RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
Uitspraak van de meervoudige kamer
[naam eiser],
wonende te [plaatsnaam],
eiser,
gemachtigde mr. L.CH. Kranendonk,
de korpsbeheerder van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland,
verweerder.
Ontstaan en loop van de zaak
Bij besluit van 29 juli 2009 heeft verweerder eiser met ingang van vier weken na bekendmaking van dit besluit eervol ontslag verleend wegens onbekwaamheid of ongeschiktheid voor het door eiser beklede ambt op grond van artikel 94, eerste lid, aanhef en onder g, van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp).
Het hiertegen door eiser gemaakte bezwaar heeft verweerder bij besluit van 17 februari 2010 (hierna: het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 30 maart 2010 bij de rechtbank beroep ingesteld.
De rechtbank heeft de zaak behandeld ter zitting van 24 januari 2011. Eiser – daartoe ambtshalve opgeroepen – is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder – daartoe eveneens ambtshalve opgeroepen – is vertegenwoordig door mr. Y. Kuijt.
Verweerder heeft na de sluiting van het onderzoek ter zitting op 25 januari 2011 twee dienstvoorschriften nagezonden. Naar aanleiding van een reactie daarop van eiser van
10 februari 2011 heeft de rechtbank het onderzoek bij tussenbeslissing van 28 februari 2011 heropend.
Verweerder heeft bij brief van 16 maart 2011 een reactie gegeven op het nadere standpunt van eiser.
Nadat partijen toestemming hebben verleend om zonder nadere zitting uitspraak te doen heeft de rechtbank het onderzoek bij brief van 26 mei 2011 gesloten en bepaald dat zij binnen zes weken uitspraak zal doen.
Feiten
1.1. De rechtbank gaat bij haar beoordeling uit van de volgende vaststaande feiten en omstandigheden.
1.2. Eiser is sinds 1 april 1977 in dienst van (de rechtsvoorganger van) verweerder. Laatstelijk is eiser aangesteld in de functie van [naam functie] en tewerkgesteld als [funtie 2] bij de Dienst Personeel & Arbeidsvoorwaarden (DP&A). Eiser was werkzaam op de locatie [naam locatie].
1.3. In 2004 heeft eiser een bedrag van € 3.500 aan verweerder betaald wegens ongeoorloofd privégebruik van de door de dienst beschikbaar gestelde mobiele telefoon. Aan de uit het ingestelde onderzoek voortgevloeide twijfel over eisers urenverantwoording is geen nader onderzoek verbonden. Verweerder heeft eiser wel gewaarschuwd voor nieuwe laakbare gedragingen.
1.4. Naar aanleiding van een functioneringsgesprek heeft eisers toenmalige leidinggevende bij memo van 18 november 2005 een aantal met eiser gemaakte afspraken bevestigd. Eiser dient vooraf per mail verlof en roostervrij aan te vragen, dient zeer regelmatig de dagstaten van Proplan te registreren en voor zichzelf een deugdelijke administratie van zijn arbeidsuren bij te houden en hij dient op juiste wijze de voorlopige Proplanuitdraaien per maand te accorderen en ervoor te zorgen dat deze op de bestemde plaats komen. Daaraan is toegevoegd dat bij het constateren van bewuste onregelmatigheden disciplinaire maatregelen in overweging worden genomen.
1.5. In 2006 is eiser door verweerder aangesproken op onrechtmatige afwezigheid door het afleggen van doktersbezoeken in diensttijd. Deze bezoeken kunnen slechts in bijzondere gevallen en na toestemming van de chef in diensttijd geschieden en vast is komen te staan dat de bezoeken niet met toestemming van zijn chef zijn afgelegd.
1.6. Uit het op 18 december 2006 bekrachtigde beoordelingsformulier over de periode van 1 oktober 2004 tot en met 30 september 2006 blijkt dat eisers functioneren op de onderdelen “zelfkritisch vermogen” en “integer handelen” met een B (matig) is beoordeeld. Als toelichting is vermeld dat het een aantal gesprekken heeft gekost om eiser duidelijk te maken dat er kritiek was op zijn handelwijze met betrekking tot aanwezigheid, inzet, Proplan en dergelijke en dat eiser meerdere malen is aangesproken op de manier waarop hij zijn Proplanstaten invult en dat daaraan slordigheid ten grondslag ligt. Bij het onderdeel “zelfkritisch vermogen” is vermeld dat eiser bij de gesprekken steeds een defensieve houding aannam gebaseerd op formele regels en het “Maak het maar hard”-principe. Na het maken van afspraken is een en ander, met een enkele uitzondering, beter verlopen. Het tegen onder meer deze onderdelen van de beoordeling door eiser gemaakte bezwaar is door verweerder ongegrond verklaard. Ter zitting is toegelicht dat met “Proplanstaten” dagstaten worden bedoeld.
