vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 492410 / KG ZA 11-922 NB/BB
Vonnis in kort geding van 13 juli 2011
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1],
eiseres bij dagvaarding van 20 juni 2011,
advocaat mr. L.M. Ravestijn te Amstelveen,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2],
gedaagde,
in persoon verschenen.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] worden genoemd.
1. De procedure
Ter terechtzitting van 1 juli 2011 heeft [eiseres] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. [gedaagde] heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen. [gedaagde] heeft daarbij verzocht om [eiseres] in de proceskosten te veroordelen en haar tevens te veroordelen in het betalen van een schadevergoeding aan [gedaagde] van EUR 408,= (EUR 150,= voor het opnemen van een vrije dag vermeerderd met EUR 258,= aan griffierecht). Beide partijen hebben producties en pleitnota’s in het geding gebracht. Voor wat betreft de gevorderde vergoeding voor het opnemen van een vrije dag geldt dat een dergelijke vordering bij reconventie moet worden ingediend, hetgeen door een advocaat dient te gebeuren.
Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
Ter zitting waren aanwezig:
Aan de zijde van [eiseres]: [eiseres] met mr. Ravestijn.
Aan de zijde van [gedaagde]: [gedaagde] met haar partner [partner gedaagde].
Tevens was ter zitting aanwezig [contactpersoon], werkzaam bij ACE Charity.
2. De feiten
2.1. ACE Charity, een Spaanse stichting die zich inzet voor zwerfhonden, heeft op enig moment een hondje genaamd Fleka, verder te noemen het hondje, op Marktplaats ter adoptie aangeboden. Het hondje verbleef vanaf 20 april 2011 bij
[opvangster] in België, een aan ACE Charity verbonden opvanggezin (verder te noemen [opvangster]). Nadat [eiseres] met [contactpersoon], de contactpersoon van ACE Charity in Nederland (verder te noemen [contactpersoon]), contact had opgenomen is het hondje door ACE Charity per 1 mei 2011 voor [eiseres] gereserveerd.
2.2. Op 24 april 2011 heeft [gedaagde] tijdens een wandeling met haar partner op het strand van Cadzand [opvangster] met haar opvanghonden ontmoet en het hondje voor het eerst gezien.
2.3. Op 26 april 2011 heeft [gedaagde] per e-mail contact gelegd met [opvangster] en bij [opvangster] kenbaar gemaakt dat zij het hondje graag zou willen hebben maar dat zij haar echtgenoot nog moest overhalen.
2.4. Bij e-maibericht van 27 april 2011 heeft [opvangster] aan [gedaagde] voor zover hier relevant het volgende geschreven:
‘Voor de praktische kant van de zaak, moet je Fleka eerst via de site reserveren, in Nederland gaat dit via [contactpersoon] ([contactpersoon], vzr.), vervolgens vindt er een huisbezoek plaats en wanneer de betaling rond is (250 euro: vergoeding voor de sterilisatie, vlucht naar België, paspoort met chip en inentingen voor binnen- en buitenland), kan ze bij jullie terecht. (…)
Voorwaarde is wel dat het huisbezoek eerst plaatsvindt, (…). Ik stuur deze mail alvast mee door naar [contactpersoon], zo is ze op de hoogte. Maar vergeet niet, eerst reserveren, want anders blijft Fleka open staan voor adoptie !’
2.5. Op 28 april 2011 heeft [gedaagde] contact opgenomen met [contactpersoon] en haar wens om het hondje te adopteren kenbaar gemaakt. Op die dag heeft zij aan [contactpersoon] per e-mail onder meer het volgende geschreven:
‘Daar ben ik weer, ik denk dat je ondertussen al begrepen hebt dat ik helemaal voor Fleka wil gaan, maar mijn man nog moet overhalen! Wat kan ik doen op toch een optie te nemen op deze schattige dame?
Fleka woont in Belgie en ik in [woonplaats 2], kunnen we voor een huisbezoek al een afspraak maken?
