL BEHEER B.V.,
gevestigd te Uitgeest,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SANSYL HOLDING B.V.,
gevestigd te Uitgeest,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INTERNATIONAL MEDIA COMPANY B.V.,
gevestigd te Uitgeest,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaat mr. Ch.E. Koster.
Partijen zullen hierna Humble House c.s. (en afzonderlijk als Humble House, [A], Humble House B.V. en Humble Heights) en Videoart c.s. (en afzonderlijk Videoart, Sansyl Beheer, Sansyl Holding en IMC) worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties van 30 september 2009,
- de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie met producties,
- het tussenvonnis van 30 december 2009 waarin een comparitie van partijen is gelast,
- het proces-verbaal van comparitie van 27 april 2010 met de daarin genoemde stukken,
- de akte namens Humble House c.s. van 14 juli 2010,
- de akte houdende aanpassing en aanvulling van stellingen, tevens akte wijziging/vermeerdering van eis in reconventie namens Videoart c.s. van 14 juli 2010,
- de antwoordakte vermeerdering van eis in reconventie namens Humble House c.s. van 25 augustus 2010,
- de akte uitlating producties van Videoart c.s. van 20 oktober 2010,
- het proces-verbaal van het pleidooi van 3 maart 2011 en de daarin genoemde stukken.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende betwist, alsmede op grond van de in zoverre niet bestreden inhoud van de overgelegde bewijsstukken, staat in deze procedure het volgende vast.
2.1. [A] en Humble House B.V. zijn vennoten van Humble House Holland V.O.F., Humble Heights Holding B.V. is aandeelhouder van Humble House Holland B.V. De heer [B] is bestuurder van Humble Heights Holland B.V.
2.2. Tussen enerzijds Humble Heights Holding B.V., Humble House Holland V.O.F. en anderzijds Handelsonderneming Videoart Holland B.V. en Sansyl Beheer B.V. bestond vanaf 1993 een samenwerkingsverband.
2.3. De samenwerking is per 1 mei 2005 beëindigd. In de overeenkomst ter beëindiging (hierna: de beëindigingsovereenkomst) van deze samenwerking is – voorzover hier van belang - het volgende opgenomen:
“(..)
1a. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid HANDELSONDERNEMING VIDEOART HOLLAND B.V.(..)
1b. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid SANSYL BEHEER B.V.(…)
Partijen sub 1a en 1b hierna tezamen te noemen “VAH”;
2a. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid HUMBLE HEIGHTS HOLDING B.V. (…)
2b. de vennootschap onder firma HUMBLE HOUSE HOLLAND V.O.F.(…)
Partijen sub 2a en 2 b hierna te noemen: “HHH”
(…)
Artikel 1 – Beëindiging samenwerking
1.1. Met ingang van 1 mei 2005 hebben Partijen hun samenwerking inzake het produceren en verhandelen van beeld- en geluidsdragers beëindigd, met in achtneming van de in deze overeenkomst vervatte afspraken (..)
(…)
Artikel 2- Gezamenlijk uitgegeven en geproduceerde series en titels
2.1. In afwijking van het bepaalde in artikel 1, zal de samenwerking worden voortgezet voor wat betreft series en titels die in de oorspronkelijke vorm door Partijen gezamenlijk zijn uitgegeven, welke series en titels zijn vermeld op de als Bijlage 1a aan deze overeenkomst gehechte lijst (met opgave van de partij die thans als beheerder optreedt en de verdeelsleutel ter zake van de opbrengsten).
(…)
2.3. Tenzij op de lijsten van bijlage 1 een afwijkende verdeelsleutel is vermeld, zijn Partijen sub 1 en sub 2 elk gerechtigd tot 50% van de omzet (exclusief BTW) van de op bijlage 1 vermelde series en titels, en dragen Partijen sub 1 en sub 2 ten aanzien van deze series en titels elk 50% van de productiekosten, naamrechten en overige direct aan het product gerelateerde kosten. Voor zover bijlage 1 een afwijkende verdeelsleutel bevat, zullen zowel de omzet als de kosten overeenkomstig deze verdeelsleutel worden verdeeld.
Aan het einde van ieder kalenderkwartaal maken Partijen elk een overzicht op van de omzet en productkosten van de door hen beheerde series en titel als vermeld op Bijlage 1, gespecificeerd per titel. Ieder der Partijen stuurt het aldus opgestelde overzicht binnen twee weken na afloop van het betreffende kalenderkwartaal op naar de andere Partij. Aan de hand van de aldus verzonden overzichten vindt per kwartaal afrekening plaats. Deze afrekening vindt primair plaats door verrekening, waarna het resterende openstaande bedrag binnen één maand na afloop van het betreffende kalenderkwartaal in contanten wordt voldaan door de Partij die een betalingsverplichting heeft. Elk der Partijen is gerechtigd bij de andere Partij een accountantscontrole te doen uitvoeren naar de juistheid van de opgave van omzet en kosten ter zake van de producten als vermeld op bijlage 1. De betrokken Partij is verplicht de accountant van de andere Partij daartoe de benodigde inzage te geven in de administratie van haar onderneming.