1.7. Naar aanleiding van een vermoeden van ongeoorloofde afwezigheid in de periode van 25 tot en met 30 juni 2008 en een door een lid van de korpsleiding ontvangen e mailbericht van mevrouw [naam], die later verklaarde met eiser een relatie te onderhouden, heeft verweerder het Bureau Integriteit van het korps een disciplinair onderzoek laten verrichten naar eventueel plichtsverzuim door eiser. Ten behoeve van dit onderzoek is eind juli 2008 door een ander lid van de korpsleiding toestemming verleend onderzoek te doen in de registratie van het toegangscontrolesysteem Sesam, een zogenoemde restore te verrichten van de maildata van eiser over de periode van januari 2008 tot en met juli 2008, en onderzoek te doen in en gebruik te maken van de bij het korps opgeslagen gegevens over telefoongebruik en loggingen van het internetgebruik.
1.8. Het Bureau Integriteit heeft met gebruikmaking van de verleende toestemming onderzoek verricht naar het in- en uitgaande e-mailverkeer van eiser, het internetgebruik van eiser op zijn werkplek, het uitgaande telefoonverkeer van eiser met de door dienst verstrekte mobiele telefoon en vanaf vaste telefoons van het korps op de locatie [naam locatie], het toegangsregistratiesysteem Sesam, het Capaciteit Management Systeem (CMS) en de personeelsadministratiesystemen Emplaza en Beaufort. Voorts zijn ten behoeve van het onderzoek verhoorgesprekken met eiser en zijn directe collega’s gevoerd en heeft eisers leidinggevende, hoofdinspecteur [naam hoofdinspecteur], gerapporteerd. Op 28 oktober 2008 heeft het Bureau Integriteit zijn rapport uitgebracht. In dit rapport zijn (samengevat) de volgende bevindingen opgenomen:
[naam hoofdinspecteur] heeft gerapporteerd dat eiser vanaf 24 juni 2008 ’s middags tot en met 30 juni 2008 zonder voorafgaand verzoek om verlof of roostervrije dagen afwezig is geweest. Door [naam hoofdinspecteur] is toestemming verleend voor de door eiser opgegeven vakantieperiode van 1 juli tot en met 21 juli 2008, die aansloot op de vakantieperiode van de andere Arbo-specialist, Uit een gesprek met de andere Arbo-specialist is gebleken dat eiser, anders dan te doen gebruikelijk, geen zaken had overgedragen. Door het ontbreken van deze werkoverdracht is het belang van de werkgever geschaad.
Uit het onderzoek naar het gebruik van het Outlook e-mailprogramma is gebleken dat eiser veelvuldig e-mails heeft ontvangen van mevrouw [naam], maar dat hij de mails niet via de e-mail beantwoordde.
Op 11 en 21 februari, 15, 17 en 25 april en 27 mei 2008 stuurde eiser e-mails aan [naam hoofdinspecteur] met de mededeling dat hij verlof wilde opnemen.
Uit de gegevens van het toegangscontrolesysteem Sesam is gebleken dat in de onderzochte periode van 120 werkdagen er van 70 werkdagen een binnenkomstregistratie was, waarvan 24% vóór en 76% na aanvang van de werktijd. Van de vanaf 31 maart 2008 beschikbare 23 uitgaansregistraties bij de fietsenstalling geschiedde 22% na en 78% vóór het einde van de werktijd. Het aantal gemiste arbeidsuren komt op 32 respectievelijk 14 uur.
Uit de gegevens van Emplaza blijkt dat eiser zich op 26 februari 2008 bij [naam hoofdinspecteur] heeft ziekgemeld en uit de gegevens van Beaufort blijkt dat eiser ziek is geweest van 26 februari 2008 tot 10 maart 2008.