Diezelfde dag heeft [gedaagde] aan [contactpersoon] nog een e-mail gezonden met als onderwerp ‘Fleka is bijna van mij’. In die e-mail heeft [gedaagde] [contactpersoon] op de hoogte gebracht van haar thuissituatie en de acties die zij heeft ondernomen om tot adoptie van het hondje te kunnen overgaan.
2.6. Bij e-mailbericht van 1 mei 2011 heeft [opvangster] aan [gedaagde] het volgende geschreven:
‘Ik zag net dat Fleka voor Nederland gereserveerd staat. Bij jou?’
[gedaagde] heeft daarop als volgt gereageerd:
‘Ohneeee……..ik schrik hier echt van, ik ga [contactpersoon] weer even bellen, ze heeft nog niet gereageerd op mijn mail, misschien ben ik het wel onder voorbehoud, ik hoop het zo!
Met [partner gedaagde] ben ik er nog steeds niet uit, (…)’
Vervolgens heeft [opvangster] op 2 mei 2011 aan [gedaagde] geschreven:
‘Ik heb een mailtje gekregen van een Nederlandse dame die Fleka gereserveerd heeft via [contactpersoon].’
2.7. Bij e-mailbericht van 3 mei 2011 heeft [gedaagde] aan [contactpersoon] en [opvangster] het volgende geschreven:
‘Ik heb vreselijk goed nieuws. Fleka mag bij ons komen wonen.
(...)
Bij deze wil ik Fleka reserveren!’
Op deze mail heeft [contactpersoon] op 3 mei 2011 als volgt gereageerd:
‘Het is idd heel goed nieuws maar ik moet je ook vreselijk teleurstellen want Fleka is inmiddels gereserveerd voor een ander gezin. (…)’
2.8. Bij e-mailbericht van 4 mei 2011 heeft [gedaagde] aan [eiseres] gevraagd of [eiseres] bereid is om haar reservering te annuleren, zodat [gedaagde] het hondje alsnog in reservering kan nemen. Hierop is [eiseres] niet ingegaan.
2.9. Na afronding van het adoptieproces is op 6 mei 2011 tussen ACE Charity en [eiseres] een adoptieovereenkomst gesloten. De overeenkomst is aan de zijde van ACE Charity getekend door [contactpersoon]. Vervolgens heeft [eiseres] contact opgenomen met [opvangster] om een afspraak te maken voor het ophalen van het hondje. Deze afspraak is gemaakt voor 16 mei 2011.
2.10. Op 10 mei 2011 heeft [gedaagde] bij [opvangster] een van de site van ACE Charity gedownloade adoptieovereenkomst getekend. [opvangster] heeft die overeenkomst namens ACE Charity ondertekend. Vervolgens heeft [gedaagde] EUR 250,= aan ACE Charity overgemaakt en is het hondje (met haar Spaanse paspoort) door [opvangster] aan [gedaagde] meegegeven. [gedaagde] heeft aan het hondje de naam Chippie gegeven.
2.11. In een op 14 mei 2011 getekende verklaring heeft de president van ACE Charity verklaard dat het hondje na goedkeuring van het huisbezoek ter adoptie is toegezegd aan [eiseres], dat [eiseres] op 9 mei 2011 tot betaling is overgegaan en dat het hondje aan [eiseres] dient te worden afgegeven. Verder staat in de verklaring dat [gedaagde] ervan op de hoogte was dat het hondje niet aan haar zou worden toegewezen en dat zij het in samenspraak met [opvangster] willens en wetens heeft verduisterd.
2.12. Zowel tegen [gedaagde] als [opvangster] is bij de politie aangifte van verduistering gedaan. Het door [gedaagde] aan ACE Charity overgemaakte bedrag van EUR 250,= is door ACE Charity teruggestort.
