ECLI:NL:RBAMS:2011:BR2783

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13-656549-10
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag en afpersing met zwaar lichamelijk letsel

Op 22 juli 2011 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot doodslag en meerdere afpersingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 8 september 2009 in Amsterdam een persoon genaamd [slachtoffer 1] met een schroevendraaier in de nek heeft gestoken, wat leidde tot ernstig letsel. Dit incident vond plaats in de context van een conflict over een auto, die op naam stond van de broer van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van het slachtoffer, ondanks enige inconsistenties, voldoende steun vond in getuigenverklaringen en objectieve gegevens, waardoor de verdachte schuldig werd bevonden aan poging tot doodslag.

Daarnaast werd de verdachte ook verantwoordelijk gehouden voor een reeks afpersingen die hij samen met anderen heeft gepleegd, waarbij slachtoffers langdurig en gewelddadig onder druk werden gezet om geld af te staan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een periode van vier jaar [slachtoffer 3] heeft bedreigd en mishandeld, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel, waaronder brandwonden en afgebroken tanden. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers meegewogen in de strafmaat.

De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaar. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 8000,- toegewezen aan [slachtoffer 3] voor de geleden schade als gevolg van de afpersingen en mishandelingen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de ernst van het letsel en de langdurige aard van de afpersingen zijn meegewogen in de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/656549-10 (PROMIS)
Datum uitspraak: 22 juli 2011
op tegenspraak
VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1986],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het Huis van Bewaring "Het Schouw" te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 3 februari 2011 en 8 juli 2011.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. E.B. Smit en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R.B Schmidt, advocaat in Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding zoals deze op de terechtzitting van 3 februari 2011 is gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging luidt als volgt:
1.
hij op of omstreeks 08 september 2009 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen die [slachtoffer 1] met een schroevendraaier, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in zijn nek heeft/hebben gestoken;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 08 september 2009 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1] met een schroevendraaier, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in zijn nek heeft/hebben gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 08 september 2009 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]) met een schroevendraaier, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in zijn nek heeft/hebben gestoken, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2006 tot en met 23 juni 2010, te Amsterdam, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een of meer (grote) geldbedrag(en), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten geld, gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode 5 november 2008 tot en met 23 juni 2010 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer geldbedrag(en) (van in totaal ongeveer 5000 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 2], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- tegen die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd: "Je moet gewoon betalen anders heb je een probleem", althans woorden van gelijke (dreigende) strekking en/of aard en/of
- (terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 2] vast had(den) gepakt) tegen die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd dat die [slachtoffer 2] bij verdachte en/of zijn mededader(s) in de auto moest stappen en/of tegen die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd: "Waar is mijn geld?", althans woorden van gelijke strekking en/of aard en/of
- tegen die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd: "Je moet 600 euro betalen omdat je die nog schuldig bent aan [verdachte]" en/of
- tegen de moeder van die [slachtoffer 2], [moeder van slachtoffer 2], heeft/hebben gezegd: "Ik maak je zoon dood" en/of "Ik trap je deur in" en/of "Ik gooi die ramen van je in", althans (telkens) woorden van gelijke (dreigende) strekking en/of aard;
4.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 01 januari 2006 tot en met 11 mei 2010 te Amsterdam en/of Alkmaar, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] (telkens) heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer geldbedrag(en) van in totaal
(ongeveer) 40.000 euro, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 3] een of meerma(a)l(en) tegen zijn lichaam heeft/ hebben geslagen en/of gestompt en/of met traangas in zijn o(o)g(en) en/of gezicht heeft/hebben gespoten en/of
een heet strijkijzer en/of (een) he(e)t(e) mes(sen) op zijn penis en/of borst en/of rug en/of hand(en) en/of voetzo(o)l(en) en/of wang, in elk geval op zijn lichaam en/of gezicht heeft/hebben gedrukt en/of elektroshocken heeft/hebben gegeven en/of een pistool in de richting van het lichaam en/of hoofd van die [slachtoffer 3] heeft/hebben gehouden en/of zijn hoofd heeft/hebben vastgehouden en zijn tanden over de stoep heeft/hebben geschraapt, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 3] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen (te weten brandwonden op zijn penis en/of borst en/of hand(en) en/of afgebroken voortanden);
en/of
hij in of omstreeks 01 mei 2006 tot en met 11 mei 2010 te Amsterdam en/of Alkmaar, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen aan [slachtoffer 3] (telkens) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel te weten brandwonden op zijn penis en/of borst en/of hand(en) en/of afgebroken voortanden, heeft toegebracht, door voornoemde [slachtoffer 3] met dat opzet een heet strijkijzer en/of (een) he(e)t(e) mes(sen) op zijn penis en/of borst
en/of hand(en), in elk geval op zijn lichaam te drukken en/of met zijn mond tegen de stoeprand te drukken en/of zijn tanden over de stoep te schrapen;
en/of
hij in of omstreeks 01 mei 2006 tot en met 11 mei 2010 te Amsterdam en/of Alkmaar, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (telkens) opzettelijk mishandelend [slachtoffer 3] een of meerma(a)l(en) tegen zijn lichaam heeft/ hebben geslagen en/of gestompt en/of met traangas in zijn o(o)g(en) en/of gezicht heeft/hebben gespoten en/of een heet strijkijzer en/of (een) he(e)t(e) mes(sen) op zijn penis en/of borst
en/of rug en/of hand(en) en/of voetzo(o)l(en) en/of wang, in elk geval op zijn lichaam en/of gezicht heeft/hebben gedrukt en/of elektroshocken heeft/hebben gegeven en/of met zijn mond tegen de stoeprand heeft/hebben gedrukt en/of zijn tanden over de stoep heeft/hebben geschraapt, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 3] zwaar lichamelijk letsel (te weten brandwonden op zijn penis en/of borst en/of hand(en) en/of afgebroken voortanden), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
en/of
hij in of omstreeks 01 mei 2006 tot en met 11 mei 2010 te Amsterdam en/of Alkmaar, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een vuurwapen en/of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of een mes in de richting van en/of tegen het lichaam en/of hoofd
van die [slachtoffer 3] gehouden;
5.
hij in of omstreeks de periode van 06 maart 2010 tot en met 31 mei 2010 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van 300 euro, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 4], toen hij bij verdachte en/of zijn mededader(s) in de auto stapte, met een stoel hebben klem gezet zodat hij niet meer uit de auto kon komen en/of (vervolgens) dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Ik ga je martelen. Ik breng je naar een kelder en daar ga ik je martelen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of die [slachtoffer 4] een- of meerma(a)l(en) met een vlakke hand in zijn gezicht heeft/hebben geslagen en/of dat verdachte en/of zijn mededader(s) dreigende smsberichten naar die [slachtoffer 4] heeft/hebben gestuurd met (onder meer) de volgende tekst(en)
- "hey [medeverdachte 1] wil 700 dat gaat die je zeggen als die je pakt ciaou" en/of
- "hey flikker als ik echt wil had ik je al gepakt pussy ben je zielig breng me 500 geen schoen en geen spullen terug anders regeld [medeverdachte 1] met je af hij zoekt je nu ook" en/of
- "je kan weer niet opnemen maar vandaag sta ik echt voor je deur!!"