(…)”
2.4. Op verzoek van Humble House c.s. is met een beroep op het bepaalde in artikel 2.3 van de beëindigingsovereenkomst door NBC Van Roemburg & Partner op of rond 28 november 2007 bij Videoart, Sansyl Beheer en een derde vennootschap die geen partij is bij deze procedure, een administratief onderzoek verricht. Mede naar aanleiding van dit onderzoek is door Humble House c.s. een kort geding aanhangig gemaakt. Ter terechtzitting hebben partijen over een vervolg-onderzoek een schikking bereikt welke in het proces-verbaal van 24 april 2008 als volgt is verwoord:
“(..)
Partijen komen ter beëindiging van dit geschil het volgende overeen.
(..)
2. IMC zal een registeraccountant niet zijnde Van Roemburg of een van zijn kantoorgenoten, in onderling overleg tussen de raadslieden binnen 14 dagen na heden aan te wijzen, in de gelegenheid te stellen een boekenonderzoek te verrichten bij IMC om te controleren of de omzetten, en kosten van de producten vermeld in bijlage I bij de beëindigingsovereenkomst voor zover deze omzetten via IMC zijn gelopen in de jaren 2005 en 2006, correct en volledig zijn doorberekend aan VAH.
3. VAH, (-) en IMC zijn bereid aan de door de raadslieden aan te wijzen accountant over 2007 inzage te verstrekken in dezelfde gegevens als zij over 2005 en 2006 hebben gedaan. Dit ter uitvoering van artikel 2.3. van de beëindigingsovereenkomst en van de vandaag bereikte schikking.
(...)”
2.5. Op 10 juli 2009 heeft het accountantskantoor Blok en De Groot een rapport uitgebracht over het door haar verrichte onderzoek naar de hoogte en samenstelling van de vergoedingen door Videoart c.s. betaald in de periode 2005-2007.
2.6. Op verzoek van Videoart c.s. zijn door Deijle & Veldt, Accountants dezelfde gegevens eveneens gecontroleerd. Deze bevindingen daarvan zijn neergelegd in een rapport van 14 december 2009.
3. Het geschil
in conventie
3.1. Humble House c.s. vordert om Videoart c.s. hoofdelijk, des dat de een betalende de anderen zullen zijn bevrijd :
- te veroordelen tot betaling c.q. vergoeding van de bedragen c.q. de schade, welke Videoart c.s. in verband met de afrekening naar aanleiding van de (gedeeltelijk) beëindigde samenwerking, aan Humble House c.s. verschuldigd waren en zijn, een en ander als aangegeven en vastgesteld in de accountantsrapporten, in voege als in het lichaam van deze dagvaarding vermeld, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
- subsidiair een door de rechtbank in goede justitie vast te stellen bedrag,
- meer subsidiair een door een deskundige, door de rechtbank aangewezen, vast te stellen bedrag c.q. bedragen,
te vermeerderen met de wettelijke rente, ingaande de dag van deze dagvaarding tot aan de dag der uiteindelijke voldoening daarvan, alsmede Videoart c.s. hoofdelijk, te veroordelen in de kosten deze procedure, waaronder begrepen de de kosten van de gelegde beslagen.
3.2. Videoart c.s. voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in voorwaardelijke reconventie
3.3. Videoart c.s. vordert, indien de vordering van Humble House c.s. in conventie geheel of gedeeltelijk wordt toegewezen:
- Humble House c.s., hoofdelijk, des dat de één betalende de andere zijn gekweten, te veroordelen om binnen 2 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis aan Videoart c.s. te betalen een gelijk bedrag als in conventie op dit punt toegewezen, althans EUR 7.006,-- althans EUR 7000,-- althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- Humble House c.s. hoofdelijk, des dat als de één betaalt de anderen zijn gekweten, te veroordelen om binnen 2 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis aan Videoart c.s. te betalen ter zake van “badwill” een gelijk bedrag als in conventie op dit punt toegewezen, althans EUR 285.000,00 althans EUR 237.000,00, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de datum der algehele voldoening.
in onvoorwaardelijke reconventie
3.4. Videoart c.s. vordert daarnaast - na vermeerdering van eis - :
- te verklaren voor recht dat Humble House c.s. onnodig, onterecht en/of onrechtmatig (conservatoir derden) beslag heeft doen leggen ten laste van Videoart c.s., en daardoor schadeplichtig is geworden jegens Videoart c.s. en Humble House c.s. jegens Videoart c.s. hoofdelijk, inhoudende dat als de één betaalt de anderen zijn gekweten, te veroordelen om binnen 2 dagen te betalen de schade die zij hebben geleden en lijden door de onnodig, onterechte en onrechtmatig gelegde beslagen, door hen (nader) berekend op EUR 21.085,48 over de periode tot en met 3 maart 2011, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding,
.
