ECLI:NL:RBAMS:2011:BR4860

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13/528534-09
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M.M. van der Nat
  • F. Salomon
  • D.J. de Jong
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot achterwege laten voorwaardelijke invrijheidsstelling na niet terugkeren van verlof

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 11 augustus 2011 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot het achterwege laten van de voorwaardelijke invrijheidsstelling van een veroordeelde. De veroordeelde had zich na een weekendverlof niet teruggemeld in de penitentiaire inrichting, wat leidde tot de vordering van het openbaar ministerie. De rechtbank oordeelde dat deze vordering in strijd was met het beleid van het openbaar ministerie, zoals vastgelegd in de 'Aanwijzing voorwaardelijke invrijheidstelling' van 16 juni 2008. Volgens deze aanwijzing wordt in de regel niet gereageerd met een vordering tot uitstel of achterwege laten van de voorwaardelijke invrijheidsstelling wanneer een veroordeelde niet terugkeert van verlof, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden. De rechtbank concludeerde dat er geen dergelijke omstandigheden aanwezig waren in deze zaak. De vordering van de officier van justitie werd dan ook afgewezen. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, waarbij de veroordeelde niet aanwezig was, maar vertegenwoordigd werd door zijn raadsman. De officier van justitie was ook aanwezig en heeft zijn standpunt toegelicht. De rechtbank heeft de wettelijke eisen voor de vordering als voldaan beschouwd, maar heeft uiteindelijk geoordeeld dat de vordering niet kon worden toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/528534-09
BESLISSING OP VORDERING ACHTERWEGE BLIJVEN VOORWAARDELIJKE INVRIJHEIDSTELLING
Beslissing op de vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam van 31 maart 2011 tot het achterwege blijven van de voorwaardelijke invrijheidsstelling van:
[veroordeelde]
geboren te [geboorteplaats] (Frankrijk) op [1976],
zich onttrokken hebbende aan detentie in PI Heerhugowaard, locatie Westlinge, ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente [gemeente] op het adres [adres], verder te noemen: veroordeelde.
1. Wat aan de vordering vooraf ging
Bij vonnis van 11 mei 2010 is door deze rechtbank aan veroordeelde een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 20 maanden. Deze straf is met ingang van 26 oktober 2009 ten uitvoer gelegd. De voorlopige datum voor voorwaardelijke invrijheidstelling was 24 januari 2011. Op 4 november 2010 is veroordeelde algemeen verlof verleend. Op 7 november 2010 zou hij in bovengenoemde PI moeten terugkeren, maar hij deed dat niet. Tot op heden onttrekt veroordeelde zich aan de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf.
Bij advies van 18 november 2010 heeft de vestigingsdirecteur van PI Heerhugowaard, locatie Westlinge vanwege voornoemde onttrekking de officier van justitie geadviseerd uitstel of afstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling te vorderen.
Een eerste vordering tot achterwege laten van de voorwaardelijke invrijheidstelling van 22 december 2010 is gestrand op door deze rechtbank op 7 januari 2011 nietig verklaarde oproepingen.
2. De inhoud van de vordering
De vordering van de officier van justitie strekt er toe dat de rechtbank de voorwaardelijke invrijheidsstelling van veroordeelde achterwege laat. Deze vordering is als volgt onderbouwd:
“Veroordeelde heeft zich na aanvang van de tenuitvoerlegging van zijn straf (langdurig) aan die tenuitvoerlegging onttrokken, door op 7 november 2010 niet naar de inrichting terug te keren na een genoten weekendverlof. Veroordeelde heeft zich thans nog altijd niet gemeld bij voornoemde inrichting.”
3. De behandeling ter terechtzitting
Het onderzoek ter openbare terechtzitting vond plaats op 28 juli 2011. De veroordeelde is niet verschenen, maar werd vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. T. den Haan, advocaat te Amsterdam. Namens het openbaar ministerie was aanwezig officier van justitie mr. S.A. van de Vliet.
4. De beoordeling van de vordering
4.1 Wettelijk kader
Indien is voldaan aan de voorwaarden van artikel 15 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) kan een veroordeelde voorwaardelijk in vrijheid worden gesteld na het ondergaan van het in dit artikel omschreven deel van de opgelegde vrijheidstraf.
Voorwaardelijke invrijheidstelling kan op grond van artikel 15d, eerste lid, aanhef en onder c, Sr achterwege blijven indien de veroordeelde na de aanvang van de tenuitvoerlegging van zijn straf zich hieraan onttrekt of hiertoe een poging doet.
Het college van procureurs-generaal heeft op 16 juni 2008 de Aanwijzing voorwaardelijke invrijheidstelling vastgesteld (Staatscourant 20 juni 2008, nr. 117, pag. 19, verder: de Aanwijzing). De Aanwijzing is op 1 juli 2008 in werking getreden. De Aanwijzing bevat een lijst van gronden voor uitstel of achterwege laten van de voorwaardelijke invrijheidstelling. Voor verschillende categorieën van gedragingen door veroordeelden is beschreven of, en zo ja onder welke omstandigheden de daar genoemde gedragingen aanleiding geven tot het indienen van voornoemde vordering.
In paragraaf 1.2.3.3 van de Aanwijzing staat als gedraging genoemd het zich onttrekken aan tenuitvoerlegging. Deze categorie ziet op situaties als het niet terugkeren van verlof. Als regel zal hierop niet gereageerd worden met een vordering tot uitstel of achterwege laten van de voorwaardelijke invrijheidstelling. Uitzondering is de situatie waarin de veroordeelde tijdens het verblijf buiten de inrichting onder direct toezicht stond.
4.2 Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gezegd dat het bijzondere van deze zaak hem wellicht zit in de lange duur van de onttrekking wat misschien aanleiding kan zijn de voorwaardelijke invrijheidstelling dan maar uit te stellen. Hij kan zich voorstellen dat de rechtbank zal beslissen in overeenstemming met de beleidsregels van het openbaar ministerie.
4.3 Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat het openbaar ministerie in strijd met zijn eigen beleid handelt en dat het daarom niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
4.4 Oordeel van de rechtbank
Het openbaar ministerie is niet niet-ontvankelijk in zijn vordering. Aan de wettelijke eisen voor het indienen van een dergelijke vordering is immers voldaan.
Uit de Aanwijzing volgt dat wanneer een veroordeelde niet terugkeert van onbegeleid verlof als regel uitstel of achterwege laten van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet wordt gevorderd. Van omstandigheden op grond waarvan van deze regel kon worden afgeweken, is niet gebleken. De vordering zal daarom worden afgewezen.
5. Beslissing
De rechtbank wijst de vordering tot het achterwege laten van de voorwaardelijke invrijheidsstelling af.
Deze beslissing is genomen door
mr. M.M. van der Nat, voorzitter,
mrs. F. Salomon en D.J. de Jong, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Bode, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 augustus 2011.