2. Voorvragen
2.1 De geldigheid van de dagvaarding
2.1.1 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd. De dagvaarding dient voor wat het onder 2 ten laste gelegde betreft nietig te worden verklaard, omdat zij niet aan de eisen van de wet voldoet. In het tenlastegelegde feit ontbreken concrete geldbedragen die door verdachte zouden zijn witgewassen.
2.1.2 Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding geldig is. Zij heeft daarbij verwezen naar het proces-verbaal van witwassen waarin wordt beschreven om welke geldbedragen het gaat.
2.1.3 Het oordeel van de rechtbank
Een tenlastelegging is voldoende feitelijk, indien de rechter op basis van de tenlastelegging weet wat hij moet onderzoeken en het verdachte voldoende duidelijk is waarvan hij wordt beschuldigd. De tenlastelegging moet daarom in voldoende precieze termen worden geformuleerd, opdat verdachte daaruit kan begrijpen waarvoor hij zich moet verantwoorden, en hij zich op een adequate wijze tegen de aanklacht kan verdedigen. Het criterium is of het de verdediging in redelijkheid duidelijk behoorde te zijn waarvan verdachte wordt beschuldigd. Of hiervan sprake is, dient te worden beoordeeld in het licht van het achterliggend dossier en de toelichting van de officier van justitie.
In dit geval is onvoldoende duidelijk wat verdachte wordt verweten. De processen-verbaal in het zaaksdossier witwassen vermelden enkele concrete geldbedragen, bijvoorbeeld ten aanzien van het huren van auto's en het betalen van verkeersboetes. De processen-verbaal vermelden daarbij echter ook enkele 'posten' die niet geconcretiseerd worden, zoals het bezit van de Porsche en de kosten die gepaard zouden gaan met het bezitten van (andere) auto's. Hiermee is onduidelijk wat de reikwijdte van het verwijt precies is. De rechtbank acht dit onderdeel van de tenlastelegging daarom onvoldoende feitelijk en geconcretiseerd. De rechtbank verklaart derhalve de dagvaarding nietig ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit.
2.2 De ontvankelijkheid van de officier van justitie
2.2.1 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie (hierna: OM) niet-ontvankelijk moet worden verklaard vanwege schending van het gelijkheidsbeginsel voor de afpersingsfeiten 3, 4 en 5. De beslissing om medeverdachten [medeverdachte 1] ([medeverdachte 1]), [medeverdachte 2] ([medeverdachte 2]) en [medeverdachte 3] ([medeverdachte 3]) niet te vervolgen, is gebaseerd op willekeur.
2.2.2 Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat niet-ontvankelijkheid niet op zijn plaats is, omdat het OM beleidsvrijheid heeft bij de keuze welke zaak het aan de rechtbank wil voorleggen. Bovendien worden [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] wel degelijk nog als verdachten in dit onderzoek aangeduid.
2.2.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat het OM op grond van het opportuniteitsbeginsel de (beleids)vrijheid heeft te kiezen welke zaak het aanbrengt bij de rechtbank en welke zaak niet. Nu de vervolgingsbeslissing exclusief is toebedeeld aan het OM kan de rechtbank slechts marginaal toetsen of het OM bij een dergelijke beslissing in strijd met regels heeft gehandeld. Voor een geslaagd beroep op het gelijkheidsbeginsel in dit kader is vereist dat de zaken voor zowel wat betreft haalbaarheid als op het punt van opportuniteit geheel overeenstemmen. De raadsman heeft niet kunnen aantonen dat dat het geval is. [medeverdachte 3] is reeds veroordeeld ter zake van een soortgelijk feit ten aanzien van [slachtoffer 5] en voor [medeverdachte 1] geldt dat hij momenteel in voorarrest zit voor de zaak [slachtoffer 3] (feit 4). [medeverdachte 2] is gehoord als verdachte en zal dus mogelijk nog worden vervolgd. Om die reden kan thans niet gesproken worden van afwijking door het OM van een bestendig patroon in vergelijkbare zaken, zodat het verweer geen doel treft. De officier van justitie is daarom ontvankelijk in de vervolging van verdachte.
2.3 Conclusie voorvragen
De dagvaarding is voor het overige geldig en de officier van justitie is ontvankelijk in haar vordering. Voorts is de rechtbank bevoegd tot kennisneming van de zaak en zijn er geen redenen voor schorsing van de vervolging.
3. Waardering van het bewijsi
3.1 De vaststaande feiten
Op grond van de inhoud van de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, gaat de rechtbank van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Ten aanzien van feit 1
Op 8 september 2009 krijgt de politie een melding van een vechtpartij bij een garagebedrijf in Amsterdam. Ter plaatse treft de politie een man aan, [slachtoffer 1], die verklaart met een schroevendraaier in zijn hals te zijn gestoken.ii De politie wordt ook aangesproken door een getuige die verklaart dat hij zag dat een stekende beweging werd gemaakt in de richting van het slachtoffer.iii Een medewerker van de garage, [medewerker garage], wijst de politie de schroevendraaier aan waarmee is gestoken.iv Slachtoffer [slachtoffer 1] doet aangifte en verklaart dat een onbekende Marokkaanse jongen binnenkwam samen met twee Surinaamse vrienden. Ze kwamen voor de Renault Megane die op dat moment in de garage stond. Eén van hen pakte de sleutel van de Renault, waarop [slachtoffer 1] zei dat hij de auto niet mee kon geven, omdat de eigenaar van de garage, [eigenaar garage], er niet was. Op dat moment wordt [slachtoffer 1] door de Marokkaanse jongen met een schroevendraaier in zijn hals gestoken. [slachtoffer 1] heeft daarbij letsel opgelopen in zijn hals.v De Renault Megane blijkt op naam te staan van [broer van verdachte], de broer van verdachte, die op dat moment gedetineerd was in het Huis van Bewaring.vi De eigenaar van de garage verklaart dat de eigenaar van de Renault Megane hem had verteld dat zijn naam [verdachte] was en dat hij die dag door [verdachte] was gebeld om te vragen of hij zijn auto kon ophalen.vii Verdachte heeft verklaard dat hij die dag in de garage is geweest, maar niet degene is geweest die [slachtoffer 1] heeft gestoken.viii Enkele getuigen verklaren van verdachte te hebben gehoord dat hij een garagehouder in zijn hals heeft gestoken met een schroevendraaier.ix
Ten aanzien van feit 3