- Humble Heights te veroordelen om binnen 2 dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis aan Sansyl Beheer te betalen een totaalbedrag van EUR 15.194,01 dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijk rente vanaf de datum der dagvaarding danwel de datum van de akte (14 juli 2010) tot aan de datum der algehele voldoening,
- Humble House c.s. hoofdelijk, inhoudende dat als de één betaald de anderen zijn gekweten, te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.5. Humble House c.s. voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie
4.1. Videoart c.s. stelt zich primair op het standpunt dat de dagvaarding nietig is, onder meer nu de eis en de gronden van de vordering(en) niet althans onvoldoende duidelijk zijn, en om die reden niet voldoet aan het vereiste van artikel 111 lid 2 sub d Rv. Dit verweer slaagt.
4.2. De eis van Humble House c.s. strekt tot betaling van een ongespecificeerde geldsom of geldsommen, waarbij slechts wordt verwezen naar “de accountantsrapporten”. Daarmee is sprake van een onduidelijke eis. Een dagvaarding dient een duidelijke en bepaalde conclusie te hebben. Als het doel van een procedure is, zoals kennelijk ook van de onderhavige, om betaling van een geldsom of geldsommen af te dwingen, brengen de eisen van een behoorlijke rechtspleging mee dat de eiser in het petitum van de dagvaarding deze geldsom of geldsommen vordert, en in het lichaam van de dagvaarding uiteenzet hoe het bedrag of de bedragen zijn berekend. De dagvaarding voldoet hier niet aan. Het feit dat er in het lichaam van de dagvaarding bedragen wordt genoemd, die gedeeltelijk overeenstemmen met bedragen die worden genoemd in een van de accountantsrapportages waar in het petitum kennelijk naar wordt verwezen, te weten die van Blok en De Groot, en in die rapportage gedeeltelijk worden onderbouwd, is onvoldoende om te kunnen spreken van een dagvaarding met een duidelijke en bepaalde conclusie.
Dat de primaire eis afsluit met de frase “op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet” maakt dit niet anders. Een veroordeling tot vergoeding van schade, op te maken bij staat, kan slechts worden uitgesproken indien op de te veroordelen partij een verplichting rust tot vergoeding van schade - en deze op het moment dat de eis wordt ingesteld nog niet kan worden begroot. Hoewel Humble House c.s. in de dagvaarding veelvuldig over “schade” spreekt, wordt uit de dagvaarding niet, gesteld welke concrete schadevergoedingsverplichting op Videoart c.s. zou rusten; er wordt noch een concrete onrechtmatige daad, noch een concrete toerekenbare tekortkoming gesteld, laat staan dat wordt gesteld dat dientengevolge concrete (doch thans nog niet te berekenen) schade is of dreigt te worden geleden.
4.3. Het feit dat Videoart c.s., ondanks het ontbreken van een duidelijke en bepaalde eis in de dagvaarding, in de door haar ingediende processtukken uitvoerig heeft gereageerd op onder meer de inhoud van de accountantsrapportage van Blok en de Groot en daarin genoemde bedragen, sauveert het gebrek in de dagvaarding niet. De eis dat een dagvaarding een duidelijke en bepaalde conclusie heeft, strekt er toe om de discussie tussen partijen te kanaliseren en te beperken tot de zaken die relevant zijn voor de vraag of en in hoeverre het gevorderde zich voor toewijzing leent. De gedaagde wordt daarmee in staat gesteld behoorlijk verweer te voeren en de rechter wordt daarmee in staat gesteld zich een behoorlijk oordeel over de zaak te vormen. Door de wijze waarop Humble House c.s. haar eis heeft verwoord, is onduidelijk gebleven waartegen Videoart c.s. zich diende te verweren en met name op welke onderdelen van de accountantsrapportage haar verweer diende te worden gericht. Daarmee is Videoart c.s. op achterstand gezet. Van Videoart c.s. kan niet worden verlangd dat zij, zoals zij heeft getracht te doen, bij gebrek aan een duidelijke eis, zich verweert door te reageren op de integrale inhoud van een accountantsrapportage en alle daarin genoemde bedragen. Daarnaast is van belang dat het een redelijk complexe zaak betreft, Videoart c.s. in een vroeg stadium van de procedure uitdrukkelijk tegen de onduidelijkheid heeft geprotesteerd, en Humble House c.s. daarna de benodigde duidelijkheid niet heeft verschaft, terwijl zij daartoe in redelijkheid wel in de gelegenheid was.
