ECLI:NL:RBAMS:2011:BR3159

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
489567 / FT-EA 11.168
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de eigen aangifte tot faillietverklaring wegens misbruik van bevoegdheid en onevenredigheid

Op 4 mei 2011 is er een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank Amsterdam, waarin de verzoeker zijn eigen aangifte tot faillietverklaring deed. Dit verzoek werd behandeld op de zitting van 10 mei 2011. De verzoeker, die een uitkering van ongeveer € 700 per maand ontving en geen bezittingen had, verklaarde dat hij de aangifte deed om in de toekomst een schuldsaneringsregeling aan te vragen. De verzoeker had een schuldenlast van € 35.000 en was eerder in 2006 in staat van faillissement verklaard, maar dit faillissement was op 1 augustus 2006 opgeheven wegens gebrek aan baten.

De rechtbank overwoog dat er geen activa aanwezig waren en dat de kosten van een faillissement niet konden worden voldaan. De rechtbank stelde vast dat, indien het faillissement zou worden uitgesproken, de curator de kosten zou moeten dragen, terwijl er geen baten waren om deze kosten te dekken. De verzoeker hoopte dat hij via een faillissement alsnog zou kunnen worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling, maar volgens artikel 288 lid 2 sub d van de Faillissementswet kon hij pas in mei 2016 een nieuw verzoek indienen.

De rechtbank concludeerde dat er een onevenredigheid bestond tussen het belang van de verzoeker bij de faillietverklaring en het belang van de curator om niet benoemd te worden in een faillissement zonder baten. De rechtbank oordeelde dat de aangifte tot faillietverklaring als misbruik van bevoegdheid moest worden aangemerkt. Daarom werd het verzoek tot faillietverklaring afgewezen. Deze beschikking werd gegeven door mr. C.P. Bleeker en in raadkamer uitgesproken op 11 mei 2011.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaak-/rekestnummer: 489567/FT-EA 11.168
uitspraakdatum: 11 mei 2011
Afwijzing faillietverklaring
Ter griffie van deze rechtbank is op 4 mei 2011 een verzoekschrift, met bijlagen, strekkende tot het doen van eigen aangifte tot faillietverklaring, ingekomen van:
[A],
geboren op -- te --,
woonadres: --.
Het verzoek is behandeld ter terechtzitting van 10 mei 2011.
Ter terechtzitting is het volgende gebleken. Verzoeker heeft een schuldenlast van
€ 35.000,--. Verzoeker is op 18 juli 2005 toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. Bij vonnis van deze rechtbank van 24 mei 2006 is de schuldsaneringsregeling van verzoeker tussentijds beëindigd en is hij in staat van faillissement verklaard. Het faillissement is op 1 augustus 2006 opgeheven bij gebrek aan baten. Plangroep Amsterdam heeft verzoeker in februari 2010 bericht dat schuldhulp niet kan worden verleend omdat een regeling treffen niet mogelijk is en gebruikmaking van de wettelijke schuldsaneringsregeling pas weer in 2016 kan worden verzocht.
Verzoeker heeft ter terechtzitting toegelicht dat hij eigen aangifte heeft gedaan omdat hij gedurende zijn faillissement omzetting daarvan in een schuldsaneringsregeling wil vragen. Voorts heeft verzoeker verklaard dat hij een uitkering heeft van ongeveer € 700,-- per maand waarvan hij moeilijk rond kan komen. Verzoeker heeft tevens verklaard dat hij geen bezittingen heeft.
De rechtbank overweegt als volgt. Vaststaat dat er geen actief is. De kosten van het faillissement zullen derhalve niet kunnen worden voldaan. Reeds nu staat derhalve vast dat indien het faillissement zal worden uitgesproken een curator wordt belast met het beheer en de vereffening van een boedel, waarvan deze zelf volledig de kosten moet dragen.
Het belang van verzoeker, zoals ter terechtzitting is uiteengezet, is gelegen in de hoop dat hij via een faillissement alsnog kan worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. Echter, op grond van artikel 288 lid 2 sub d van de Faillissementswet kan verzoeker pas weer in mei 2016 een verzoek doen tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Een ander belang bij faillietverklaring heeft verzoeker niet gesteld en daarvan is ook niet gebleken.
Gelet op de onevenredigheid tussen het belang van verzoeker bij de uitoefening van zijn bevoegdheid tot het aanvragen van zijn faillissement en het belang van een te benoemen curator om verschoond te blijven van een benoeming in een faillissement, waarbij op voorhand vaststaat dat alle kosten voor rekening van de curator zullen komen, heeft verzoeker in redelijkheid niet kunnen komen tot de eigen aangifte tot faillietverklaring en dient die aangifte te worden aangemerkt als misbruik van bevoegdheid.
Het verzoek tot faillietverklaring zal derhalve worden afgewezen.
De beslissing
De rechtbank:
- wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.P. Bleeker en in raadkamer uitgesproken op
11 mei 2011 te 11:00 uur.