Op 20 mei 2010 doet [slachtoffer 2] aangifte van afpersing door geweld en dreiging met geweld.x [slachtoffer 2] had bemiddeld bij de onderhuur van de woning van verdachte. Dit was verkeerd afgelopen en sinds november 2008 wordt hij daarvoor aansprakelijk gehouden en afgeperst door verdachte. Verdachte eist ongeveer € 5000,- van [slachtoffer 2], waarvan [slachtoffer 2] € 4000,- betaald heeft. Verdachte bevestigt ter terechtzitting ook dat hij nog geld krijgt van [slachtoffer 2], omdat de deurwaarder achter hem aan zit in verband met die woning. Hij ontkent echter dat hij [slachtoffer 2] heeft afgeperst.xi
Verdachte gaat bij de moeder van [slachtoffer 2] langs om verhaal te halen en dreigt dat hij haar zoon zal doodmaken en haar deur zal intrappen. Als de politie hem daarover opbelt, verklaart hij dat hij [slachtoffer 2] nog wel een keer zal vinden en meetrekken naar de deurwaarder.xii Getuige [slachtoffer 3] bevestigt dat [slachtoffer 2] wordt afgeperst door verdachte en dat hij ook vaak bij de moeder van [slachtoffer 2] aan de deur langs is geweest.xiii
Wanneer [slachtoffer 2] een gevangenisstraf van 12 maanden uitzit vanwege - naar zijn zeggen - het plegen van strafbare feiten voor verdachte, wordt hij in het Huis van Bewaring afgeperst door een jongen, [medeverdachte 1], om geld voor verdachte af te geven.xiv
Ten aanzien van feit 4
Getuige [moeder van slachtoffer 3], moeder van [slachtoffer 3], meldt op 4 mei 2010 bij de politie dat haar zoon door verdachte wordt afgeperst en bedreigd. Zij verklaart dat haar gezin als het ware wordt gegijzeld door verdachte en zij verzoekt de politie met haar zoon, die op dat moment gedetineerd is, te gaan praten zodat zij zien dat hij onder de verwondingen zit. Zo zou hij met een strijkijzer zijn bewerkt en brandwonden hebben opgelopen.xv [moeder van slachtoffer 3] doet aangifte van bedreiging door verdachte.xvi
Op 11 mei 2010 wordt [slachtoffer 3] gehoord en doet hij aangifte van afpersing door verdachte. Hij verklaart dat hij al vier jaar door verdachte wordt afgeperst en bedreigd, omdat hij schulden bij verdachte zou hebben. Zo wordt hij vastgebonden met tiewraps, gebrand met hete messen, geslagen, met traangas bespoten en worden hem elektroshocks toegediend. Ook wordt hij bedreigd met een wapen en wordt er een strijkijzer op diverse plekken van zijn lichaam gezet. Hij verklaart dat hij onder druk om verdachte te betalen, strafbare feiten pleegt en dat hij op die manier ongeveer € 40.000 aan verdachte heeft betaald.xvii
Uit eerdere politieregistraties blijkt dat [slachtoffer 3] - als verdachte - melding heeft gemaakt van de afpersingen, maar daarbij geen namen durft te noemen.xviii
Op 21 juni 2010 legt [moeder van slachtoffer 3] nog een verklaring af over het geweld dat tegen [slachtoffer 3] is gebruikt.xix Zo vertelt zij dat haar zoon ook een keer zijn tanden op de stoep moest afslijpen onder dreiging van een vuurwapen, net zoals in een scene van de film American History X. Het broertje van [slachtoffer 3], [broertje van slachtoffer 3], doet eveneens aangifte van afpersing en verklaart dat [slachtoffer 3] al 3 of 4 jaar wordt afgeperst en mishandeld door verdachte en zijn vrienden. Ook [broertje van slachtoffer 3] verklaart over het tanden slijpen en het verbranden met een strijkijzer.xx
Diverse andere getuigen verklaren dat zij [slachtoffer 3] de afgelopen jaren met blauwe plekken en brandwonden van een strijkijzer thuis hebben zien komen of van [slachtoffer 3] hebben gehoord dat hij door verdachte wordt afgeperst en mishandeld.xxi
Op 21 juli 2010 legt [slachtoffer 3] nog een uitgebreide verklaring af over de mishandelingen door verdachte en zijn vrienden.xxii Aan deze verklaring is een fotobijlage toegevoegd waarop te zien is dat [slachtoffer 3] littekens (onder meer afdrukken van een strijkijzer) heeft over zijn gehele lichaam, waaronder zijn gezicht, nek, armen, benen, borst en het scrotum. Ook is te zien dat een hoek van zijn voortand is afgebroken.xxiii Getuige [getuige 1] herkent na het tonen van een foto van [slachtoffer 3], [slachtoffer 3] als degene waarbij letsel op het scrotum was veroorzaakt door verbanding met een metalen voorwerp.xxiv Van het letsel aan de voetzolen van [slachtoffer 3] is ook een letselverklaring.xxv Ook blijkt [slachtoffer 3] op valse naam naar de spoedeisende hulp te zijn geweest nadat hij een heet strijkijzer op zijn borstkas geduwd kreeg "van een kennis".xxvi
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat [slachtoffer 3] een goede vriend van hem was, maar dat hij schulden bij hem heeft. Voorts ontkent verdachte dat hij [slachtoffer 3] zou hebben afgeperst of mishandeld.xxvii
Ten aanzien van feit 5
De politie krijgt een melding van [slachtoffer 4] dat hij namaak Nikes voor verdachte verkocht, maar dat verdachte meer geld van [slachtoffer 4] claimde. Verdachte had [slachtoffer 4] op 6 maart 2010 in zijn Renault meegenomen en [slachtoffer 4] moest - bij wijze van boete - meer geld aan verdachte afdragen, omdat eerdere bedragen niet waren betaald.xxviii [slachtoffer 4] doet aangifte van afpersing met geweld en bedreiging met geweld. Hij wordt in de auto van verdachte klemgezet door verdachte en een aantal vrienden, wordt in zijn gezicht geslagen en bedreigd. [slachtoffer 4] geeft uiteindelijk € 300,- af, maar hij blijft door verdachte en zijn bende lastiggevallen worden. Ook stuurt verdachte hem sms-berichten met daarin dreigende teksten.xxix Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij nog geld van [slachtoffer 4] krijgt voor de schoenen.xxx
3.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt - kort gezegd - dat bewezen kan worden dat verdachte de onder 1 primair, onder 2, 3, 4 en onder 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan en heeft daartoe argumenten aangevoerd, zoals weergegeven in de door haar ter terechtzitting overlegde aantekeningen.
3.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde en daartoe het volgende aangevoerd.
3.3.1 Feit 1
Verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1. tenlastegelegde wegens gebrek aan bewijs. Het geconstateerde letsel past niet bij de toedracht zoals door de aangever gegeven en er is geen enkele getuige die zijn verklaring ondersteunt en heeft waargenomen dat de aangever gestoken zou zijn. De verklaring van het slachtoffer is onbetrouwbaar en niet bruikbaar voor het bewijs. Er is geen objectief ondersteunend bewijs waaruit op overtuigende wijze kan worden vastgesteld dat verdachte de persoon is die het slachtoffer heeft verwond. De verdediging is bovendien niet in staat geweest de fotoselectie van de FOSLO confrontatie te bekijken en te beoordelen. Het resultaat van de FOSLO confrontatie mag niet worden meegenomen in de bewijsbeslissing en dient te worden uitgesloten van het bewijs.