3.1. [eiseres] vordert -samengevat- [gedaagde] op straffe van een dwangsom te bevelen tot afgifte van het hondje aan [eiseres] binnen 24 uur na betekening van dit vonnis, met machtiging van [eiseres] om de afgifte zo nodig op kosten van [gedaagde] te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm. Verder vordert [eiseres] [gedaagde] op straffe van een dwangsom te bevelen zich (na afgifte van de hond) te onthouden van iedere bemoeienis met het hondje en/of [eiseres] en zich te onthouden van iedere poging of activiteit -op welke manier dan ook- tot het leggen van contact of het anderszins zich (trachten) te bemoeien met de opvoeding van en de zorg voor de hond. Ten slotte vordert [eiseres] om [gedaagde] in de proceskosten te veroordelen.
3.2. [eiseres] heeft daartoe gesteld, kort gezegd, dat zij het hondje eerder dan [gedaagde] heeft gereserveerd. In dit verband heeft zij te kennen gegeven dat [gedaagde] mogelijk eerder haar interesse voor het hondje heeft getoond maar dat een reservering pas tot stand kan komen met toestemming van [contactpersoon]. [contactpersoon] is volgens [eiseres] echter niet tot reservering voor [gedaagde] overgegaan omdat binnen het gezin van [gedaagde] nog geen overeenstemming bestond over het adopteren van het hondje. Op het moment dat [gedaagde] op 3 mei 2011 aan [contactpersoon] meldde dat de overeenstemming er inmiddels wel was en zij het hondje wenste te reserveren, was het reeds op 1 mei 2011 gereserveerd voor [eiseres]. Na reservering is de adoptieprocedure verder doorlopen, hetgeen op
6 mei 2011 heeft geresulteerd in de adoptieovereenkomst van [eiseres]. Volgens [eiseres] is zij vanaf dat moment de eigenaar van het hondje. Naar de mening van [eiseres] was [gedaagde] volledig op de hoogte van de adoptie door [eiseres] en heeft zij zich willens en wetens in samenwerking met [opvangster] het hondje toegeëigend. Door het hondje zonder recht of titel onder zich te houden handelt [gedaagde] onrechtmatig jegens [eiseres].
3.3. [gedaagde] heeft verweer gevoerd. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat zij er steeds vanuit is gegaan dat zij het hondje had gereserveerd vanaf het moment dat zij zich op 26 april 2011 bij [opvangster] en op 28 april 2011 bij [contactpersoon] had gemeld met interesse voor het hondje. Volgens [gedaagde] was zij er vanaf 1 mei 2011 wel van op de hoogte dat [eiseres] het hondje (ook) had gereserveerd maar wist zij niet van de adoptieovereenkomst die vervolgens tussen ACE Charity en [eiseres] tot stand was gekomen. Naar haar mening is zij dan ook geheel te goeder trouw het hondje op 10 mei 2011 bij [opvangster] gaan ophalen. In dit verband heeft zij verklaard dat [opvangster] een medewerkster van ACE Charity was die vaker adoptieovereenkomsten ondertekende.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Omdat in dit geval sprake is van een procedure waarin een voorlopige voorziening wordt gevorderd, zal de voorzieningenrechter artikel 127a lid 1 en lid 2 Rv - waarin is bepaald dat aan het niet tijdig betalen van het griffierecht consequenties worden verbonden - buiten beschouwing laten. Toepassing van deze bepaling zou immers, gelet op het belang van één of beide partijen bij de toegang tot de rechter, leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
4.2. Nu de vordering is gebaseerd op het onrechtmatig handelen van [gedaagde], bestaande uit het weigeren om het hondje aan [eiseres] af te geven en zowel [gedaagde] en [eiseres] in Nederland woonachtig zijn, is Nederlands recht van toepassing.
4.3. [eiseres] heeft zich op het standpunt gesteld dat zij vanaf 6 mei 2011 eigenaar is geworden van het hondje. Volgens haar heeft zij het hondje het eerste bij ACE Charity gereserveerd en vervolgens de adoptieprocedure doorlopen. Volgens [gedaagde] is zij om diezelfde reden eigenaar van het hondje.