Uit de belgegevens van de door de dienst aan eiser verstrekte mobiele telefoon is gebleken dat 73,1% van de bel en sms-contacten privégebruik betrof. Het gaat om 67,7% van de totale tijd van afgerond 564 minuten. Vanaf vaste telefoonnummers is 509 maal (tijdsduur 415 minuten) naar privécontacten van eiser gebeld. In de periode van januari 2008 tot en met juni 2008 is gedurende in totaal 6 uur en 37 minuten met vaste lijnen van het bureau [naam locatie] naar mevrouw [naam] gebeld en met mobieletelefoonnummers gedurende in totaal 48 minuten.
Uit de internetlogbestanden is gebleken dat eiser gedurende 127 minuten veelvuldig op internetsites aanwezig was als Dumpert, Geen stijl, Telegraaf, Crimesite, AT5, Belastingdienst, My Opera, Livevoetbalkijken en de homesite van Katrien van Dijk, die niets met zijn dienstwerkzaamheden van doen hadden.
1.9. Bij besluit van 19 februari 2009 heeft verweerder aan eiser in het belang van de dienst buitengewoon verlof met behoud van bezoldiging toegekend.
Bij brief van 2 maart 2009 heeft verweerder eiser naar aanleiding van de resultaten van het disciplinaire onderzoek meegedeeld voornemens te zijn tot ontslagverlening over te gaan wegens onbekwaamheid of ongeschiktheid voor het door eiser beklede ambt, anders dan op grond van ziels- of lichaamsgebreken.
Eiser heeft zijn zienswijze op dit ontslagvoornemen bij brief van 24 maart 2009 aan verweerder kenbaar gemaakt en op 31 maart 2009 heeft verweerder een zienswijzengesprek met eiser gehouden.
Bij besluit van 29 juli 2009 heeft verweerder eiser ongeschiktheidsontslag verleend.
1.10. Verweerder heeft het bezwaar in het bestreden besluit ongegrond verklaard onder handhaving van het ontslagbesluit. Voor de motivering heeft verweerder verwezen naar het advies van de Hoor- en adviescommissie van 2 februari 2010.
2.1. Bij de beoordeling is de volgende regelgeving met name van belang.
2.2. Ingevolge artikel 94, eerste lid, aanhef en onder g, van het Barp, voor zover hier van belang, kan de ambtenaar anders dan op aanvraag van de ambtenaar, worden ontslagen op grond van onbekwaamheid of ongeschiktheid voor het door hem beklede ambt, anders dan door ziels- of lichaamsgebreken.
2.3. Artikel 2 van het op 25 maart 1996 door de korpschef vastgestelde Reglement Sesam luidt als volgt:
1. de registratie heeft tot doel:
a. het, in verband met het toewijzen van toegang tot politiepanden, inzichtelijk maken van de werklocatie(s) en functie(s) van de personeelsleden in dienst van of werkzaam ten behoeve van het korps;
b. het kunnen toewijzen van toegang tot politiepanden;
c. het kunnen verstrekken van persoonlijke Interne legitimatiebewijzen en Key-cards;
2. Voorts kunnen gegevens uit de registratie worden gebruikt voor het maken van statistische en andere overzichten, ten behoeve van interne bedrijfsstatistiek, de bedrijfsvoering en voor het ontwikkelen van beleid.
Ingevolge artikel 7, in verbinding met artikel 6, aanhef en onder b, van het Reglement Sesam kunnen omtrent het administratief/technisch personeel, ongeacht de aard van hun dienstverband, ten hoogste de volgende soorten van gegevens in de registratie worden opgenomen:
a. Personalia algemeen, bestaande uit de volledige naam en geboortedatum;
b. Functionele gegevens, bestaande uit gegevens met betrekking tot de functie, het dienstonderdeel en/of afdeling, detachering, stamnummer en verdere gegevens van belang voor operationeel en strategisch beleid;
c. Foto’s behorend bij de toegangspasjes.
Artikel 9 van het Reglement Sesam, dat is opgenomen in de paragraaf Verstrekking van gegevens, luidt als volgt:
Binnen de organisatie van de houder worden uit de registratie (aanvulling rechtbank: gegevens) slechts verstrekt aan:
a. Personen die op grond van artikel 11 van dit reglement rechtstreekse toegang hadden tot de registratie;
b. De personen die de gegevens noodzakelijkerwijs behoeven voor de uitoefening van hun taak in overeenstemming met de in artikel 2, eerste lid, omschreven doelstelling.