Verder heeft het slachtoffer bij de rechter-commissaris verklaard, in tegenstelling tot andere verklaringen, niet te hebben gezien waarmee hij is gestoken. Het letsel dat bij het slachtoffer is geconstateerd, correspondeert niet met de in de tenlastelegging genoemde steken met een schroevendraaier of een puntig voorwerp.
3.3.2 Feiten 3 en 5
De verdediging heeft ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde aangevoerd dat de in de tenlastelegging genoemde teksten niet bedreigend zijn. [slachtoffer 2] heeft de teksten niet als bedreigend ervaren. Er is bovendien geen geweld gebruikt. Verdachte dient daarom te worden vrijgesproken.
Verdachte dient tevens te worden vrijgesproken van het onder 5. tenlastegelegde wegens gebrek aan bewijs. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat de tenlastegelegde teksten en het vermeende geweld zich niet richten op de afgifte van het geldbedrag. Het causale verband tussen het vermeende toegepaste geweld en het afgeven van de € 300,- bestaat niet. De sms-berichten in de tenlastelegging (feit 5) zijn niet door verdachte gestuurd en het bedreigende karakter van die berichten ontbreekt, eveneens het causale verband.
3.3.3 Feit 4
De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer 3] ongeloofwaardig zijn en niet worden ondersteund door objectief steunbewijs. De getuigen die de verklaring van [slachtoffer 3] zouden kunnen ondersteunen, hebben de informatie allemaal van dezelfde bron, namelijk van [slachtoffer 3] zelf. Geen van de getuigen heeft de mishandelingen zelf waargenomen. Bovendien kan [slachtoffer 3] niet gedetailleerd verklaren over de mishandelingen, maar verklaart hij vaag en komt hij ongeloofwaardig over.
De door [slachtoffer 3] genoemde ooggetuigen van de mishandelingen, [ooggetuige 1], [ooggetuige 2], [medeverdachte 1] en [ooggetuige 3], hebben bovendien geen enkele wetenschap van de afpersing en mishandelingen.
Duidelijk is dat [slachtoffer 3] is gestuurd door de politie om enkel belastend over verdachte te verklaren. Er zijn aanwijzingen dat het juist [persoon] is geweest die de vermeende strafbare feiten ten aanzien van [slachtoffer 3] heeft gepleegd, maar [slachtoffer 3] wil daar uitdrukkelijk niets over verklaren.
3.4 Het oordeel van de rechtbank
3.4.1 Feit 1
Allereerst dient opgemerkt te worden dat de FOSLO-confrontatie niet voor het bewijs wordt gebezigd waardoor dat verweer van de raadsman geen bespreking behoeft.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1. primair tenlastegelegde en overweegt daartoe als volgt. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de politie ter plaatse te horen krijgt dat het slachtoffer met een schroevendraaier in zijn nek/hals is gestoken. Het slachtoffer herhaalt dit ook later tijdens zijn aangifte. De dader kwam voor de Renault Megane, een auto die op naam van de gedetineerde broer van verdachte blijkt te staan. De eigenaar van de garage verklaart bovendien dat [verdachte] die hij kent als de eigenaar van de Renault hem een dag daarvoor om zijn auto had gevraagd.xxxi Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij wel bij de garage is geweest die dag, maar dat hij verder vanwege zijn eigen veiligheid niets kan zeggen. Getuigen bevestigen echter dat zij van verdachte zelf hebben gehoord dat hij een garagehouder in zijn nek heeft gestoken met een schroevendraaier (getuige [getuige 2]xxxii en [slachtoffer 3]xxxiii).
Opmerkelijk is verder dat uit het dossier blijkt dat getuigen geen verklaring durven afleggen ("omdat die jongen niet zo fris is")xxxiv en dat zelfs het slachtoffer door de vrouw van de eigenaar van de garage is benaderd met het advies dat hij zijn aangifte beter kon intrekken om problemen te voorkomen.xxxv Dat het slachtoffer vervolgens later bij de rechter-commissaris anders verklaart dan in zijn eerdere verklaringen, is daarom niet onbegrijpelijk. Naar het oordeel van de rechtbank doet dit niet af aan de betrouwbaarheid van de verklaring van het slachtoffer net na het incident. Zijn verklaring wordt immers door andere getuigenverklaringen ondersteund, alsmede door andere objectieve gegevens. Zo meldt aangever ter plaatse aan de politie dat een van de jongens een baksteen naar hem gooide en dat die onder de brug lag. De politie ziet vervolgens ook dat daar daadwerkelijk een baksteen ligt.xxxvi Dat het slachtoffer later bij de rechter-commissaris anders verklaart dan eerst bij de politie voedt daarentegen wel de indruk dat het slachtoffer (in)direct door verdachte onder druk is gezet of is geïntimideerd om zijn verklaring te wijzigen, een indruk die de rechtbank overigens over het gehele dossier herhaaldelijk bevestigd ziet.
Het gegeven dat verdachte die dag bij de garage was in verband met de bij hem in gebruik zijnde auto, in combinatie met de -betrouwbare- aangifte en het feit dat verdachte zelf verder niets wenst te verklaren over zijn aanwezigheid, maakt dat de rechtbank van oordeel is dat het wel degelijk verdachte is geweest die het slachtoffer heeft verwond.
De verdediging heeft voorts aangevoerd dat het letsel niet correspondeert met het steken in de nek met een schroevendraaier. Dat het uiteindelijke letsel in de nek van het slachtoffer meevalt - het is bij een oppervlakkige schaafwond gebleven - hoeft niet te betekenen dat er geen sprake is geweest van steken met een schroevendraaier in de richting van de hals. Ook met een schroevendraaier is het mogelijk een schaafwond in de nek/hals te veroorzaken: de schroevendraaier kan de nek immers schrampen. Redengevend daarbij is dat een getuige die op dat moment aan de overkant van de garage aan het werk is, ziet dat er een stekende beweging wordt gemaakt in de richting van het slachtoffer en dat de een ambulancemedewerker tegen verbalisanten heeft gezegd dat het slachtoffer geluk heeft gehad: "als er iets naast was gestoken, was het bloed eruit gespoten". Door op die manier in de hals van een persoon te steken, heeft verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de dood zal intreden, bijvoorbeeld door de halsslagader te raken. Naar de uiterlijke verschijningsvorm kan deze gedraging worden aangemerkt als zo zeer gericht op de dood dat niet anders kan dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op de dood heeft aanvaard. Het voorwaardelijk opzet is daarmee gegeven, aldus is sprake van poging tot doodslag.