Vooropgesteld wordt dat het, gelet op de stukken en hetgeen partijen ter zitting naar voren hebben gebracht, de voorzieningenrechter niet aannemelijk voorkomt dat het standpunt van [gedaagde] het juiste is. Daarbij is in aanmerking genomen dat, zoals [opvangster] reeds op 27 april 2011 (2.4) aan [gedaagde] kenbaar heeft gemaakt, een reservering van een hondje alleen via [contactpersoon] kan plaatsvinden en [contactpersoon] op geen enkel moment aan [gedaagde] heeft toegezegd dat het hondje voor haar gereserveerd was. Uit de omstandigheid dat, zoals [gedaagde] heeft gesteld, zij op haar e-mails van 28 april 2011 nooit een reactie van [contactpersoon] heeft gekregen had [gedaagde] in ieder geval niet de conclusie mogen trekken dat de reservering rond was. [contactpersoon] heeft in dit verband verklaard dat alleen tot reservering kan worden overgegaan indien het gehele gezin akkoord gaat met de adoptie en dat daar in het geval van [gedaagde] geen sprake van was. Op het moment dat [gedaagde] op 3 mei 2011 (2.7) liet weten dat zij het in haar gezin geregeld had en het hondje wilde reserveren was het hondje al gereserveerd voor [eiseres], hetgeen haar terstond is meegedeeld. Voorshands wordt er dan ook vanuit gegaan dat het hondje door [eiseres] eerder was gereserveerd. Daarnaast is, als er al vanuit kan worden gegaan dat [opvangster] bevoegd was voor ACE Charity het adoptiecontract met [gedaagde] te sluiten, dit contract van latere datum dan het adoptiecontract dat ACE Charity met [eiseres] heeft gesloten.
4.4. Gelet op de verklaring van 14 mei 2011 van de president van ACE Charity waarin wordt verzocht om tot afgifte van het hondje aan [eiseres] (2.11), kan er verder van worden uitgegaan dat ACE Charity het standpunt van [eiseres], dat zij eigenaar van het hondje is geworden, deelt. Dat Ace Charity dit standpunt van [eiseres] deelt, is ook niet weersproken door [gedaagde]. Dit betekent dat het hondje kennelijk longa manu, dat wil zeggen terwijl het door een derde (hier [opvangster]) gehouden werd, door ACE Charity aan [eiseres] is geleverd toen de adoptieovereenkomst op 6 mei 2011 werd getekend en daar mededeling van werd gedaan aan [opvangster]. Vanaf dat moment is [opvangster] het hondje voor [eiseres] gaan houden en is [eiseres] gerechtigd om het hondje bij [gedaagde] te revindiceren. [opvangster] was als houder immers niet bevoegd om het hondje aan [gedaagde] over te doen en [gedaagde] wordt tegen deze beschikkingsonbevoegdheid van [opvangster] niet beschermd omdat zij op het moment dat het hondje aan haar werd overgedragen (op 10 mei 2011) wist dat [opvangster] het hondje niet voor zichzelf hield maar voor een (andere) adoptant.
4.5. Hoewel begrijpelijk is dat het voor [gedaagde] moeilijk zal zijn om het hondje, dat inmiddels ruim twee maanden bij haar is, af te staan brengt het voorgaande met zich dat [gedaagde] het hondje aan [eiseres] zal moeten afgeven. De gevorderde dwangsom zal als na te melden worden beperkt.
4.6. Nu aan de veroordeling tot afgifte een dwangsom wordt verbonden en dit als voldoende prikkel wordt gezien om de veroordeling na te komen, wordt [eiseres] niet gemachtigd om de afgifte te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm.
4.7. Het gevorderde contactverbod is niet toewijsbaar. Voor het toewijzen van een dergelijke maatregel moet sprake zijn van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die zo’n verbod rechtvaardigen. Dergelijke omstandigheden zijn gesteld noch gebleken.
4.8. [gedaagde] zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding EUR 81,31
- griffierecht 258,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal EUR 1.155,31
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. veroordeelt [gedaagde] om het hondje binnen 24 uur na betekening van dit vonnis aan [eiseres] af te geven,
5.2. veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van EUR 250,= voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de in 5.1 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van EUR 25.000,= is bereikt,
5.3. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op EUR 1.155,31,
5.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.C.H. Blankevoort, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. B.P.W. Busch, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2011.