2.4. Artikel 2 van het met ingang van 1 augustus 2002 in werking getreden Dienstvoorschrift Communicatiemiddelen luidt als volgt:
2.1. (…).
2.2. Het is niet toegestaan het intra- en internet anders dan voor dienstdoeleinden te gebruiken. (…)
2.3. (…).
2.4. Korpsleden zijn gerechtigd via e-mail zakelijke berichten te verzenden en te ontvangen.(…)
2.5. Korpsleden zijn gerechtigd de telefoon, zowel de vaste verbinding als een ter beschikking gestelde mobiele telefoon te gebruiken voor zakelijke gesprekken. Daarbij dient gekozen te worden voor de goedkoopste mogelijkheid.
2.6. (…).
Artikel 3 van het Dienstvoorschrift Communicatiemiddelen luidt als volgt:
3.1. Door of namens het korps wordt toezicht uitgeoefend op het juiste gebruik van communicatiemiddelen. Naar aanleiding van een vermoeden van misbruik kan het bevoegd gezag een gerichte controle uitvoeren.
3.2. Verzonden of ontvangen berichten worden niet gelezen of uitgeluisterd, tenzij daartoe een gerechtvaardigd belang bestaat. Dit gerechtvaardigd belang is in elk geval aanwezig als er gerede aanwijzingen bestaan dat er sprake is van misbruik of oneigenlijk gebruik.
3.3. In het kader van de in dit dienstvoorschrift gegeven controlevoorschriften mogen gegevens gedurende één jaar bewaard blijven, tenzij een gerechtvaardigd en concreet belang bestaat bij het langer bewaren daarvan.
Ingevolge artikel 6, eerste lid, van het Dienstvoorschrift Communicatiemiddelen wordt schending van de in dit dienstvoorschrift vastgelegde regels aangemerkt als plichtsverzuim. Dit kan leiden tot het opleggen van een disciplinaire straf en terugvordering van door de schending veroorzaakte kosten.
2.5. Volgens vaste rechtspraak dient een ontslag wegens onbekwaamheid of ongeschiktheid voor de vervulling van zijn betrekking anders dan wegens ziekte of gebreken te berusten op voldoende feitelijke grondslag. Daarenboven is in het algemeen vereist dat de betrokken ambtenaar concreet met de hem verweten tekortkomingen in zijn functioneren is geconfronteerd en wel op zodanige wijze en op een zodanig tijdstip dat er voor hem nog een reële kans en mogelijkheid bestaat om zijn functioneren daadwerkelijk zo te verbeteren dat een ongeschiktheidsontslag voorkomen kan worden.
2.6. Niet in geschil is dat de verlening van verlof onder de bevoegdheid valt van de chef van het onderdeel, in casu hoofdinspecteur [naam hoofdinspecteur].
In het rapport van [naam hoofdinspecteur] van 8 juli 2008 is vermeld dat in februari 2008 aan alle medewerkers is gevraagd de opgave voor het zomervakantieverlof aan hem te doen en dat hij de door eiser verzochte vakantieperiode van 1 tot 21 juli 2008 heeft goedgekeurd, omdat deze vakantieperiode aansloot op de vakantieperiode van de andere Arbo-specialist.
Volgens [naam hoofdinspecteur] is bij de medewerkers bekend dat bij voorgenomen afwijking van het dienstrooster aan hem toestemming dient te worden gevraagd. [naam hoofdinspecteur] geeft aan dat eiser hem vooraf geen toestemming heeft gevraagd om vanaf 24 juni 2008 afwezig te mogen zijn en dat eiser ook op de dagen voorafgaand aan zijn afwezigheid bij de contacten die [naam hoofdinspecteur] met hem had, laatstelijk op 23 juni 2008, geen melding heeft gemaakt voornemens te zijn om een dergelijk verzoek te doen. Eiser heeft bevestigd dat hij [naam hoofdinspecteur] op 23 juni 2008 heeft gesproken, maar dat hij er niet aan heeft gedacht zijn voorgenomen eerdere vertrek aan [naam hoofdinspecteur] te melden.