3.4.2 Feiten 3 en 5
De rechtbank is van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte de feiten zoals ten laste gelegd onder 3. en 5. heeft begaan. Allereerst heeft verdachte verklaard dat hij in verband met respectievelijk de onderhuur van een woning en de verkoop van schoenen nog geld van [slachtoffer 2] (feit 3) en [slachtoffer 4] (feit 5) krijgt. Ook verklaart hij dat hij bij de woning van [slachtoffer 2] langs is geweest om zijn geld te halen.xxxvii [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] hebben beiden aangifte gedaan van afpersing.xxxviii De aangifte van [slachtoffer 2] wordt ondersteund door een mutatie van de politie. Verdachte wordt naar aanleiding van een melding van de moeder van [slachtoffer 2] op het nummer - dat verdachte zelf aan de moeder van [slachtoffer 2] heeft gegeven - gebeld door agenten. Verdachte verklaart dan dat hij een deurwaarder achter zich aan heeft vanwege [slachtoffer 2] en dat hij hem nog wel een keer zou vinden en meetrekken naar de deurwaarder.xxxix [slachtoffer 3] bevestigt dat [slachtoffer 2] wordt afgeperst door verdachte.xl Uit een verklaring van [slachtoffer 2] blijkt zelfs dat hij in het huis van bewaring wordt afgeperst door een jongen die hem bedreigt en geld vraagt voor [verdachte].xli
Ook hier heeft de verdediging erop gewezen dat de verklaring van [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris anders is dan zijn verklaringen bij de politie. De rechtbank is van oordeel dat ook hier - gezien de werkwijze van verdachte en zijn mededaders - niet uit te sluiten is dat aangever onder druk is gezet en zijn verklaring heeft 'gematigd'. De rechtbank neemt daarom de eerdere verklaringen van aangever als uitgangspunt.
Ten aanzien van het onder 5. tenlastegelegde is overigens ook redengevend dat de vriendin van [slachtoffer 4] bevestigt dat [slachtoffer 4] door verdachte wordt afgeperst.xlii [slachtoffer 4] verklaart dat verdachte nooit alleen is, maar altijd vrienden bij zich heeft die hem ook bedreigen. Met het gegeven dat verdachte heeft verklaard nog geld van [slachtoffer 4] te krijgen, staat naar het oordeel van de rechtbank ook het causale verband tussen de bedreigingen en het geweld en de afgifte van het geld vast. Verdachte heeft zich derhalve tezamen en in vereniging met anderen schuldig gemaakt met afpersen. De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte niet de enige is die de telefoon gebruikt waarmee de sms'jes zoals onder 5. vermeld zijn gestuurd, maar niet aannemelijk gemaakt wie die berichten dan zou hebben gestuurd.
3.4.3 Feit 4
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de afpersing (eerste deel van het alternatief/cumulatief tenlastegelegde), de zware mishandeling (tweede deel van het alternatief cumulatief tenlastegelegde) en de bedreiging van [slachtoffer 3] (laatste (vierde) deel van het alternatief cumulatief tenlastegelegde).
De betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 3]
De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer 3] onbetrouwbaar zijn. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De aangifte van [slachtoffer 3] correspondeert allereerst met het letsel dat hij heeft opgelopen. In het dossier bevinden zich diverse foto's van het letsel waarop afdrukken van een strijkijzer op het lichaam van [slachtoffer 3] te zien zijn. Daarnaast zijn er diverse letselverklaringen. Dit betekent om te beginnen dat voor wat betreft de diverse fysieke mishandelingen de verklaringen van [slachtoffer 3] derhalve juist blijken.
De uitgebreide aangifte van [slachtoffer 3] wordt daarnaast ondersteund door de verklaringen van een aantal getuigen. Zo verklaren de moeder en het broertje van [slachtoffer 3], [slachtoffer 4], [slachtoffer 2] en de ex-vriendinnen van [slachtoffer 3], [ex-vriendin 1] en [ex-vriendin 2] allemaal dat [slachtoffer 3] werd afgeperst en ernstig mishandeld door verdachte en zijn vrienden. Verdachte zelf heeft verklaard dat hij veel met [slachtoffer 3] om ging en dat [slachtoffer 3] veel schulden bij hem heeft.
Vervolgens rijst dan de vraag of [slachtoffer 3] alleen voor wat betreft het aanwijzen van de hoofddader - verdachte - een onbetrouwbare verklaring zou hebben afgelegd. Het verweer van de verdediging beperkt zich, voor wat betreft dit onderwerp, tot het noemen van 'anderen', waaronder mogelijk [persoon], die verantwoordelijk zouden zijn voor de mishandelingen. Van verdachte die bevriend was met [slachtoffer 3] en veel met hem optrok en die ook wist dat hij verwondingen opliep, had op zijn minst verwacht mogen worden dat hij dit verweer zou substantiëren. Het enkel opperen van een andere mogelijkheid is volstrekt onvoldoende om te twijfelen over de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 3]. Het verweer wordt daarom verworpen. Overigens verklaart [slachtoffer 3] niet dat hij alleen door verdachte wordt mishandeld en afgeperst. Hij verklaart dat hij ook door anderen werd mishandeld en afgeperst, al dan niet in opdracht van verdachte.
Zoals hiervoor overwogen worden de verklaringen van [slachtoffer 3] ondersteund door vele andere getuigenverklaringen. Die ondersteunende getuigenverklaringen, bijvoorbeeld die van [moeder van slachtoffer 3] en [broertje van slachtoffer 3], worden weer ondersteund door andere verklaringen. [moeder van slachtoffer 3] geeft aan dat haar gezin al jarenlang door verdachte wordt geterroriseerd. Zij en [broertje van slachtoffer 3] doen dan ook aangifte van bedreiging/afpersing door verdachte.xliii [moeder van slachtoffer 3] heeft bedreigende sms'jes van verdachte gekregen waarin verdachte geld claimt.xliv Verdachte ontkent niet dat hij die sms'jes heeft gestuurd, hij is echter van mening dat de sms'jes niet bedreigend zijn.xlv De verklaringen van [moeder van slachtoffer 3] en [broertje van slachtoffer 3] worden daarmee door verdachtes eigen verklaring ondersteund.
Redengevend is voorts het volgende. De getuigen hebben weliswaar niet zelf gezien dat [slachtoffer 3] werd mishandeld door verdachte, maar weten al jaren dat [slachtoffer 3] door verdachte wordt afgeperst en zij hebben waargenomen dat [slachtoffer 3] regelmatig gewond thuis kwam nadat hij met verdachte weg was geweest. Zo verklaart [ex-vriendin 1] dat zij meermalen heeft meegemaakt dat [slachtoffer 3], nadat hij door verdachte en zijn vrienden was opgehaald, gewond thuiskwam. [broertje van slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij van verdachte zelf heeft gehoord dat verdachte toestemming aan [medeverdachte 1] ([medeverdachte 1]) heeft gegeven om [slachtoffer 3] een strijkijzer op zijn lichaam te zetten. [getuige 2]xlvi verklaart ook dat hij van verdachte heeft gehoord dat hij wel eens iemand met een strijkijzer had verbrand en dat hij bij diezelfde jongen van dat strijkijzer een keer op zijn hoofd is gaan staan (het zogenaamde tandenslijpen). Daarnaast ondersteunt de verklaring van [getuige 3]xlvii ook de verklaring van [slachtoffer 3], met name daar waar het het spuiten met traangas betreft.xlviii De ontkenning van verdachte weegt niet op tegen de vele belastende getuigenverklaringen die de verklaring van [slachtoffer 3] ondersteunen. De rechtbank is daarom van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 3] betrouwbaar zijn. Dat [slachtoffer 3] zelf soms wisselend en weinig over de details van de mishandelingen verklaart, is naar het oordeel van de rechtbank niet onbegrijpelijk en maakt de verklaringen van [slachtoffer 3] niet ongeloofwaardig of onbetrouwbaar. [slachtoffer 3] is jarenlang mishandeld en is daardoor ongetwijfeld getraumatiseerd geraakt. Daarnaast zijn er ook aanwijzingen dat [slachtoffer 3] intellectueel beperkt ontwikkeld of zelfs autistisch is. Dit in ogenschouw nemend is het derhalve niet vreemd dat [slachtoffer 3]'s verklaringen op enkele punten warrig zijn.
