ECLI:NL:RBAMS:2011:BR2619
Rechtbank Amsterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Schorsing van bevriezing van tegoeden van IHH-Nederland wegens onvoldoende bewijs van financiële steun aan Hamas
Op 21 juli 2011 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen Stichting Internationale Humanitaire Hulporganisatie Nederland (verzoekster) en de Minister van Buitenlandse Zaken (verweerder). De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening tegen het besluit van de Minister om de tegoeden van IHH-Nederland te bevriezen. De Minister had deze bevriezing opgelegd op basis van de veronderstelling dat IHH-Nederland financiële steun verleende aan Hamas, door geld over te maken aan haar Duitse zusterorganisatie, die in Duitsland verboden is vanwege haar banden met Hamas.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is dat IHH-Nederland op dit moment geld aan Hamas of aan daaraan verbonden organisaties overmaakt. De Duitse rechter heeft recentelijk het verbod op de Duitse zusterorganisatie geschorst, met de voorwaarde dat deze organisatie geen geld overmaakt aan Hamas. Bovendien is er geen bewijs dat IHH-Nederland via andere routes geld aan Hamas zou overmaken.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toegewezen en het besluit van de Minister geschorst tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op het bezwaar van verzoekster. Tevens is de Minister veroordeeld in de proceskosten tot een bedrag van € 874,- en is de Minister opgedragen het griffierecht van € 302,- aan verzoekster te vergoeden. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.