De rechtbank deelt het standpunt van verweerder dat met betrekking tot (maandag) 30 juni 2008 niet helemaal sluitend is na te gaan wat er is gebeurd, maar dat eiser in ieder geval van (woensdag) 25 tot en met (vrijdag) 27 juni 2008 in strijd met de regelgeving verlof heeft genomen. Eiser was in de gelegenheid aan zijn chef toestemming te vragen om het reeds verleende vakantieverlof te wijzigen en was ook op de hoogte van de daartoe strekkende regel. Bovendien is met eiser door zijn vorige leidinggevende op 18 november 2005 onder meer expliciet afgesproken dat eiser per e-mail vooraf verlof en roostervrij moet aanvragen en dat bij het constateren van bewuste onregelmatigheden disciplinaire maatregelen in overweging worden genomen. In de omstandigheid dat eiser zijn verlof niet met zijn leidinggevende, maar wel met zijn collega’s heeft besproken, heeft verweerder terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat eiser geen verwijt valt te maken van het opnemen van verlof zonder te beschikken over de daarvoor vereiste toestemming.
2.7. Naar het oordeel van de rechtbank is gelet op de rapportages van leidinggevende [naam hoofdinspecteur] van 8 juli 2008 en 21 oktober 2008 en de verklaringen van de andere [funtie 2] en de assistente van de beide Arbo-specialisten komen vast te staan dat eiser zijn werk niet heeft overgedragen alvorens (vervroegd) op vakantie te gaan. Anders dan eiser stelt, leidt de rechtbank uit de rapportages van [naam hoofdinspecteur] en de verklaringen van de andere Arbo-specialist en de assistente af dat er lopende zaken hadden moeten worden overgedragen, los van de vraag op welke wijze dat had moeten gebeuren, en dat het ontbreken van een dergelijke overdracht tot vertraging in de afhandeling van zaken dan wel onnodige, dubbele uitvoering van werkzaamheden heeft geleid. Daarmee is de werkgever geschaad. De rechtbank onderschrijft daarom verweerders standpunt dat eiser onvoldoende zorg voor een goede overdracht van zijn werkzaamheden kan worden verweten en dat eiser zich onvoldoende rekenschap heeft gegeven van de gevolgen die dit zou (kunnen) hebben.
2.8. De rechtbank deelt eisers standpunt dat verweerder de met behulp van het toegangscontrolesysteem Sesam verzamelde gegevens heeft gebruikt voor een doel dat niet in overeenstemming is met artikel 2 van het Reglement Sesam. Gelet op artikel 7 van het Reglement Sesam bestaat er op grond van dit reglement zelfs geen basis voor het verzamelen van de door verweerder gebruikte gegevens. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder ten onrechte de op eiser betrekking hebbende uit het toegangscontrolesysteem Sesam betrokken gegevens aan zijn besluitvorming ten grondslag gelegd. De rechtbank zal deze gegevens bij de beoordeling van deze zaak daarom buiten beschouwing laten.
2.9. Voor de door verweerder geconstateerde discrepanties tussen enerzijds de dagstaten van het CMS-systeem en anderzijds de registratie van ziekteverzuim in het Emplaza systeem en doktersafspraken in eisers digitale agenda (het Outlookprogramma) heeft eiser geen verklaring kunnen geven. Hoewel [naam hoofdinspecteur] blijkens zijn memorandum van 23 november 2009 geen schriftelijke weergave van het beleid omtrent doktersbezoeken in diensttijd heeft kunnen overleggen, ziet de rechtbank geen reden te twijfelen aan verweerders verklaring dat volgens geldend beleid doktersbezoek niet in diensttijd dient plaats te vinden maar dat in bepaalde gevallen in samenspraak met de leidinggevende naar een passende oplossing kan worden gezocht. Eiser heeft in zijn zienswijze ook aangegeven dat met hem in 2006 is afgesproken dat doktersbezoeken in zijn eigen tijd moeten plaatsvinden. Eiser heeft verklaard dat hij de dagstaten ongezien accordeert. Nu eiser in de jaren 2005 en 2006 door zijn leidinggevende meermalen is aangesproken op de onjuiste wijze van indiening van dagstaten, heeft verweerder terecht geconcludeerd dat eiser een ernstig verwijt treft nu hij, ondanks dat hij een gewaarschuwd man was, zo consequent dagstaten niet heeft gecontroleerd, met alle gevolgen van dien.