Voorts heeft de verdediging aangevoerd dat de door [slachtoffer 3] genoemde ooggetuigen van de mishandelingen en de afpersing verklaren dat zij nooit iets hebben gezien of gehoord. Dat zegt naar het oordeel van de rechtbank weinig. Bekend is dat veel getuigen in dit onderzoek onder druk worden gezet of zich geïntimeerd voelen. Bovendien is het voor een aantal van deze ooggetuigen - bijvoorbeeld [medeverdachte 1] - uiterst precair om te verklaren over wetenschap van de mishandelingen of de afpersing, omdat daaruit ook hun eigen betrokkenheid zou kunnen blijken.
De verdediging heeft nog aangevoerd dat de politie erg actief is geweest en zelfs antwoorden uit [slachtoffer 3] heeft moeten trekken. Als dat al zou vast staan, bevreemdt dit evenmin; het betreft hier een nare, langdurige afpersing. In een dergelijk geval is het logisch dat het voor een slachtoffer niet gemakkelijk is om daadwerkelijk over te gaan tot het doen van aangifte, juist uit angst voor de afperser. Dat in zo'n soort zaak de politie soms wat meer zal doorvragen, is dus normaal.
Zware mishandeling
De rechtbank is van oordeel dat het letsel dat [slachtoffer 3] heeft opgelopen, is te kwalificeren als zwaar lichamelijk letsel. Daarmee is sprake van zware mishandeling en niet van eenvoudige mishandeling (zoals ten laste gelegd onder het derde deel van het alternatief cumulatief tenlastegelegde onder 4.). Dergelijke brandwonden, in sommige gevallen zelfs derdegraads, zijn dusdanig ontsierend en zullen blijvende littekens achterlaten, zodat zij zijn te kwalificeren als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank is van oordeel dat, in tegenstelling tot wat de officier van justitie heeft betoogd, ook ten aanzien van de afgebroken tand, mede bezien in samenhang met het overige letsel, sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan zware mishandeling.
Bedreiging
In samenloop met de afpersing heeft verdachte zich, naast zware mishandeling, ook schuldig gemaakt aan de bedreiging van [slachtoffer 3] met onder andere een vuurwapen.
3.5 Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de onder 3.1 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 1 primair bewezen verklaarde:
op 8 september 2009 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 1] met een schroevendraaier in zijn nek heeft gestoken;
ten aanzien van het onder 3. bewezenverklaarde:
in de periode van 5 november 2008 tot en met 20 mei 2010 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van geldbedragen van in totaal ongeveer 5000 euro toebehorende aan die [slachtoffer 2], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededaders
- tegen die [slachtoffer 2] hebben gezegd: "Je moet gewoon betalen anders heb je een probleem" en
- terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 2] vast hadden gepakt tegen die [slachtoffer 2] hebben gezegd dat die [slachtoffer 2] bij verdachte in de auto moest stappen en tegen die [slachtoffer 2] hebben gezegd: "Waar is mijn geld?" en
- tegen die [slachtoffer 2] hebben gezegd: "Je moet 600 euro betalen omdat je die nog schuldig bent aan [verdachte]" en
- tegen de moeder van die [slachtoffer 2], [moeder van slachtoffer 2], hebben gezegd: "Ik maak je zoon dood" en "Ik trap je deur in" en "Ik gooi die ramen van je in";
ten aanzien van het onder 4. bewezenverklaarde:
in de periode van 1 mei 2006 tot en met 11 mei 2010 te Amsterdam en/of Alkmaar, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 3] telkens heeft gedwongen tot de afgifte van geldbedragen van in totaal ongeveer 40.000 euro, toebehorende aan [slachtoffer 3], welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 3] meermalen tegen zijn lichaam hebben geslagen en gestompt en met traangas in zijn ogen hebben gespoten en/of een heet strijkijzer en/of hete messen op zijn penis en borst en rug en handen en voetzolen en wang hebben gedrukt en elektroshocken hebben gegeven en een pistool in de richting van het lichaam of hoofd van die [slachtoffer 3] hebben gehouden en zijn hoofd hebben vastgehouden en zijn tanden over de stoep hebben geschraapt, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 3] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen te weten brandwonden op zijn penis en borst en handen en een afgebroken voortand;
en
in de periode van 1 mei 2006 tot en met 11 mei 2010 te Amsterdam en/of Alkmaar, tezamen en in vereniging met anderen, aan [slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel te weten brandwonden op zijn penis en borst en handen en een afgebroken voortand, heeft toegebracht, door voornoemde [slachtoffer 3] met dat opzet een heet strijkijzer of hete messen op zijn penis en borst
en handen te drukken en met zijn mond tegen de stoeprand te drukken en zijn tanden over de stoep te schrapen;
en
in de periode van 1 mei 2006 tot en met 11 mei 2010 te Amsterdam en/of Alkmaar, tezamen en in vereniging met anderen, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een vuurwapen of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een mes in de richting van of tegen het lichaam of hoofd van die [slachtoffer 3] gehouden;
ten aanzien van het onder 5. bewezenverklaarde:
in de periode van 6 maart 2010 tot en met 31 mei 2010 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld, [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van 300 euro toebehorende aan die [slachtoffer 4] welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 4], toen hij bij verdachte in de auto stapte, met een stoel hebben klem gezet zodat hij niet meer uit de auto kon komen en dreigend de woorden hebben toegevoegd: "Ik ga je martelen. Ik breng je naar een kelder en daar ga ik je martelen" en die [slachtoffer 4] met een vlakke hand in zijn gezicht hebben geslagen en dat verdachte en/of zijn mededader(s) dreigende sms-berichten naar die [slachtoffer 4] hebben gestuurd met onder meer de volgende teksten
- "hey [medeverdachte 1] wil 700 dat gaat die je zeggen als die je pakt ciaou" en
- "hey flikker als ik echt wil had ik je al gepakt pussy ben je zielig breng me 500 geen schoen en geen spullen terug anders regeld [medeverdachte 1] met je af hij zoekt je nu ook" en
- "je kan weer niet opnemen maar vandaag sta ik echt voor je deur!!"