De nietigheid van de dagvaarding kan in deze stand van de procedure - rekening houdend met de belangen van partijen - niet worden hersteld, en wordt niet door artikel 122 lid 1 Rv. gedekt, omdat het gebrek in de dagvaarding Videoart c.s. in haar verdediging heeft geschaad, zoals hiervoor is weergegeven.
4.4. Nu de primaire vordering geen houvast biedt voor het voeren van een behoorlijk verweer en een behoorlijke instructie van de zaak, geldt hetzelfde voor de (overigens in de primaire vordering besloten liggende, en daarom niet zelfstandig relevante) subsidiaire en meer subsidiaire vorderingen tot toewijzing van een in goede justitie vast te stellen bedrag dan wel een door een deskundige vast te stellen bedrag.
4.5. Humble House c.s. zal in conventie, hoofdelijk, als in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Videoart c.s. tot op heden worden bepaald op:
- vast recht EUR 262,00
- salaris advocaat EUR 2.260,00 (5 punten x tarief EUR 452,-)
totaal EUR 2.522,00
in reconventie
4.6. Nu de vordering in conventie niet wordt toegewezen behoeft de voorwaardelijke reconventionele vordering geen bespreking.
4.7. De vordering in onvoorwaardelijke reconventie tot betaling aan Sansyl Beheer van een bedrag van EUR 15.194.01, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2010 leent zich niet meer voor toewijzing, nu vast staat dat Humble House c.s. dit bedrag kort nadat de eis met deze vordering was vermeerderd heeft voldaan.
4.8. De vordering in onvoorwaardelijke reconventie tot vergoeding van de geleden schade als gevolg van de door Humble House c.s. gelegde beslagen, met name bestaande uit door Videoart c.s. gemaakte kosten en geleden schade in verband met het stellen van een bankgarantie, leent zich wel voor toewijzing. De gevorderde hoofdsom is door Videoart c.s. behoorlijk onderbouwd en door Humble House c.s. bij pleidooi gedeeltelijk erkend en voor het overige onvoldoende gemotiveerd betwist. Een bedrag van EUR 21.085,48 wordt om die reden toegewezen. De rechtbank ziet geen grond voor toewijzing van meer dan deze door Videoart c.s. berekende hoofdsom, nu Videoart c.s. onvoldoende aanknopingspunten heeft gegeven om te bepalen welke kosten zijn gemaakt dan wel welke schade is geleden na 3 maart 2011, en gesteld noch gebleken is dat Videoart c.s. recht zou hebben op wettelijke rente, mede nu de vordering zelf grotendeels juist uit gederfde rente bestaat, en waarom deze rente zou moeten ingaan op de datum van dagvaarding (door Humble House c.s.). De gevorderde verklaring voor recht leent zich evenmin voor toewijzing, nu gesteld noch gebleken is welk zelfstandig belang Videoart c.s. daarbij - naast de gevraagde, en toegewezen, veroordeling tot betaling van schadevergoeding - heeft.
4.9. Humble House c.s. zal ook in reconventie, hoofdelijk, als grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Videoart c.s. tot op heden worden bepaald op EUR 1.302,75 (4,5 punten x 0,5 x tarief EUR 579,-) aan salaris advocaat.
5. De beslissing
De rechtbank:
in conventie
5.1. verklaart de dagvaarding nietig,
5.2. veroordeelt Humble House c.s. hoofdelijk in de kosten, aan de zijde van Videoart c.s. tot op heden begroot op EUR 2.522,00,
in reconventie
5.3. veroordeelt Humble House c.s. hoofdelijk tot betaling aan Videoart c.s. binnen twee dagen na betekening van dit vonnis van een bedrag van EUR 21.085,48,
5.4. veroordeelt Humble House c.s. hoofdelijk in de kosten, aan de zijde van Videoart c.s. tot op heden begroot op EUR 1.302,75,
in conventie en reconventie
5.5. verklaart dit vonnis met betrekking tot het onder 5.2, 5.3 en 5.4 toegewezene uitvoerbaar bij voorraad,
5.6. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. van der Veen, mr. C.S. Schoorl en mr. N.A.J. Purcell en in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2011.