2.10. Nadat een lid van de korpsleiding door de ontvangst van een e-mailbericht en een daaropvolgend telefoongesprek met mevrouw [naam] kennis heeft gekregen van het feit dat eiser een buitenechtelijke relatie met haar onderhield, is bij de korpsleiding het vermoeden gerezen dat eiser in dat kader tijdens diensttijd communicatiemiddelen van de werkgever heeft aangewend. Vervolgens heeft verweerder gebruik gemaakt van zijn in artikel 3, eerste lid, van het Dienstvoorschrift Communicatiemiddelen opgenomen bevoegdheid om een gerichte controle uit te voeren.
Naar het oordeel van de rechtbank bestond er, mede in het licht van de gerezen twijfel over de rechtmatigheid van eisers afwezigheid, voor verweerder een gerechtvaardigd belang om de van mevrouw [naam] ontvangen berichten te lezen en is de gepleegde inbreuk op de privacy van eiser niet onevenredig tot het daarmee te dienen doel en kon dit doel niet op een andere, voor eiser minder nadelige, wijze worden verwerkelijkt. De rechtbank heeft geen aanwijzingen gevonden dat, zoals eiser stelt, verweerder zijn bevoegdheid heeft aangewend om te onderzoeken of eiser onrechtmatig informatie aan de Ondernemingsraad zou hebben verstrekt. Ten aanzien van het ontvangen van de e-mails van mevrouw [naam] kan eiser wel een verwijt worden gemaakt, nu niet blijkt van enige inspanningen door eiser om het ontvangen ervan te stoppen.
2.11. De rechtbank onderschrijft verweerders standpunt dat uit het integriteitsonderzoek is gebleken dat eiser de hem door de werkgever ter beschikking gestelde vaste en mobiele telefoons veelvuldig voor niet-zakelijke gesprekken heeft gebruikt. Van in ieder geval een aantal van de volgens het integriteitsrapport door eiser bezochte internetsites moet voorts worden aangenomen dat deze niet voor dienstdoeleinden zijn bezocht. Van dit gebruik van de communicatiemiddelen in strijd met de regels kan eiser een verwijt worden gemaakt. Eiser is niet alleen op de hoogte van de ter zake geldende regels, hij was ook een gewaarschuwd man.
2.12. Met uitzondering van de door verweerder op basis van de gegevens uit het toegangscontrolesysteem Sesam getrokken conclusie dat eiser het niet zo nauw neemt met zijn diensttijden, deelt de rechtbank het standpunt van verweerder dat uit de stukken het beeld rijst van eiser als een man die het niet zo nauw neemt met geschreven en ongeschreven regels: eiser verzoekt niet altijd op de juiste wijze om verlof en is als gevolg daarvan in ieder geval van 25 tot en met 27 juni 2008 ongeoorloofd afwezig geweest, eiser controleert dagstaten niet of nauwelijks en eiser gebruikt door de dienst ter beschikking gestelde communicatiemiddelen regelmatig voor privédoeleinden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder daarmee aan de hand van concrete gedragingen aangetoond dat eiser de voor de op goede wijze vervullen van de functie van politieambtenaar benodigde eigenschappen, mentaliteit en instelling mist. Eiser is bij herhaling op zijn tekortschietende gedrag ten aanzien van het vragen van verlof, zijn urenverantwoording en het privégebruik van communicatiemiddelen gewezen, maar is niet in staat gebleken zijn gedrag in overeenstemming te brengen met de terecht door verweerder aan hem gestelde eisen. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten gevonden voor eisers mening dat verweerders standpunt is beïnvloed door de perikelen rondom het Hembrugterrein. Dit betekent dat verweerder bevoegd was eiser ontslag te verlenen op grond van artikel 94, eerste lid, aanhef en onder g, van het Barp. De rechtbank ziet geen gronden te oordelen dat verweerder zijn ontslagbevoegdheid niet in redelijkheid heeft kunnen gebruiken of bij het gebruik van die bevoegdheid anderszins in strijd met het recht heeft gehandeld.
2.13. Uit het voorgaande volgt dat het beroep ongegrond is.
2.14. Bij deze uitkomst is er geen reden voor een proceskostenveroordeling.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. C.M. van Wechem, voorzitter,
mr. drs. W.P. van der Haak en mr. A.E. van Montfrans-Wolters, leden, in tegenwoordigheid van D.M.M. Luijckx, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2011 te Alkmaar.
Tegen deze uitspraak kunnen belanghebbenden – in elk geval de eisende partij – en verweerder hoger beroep instellen. Hoger beroep wordt ingesteld door binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak een brief (beroepschrift) en een kopie van de uitspraak te zenden aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.