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
4. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Eendaadse samenloop
De rechtbank is van oordeel dat de onder 4. (eerste gedeelte van het alternatief/cumulatief tenlastegelegde) bewezenverklaarde - de afpersing - in eendaadse samenloop is begaan met het onder 4. (tweede gedeelte van het alternatief/cumulatief tenlastegelegde) bewezenverklaarde: zware mishandeling.
De rechtbank is eveneens van oordeel dat de onder 4. (eerste gedeelte van het alternatief/cumulatief tenlastegelegde) bewezenverklaarde - de afpersing - in eendaadse samenloop is begaan met het onder 4. (vierde gedeelte van het alternatief/cumulatief tenlastegelegde) bewezenverklaarde: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Dienaangaande is in onderlinge samenhang doorslaggevend dat de bewezenverklaarde gedragingen - de zware mishandeling en bedreiging van [slachtoffer 3] - eenheid laten zien in vorm, tijd en plaats. Om die reden kan artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht toepassing vinden. De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met deze eendaadse samenloop en heeft deze daarin verdisconteerd.
5. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
6. Motivering van de straf en maatregel
6.1 Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaren.
De officier van justitie heeft ten aanzien van het beslag gevorderd dat de auto verbeurd verklaard moet worden.
De vordering van de benadeelde partij dient in zijn geheel en met wettelijke rente toegewezen te worden, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
6.2 Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft - kort gezegd - verzocht verdachte ten aanzien van alle feiten vrij te spreken en de vordering van de benadeelde partij om die reden niet-ontvankelijk te verklaren. Ook heeft de raadsman aangevoerd dat de Renault Megane teruggegeven dient te worden aan verdachte of zijn vader.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
6.3.1 Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van wat bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Verder wordt het volgende overwogen.
Verdachte heeft zich gedurende een lange periode samen met anderen schuldig gemaakt aan extreem gewelddadige afpersingspraktijken. Hij heeft daarbij onmiskenbaar een leidinggevende rol gespeeld en mensen meegesleept in zijn sadistische activiteiten, zonder zich daarbij de gevolgen voor de slachtoffers te realiseren. Hij heeft zich door anderen af te persen als een 'koning' van de Diamantbuurt kunnen gedragen en is - zo blijkt uit het dossier - in de buurt alom bekend geworden als 'gevaarlijk' en 'iemand die geen gevoel heeft'. Hij heeft jarenlang, stelselmatig gezinnen uit de buurt geterroriseerd, bijvoorbeeld die van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2], en is daarmee steeds weggekomen doordat zijn slachtoffers daarvan geen melding durfden te doen. Hij heeft met name het slachtoffer [slachtoffer 3] gedurende vier jaar opgejaagd, bedreigd en mishandeld. Hij heeft samen met zijn vrienden een ware klopjacht op hem en/of zijn familie georganiseerd. De martelingen die dit slachtoffer heeft moeten doorstaan, hebben ernstige psychische schade bij hem veroorzaakt en zullen ook vele jaren later nog diepe sporen bij hem nalaten. De rechtbank rekent dit verdachte zeer aan.
Uit de samenhang van het bewezen verklaarde blijkt dat verdachte gedurende langere tijd op zeer planmatige wijze bezig is geweest zijn slachtoffers af te persen om zichzelf op die illegale en strafbare manier een bestaan te verschaffen. Verdachte is heel berekenend te werk gegaan. Dat beeld werd echter door de onderzoekend psycholoog Baneke niet herkend.xlix In het Pieter Baan Centrum (PBC), waar verdachte ondanks zijn weigerachtige houding naartoe is gestuurd, is hij daarom nader onderzocht. Vanwege zijn weigering mee te werken aan het onderzoek kon door onderzoekers van het PBC geen uitspraak gedaan worden over de aanwezigheid van persoonlijkheidsproblematiek en daarmee ook niet over de toerekeningsvatbaarheid. Wel onderschrijft het PBC in haar rapport van 17 juni 2011 hetgeen de rechtbank destijds ter terechtzitting van 3 februari 2011 ook bemerkte, namelijk dat het beeld dat zij van verdachte hebben wezenlijk verschilt van dat in het psychologisch rapport van psycholoog Baneke.
Baneke spreekt van "een identiteitszwakke, faalangstige, kwetsbare, snel geëmotioneerde man, die kampt met aandachtsproblemen, van jongs af aan last heeft van stotteren en niet goed in staat is complexe zaken te overzien" en "men vraagt zich af of betrokkene niet te goed van vertrouwen is en zich niet te gemakkelijk door anderen laat manipuleren. In het contact krijgt men niet de indruk dat hij een leidersfiguur is." Baneke heeft bij verdachte het beeld "van een nog onvolwassen, overenthousiaste, wat ongeduldige, soms angstige gespannen man, die bepaald geen agressieve, ook niet direct een onbetrouwbare indruk maakt. Hij lijkt vol goede bedoelingen, maar ook kwetsbaar, waardoor het zeer wel denkbaar is dat hij zelf (ook) op een of andere manier misleid, gemanipuleerd of onder druk is gezet".
Het PBC rapporteert dat er geen aanwijzingen zijn voor een in het oog springende psychiatrische stoornis en dat de intelligentie van verdachte imponeert als gemiddeld. Verdachte laat zich zien als een rustige, weloverwogen en consequent weigerende observandus, die eerder stevig en onverstoorbaar dan beïnvloedbaar imponeert. "Betrokkene geeft zijn weigering adequaat vorm door niet deel te nemen aan de gezamenlijke activiteiten en de groepsleiding louter voor functionele vragen te benaderen. Des te opmerkelijker is het dat hij door enkele groepsgenoten bij zijn cel wordt bezocht. Hoewel de aard van de contacten niet duidelijk is, wordt wel gesignaleerd dat de betreffende groepsgenoten blijk geven van een zekere gedienstigheid aan verdachte. Zo wordt hem gevraagd wat hij wil eten en wordt hij gewaarschuwd als de telefooncel leeg is", aldus de onderzoekers. Dit roept bij onderzoekers - en bij de rechtbank -, de vraag op of en in hoeverre verdachte een machtspositie heeft. De deskundigen van het PBC hadden graag nader onderzoek willen doen, omdat er vanuit de beschikbare informatie nogal wat aanwijzingen zijn voor persoonlijkheidsproblematiek, met name voor anti-sociale trekken en/of psychopathie. "Zijn leefstijl, met grote schulden en steeds verblijvend bij andere mensen, duidt op parasitair gedrag. Het beeld dat door de slachtoffers wordt geschetst kan ook passen bij psychopathie, omdat hij wordt beschreven als iemand die macht en controle over anderen uitoefent en daarbij geweld niet schuwt. De aard van het gebruikte geweld - indien bewezen - doet bij de onderzoekers bovendien de vraag rijzen of er sprake is van sadisme. Geconcludeerd kan worden dat er op verschillende plekken verschillende beelden van betrokkene bestaan, namelijk dat van de beleefde en vriendelijke idealist, de kwetsbare en beïnvloedbare jongeman en dat van de kille, gewelddadige, manipulatieve machtshebber. Dit roept de vraag op of hij in staat is zich steeds verschillend en in zijn eigen voordeel te presenteren. Ook dergelijk berekend opportunisme zou kunnen passen bij psychopathie", aldus de onderzoekers van het PBC.
De rechtbank heeft, naast haar eigen waarneming ter terechtzitting, de bevindingen van het PBC meegewogen in haar oordeel over de persoon van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank sluit het beeld van de kille, gewelddadige ,manipulatieve machtshebber beter aan bij de bewezenverklaarde feiten dan het beeld van de beleefde en kwetsbare idealist. Nu de rechtbank zich - vanwege de weigerachtige houding van verdachte - geen oordeel kan vormen over de mate waarin verdachte ten tijde van het plegen van deze feiten toerekeningsvatbaar was en of verdachte behandeld zou moeten worden, zal zij verdachte als volledig toerekeningsvatbaar beschouwen en een daarbij passende langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Met een lichtere sanctie dan een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf kan, uit het oogpunt van speciale preventie, niet worden volstaan. Ondanks dat de rechtbank van oordeel is dat het onder 2. tenlastegelegde nietig dient te worden verklaard en zij minder bewezen acht dan de officier van justitie, ziet zij geen aanleiding om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd ten aanzien van alle vijf tenlastegelegde feiten. Het witwassen was, in samenhang bezien met de andere vier feiten, een ondergeschikt feit en heeft naar het oordeel van de rechtbank geen invloed op de op te leggen straf.
6.3.2 Ten aanzien van het beslag
Tijdens het onderzoek is een Renault Megane in beslag genomen. De rechtbank zal, gelet op de partiële nietigheid van de dagvaarding, de bewaring van dit goed gelasten ten behoeve van de rechthebbende.
6.3.3 De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat een deel van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 4. bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden.
Blijkens de vordering heeft benadeelde door de afpersingen, bedreigingen en mishandelingen fysieke en emotionele schade geleden. De benadeelde heeft de vordering van € 12.000,- onderbouwd. De rechtbank is van oordeel dat de ernst van het letsel bij benadeelde deels overeenkomt met het in de Smartengeldgids 2009 genoemde voorbeeld (nr. 1395) van de man die hete olie over zich heen gegoten krijgt, waardoor sprake is van ernstige verminking en psychische schade. De rechtbank neemt daarom dat bedrag van € 6000,- als uitgangspunt. Echter gezien het gegeven dat benadeelde in onderhavige zaak niet eenmalig, maar stelselmatig en gedurende een langere periode is afgeperst en bedreigd en daarbij is verminkt met onder meer hete messen en een strijkijzer en is mishandeld door elektroshocks en traangas, is de rechtbank van oordeel dat de schade is te waarderen op € 8000,-.
De rechtbank zal daarom de vordering toewijzen tot een bedrag van € 8.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade.
Als daarnaast een ander of anderen worden veroordeeld om dezelfde schade te vergoeden, hoeft verdachte alleen het bedrag te betalen dat niet al door of namens die ander is betaald.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Het overige deel van de vordering van de benadeelde partij is niet van zo eenvoudige aard dat dit zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van [slachtoffer 3] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 45, 47, 55, 57, 285, 287, 302 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezengeachte.
8. Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart de dagvaarding ten aanzien van het onder 2. tenlastegelegde nietig.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte is tenlastegelegd onder 4. derde deel van het alternatief/cumulatief tenlastegelegde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.5 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1. primair bewezenverklaarde:
- poging tot doodslag
ten aanzien van het onder 3. en 5. bewezenverklaarde:
- medeplegen van afpersing, meermalen gepleegd
ten aanzien van het onder 4. bewezenverklaarde:
eendaadse samenloop van:
- medeplegen van afpersing
- medeplegen van zware mishandeling
- medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
1 1.00 STK Personenauto [kenteken]
RENAULT MEGANE cabrio 2005 Kl:rood
[nr]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3], namens deze gemachtigde [moeder van slachtoffer 3] wonende op het adres [adres] te [woonplaats] toe tot een bedrag van € 8000,- (achtduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 mei 2006 tot aan de dag van voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer 3] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3], te betalen de som van € 8000,- (achtduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 75 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D. van den Brink, voorzitter,
mrs. S.E. Sijsma en H.M. van Niftrik, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N. Tanoglu, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 juli 2011.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
i In de volgende voetnoten wordt telkens verwezen naar een ambtsedig proces-verbaal opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, tenzij anders vermeld.
ii ZD1001
iii ZD1002
iv ZD1003
v ZD1036-1038
vi ZD1046-1049
vii ZD1042-1044
viii De verklaring van verdachte, zoals vastgelegd in het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Amsterdam van 3 februari 2011
ix ZD1073, ZD1068
x ZD4019-4028
xi De verklaring van verdachte, zoals vastgelegd in het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Amsterdam van 3 februari 2011.
xii ZD4034-4036
xiii ZD4016
xiv ZD4064-4068
xv ZD3001-3003
xvi ZD3030-3037
xvii ZD3004-3021
xviii ZD3048-3066
xix ZD3067-3108
xx ZD3136-3146
xxi ZD3166-3180 ([ex-vriendin 1]), ZD3042-3047 ([slachtoffer 4]), ZD3260-3264 ([slachtoffer 2]), ZD3265-3266 (bevindingen verklaring [getuige 3] en [slachtoffer 3] m.b.t. traangas), ZD3277-3283 ([ex-vriendin 2])
xxii ZD3186-3229
xxiii ZD3230-3238
xxiv ZD3181-3184, ZD3185
xxv ZD3239
xxvi ZD3338-3341
xxvii De verklaring van verdachte, zoals vastgelegd in het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Amsterdam van 3 februari 2011.
xxviii ZD5001-5002
xxix ZD5003-5008, ZD5027-5030
xxx De verklaring van verdachte, zoals vastgelegd in het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Amsterdam van 3 februari 2011.
xxxi ZD1039
xxxii ZD1073
xxxiii ZD1068
xxxiv ZD1104
xxxv ZD118
xxxvi ZD1002
xxxvii De verklaring van verdachte, zoals vastgelegd in het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Amsterdam van 3 februari 2011.
xxxviii ZD4019, ZD5003 en ZD5027
xxxix ZD4034
xl ZD4016
xli ZD4064
xlii ZD5031
xliii ZD3030 en ZD3136
xliv ZD3034
xlv De verklaring van verdachte, zoals vastgelegd in het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Amsterdam van 3 februari 2011.
xlvi ZD3039, ZD2110
xlvii ZD3080
xlviii ZD3265
xlix Rapport van het Pro Justitia psychologisch onderzoek van 9 november 2010, over verdachte opgemaakt door prof. dr. J.J. Baneke, klinisch en forensisch psycholoog