Parketnummer: 13/664056-10 (PROMIS)
Datum uitspraak: 14 juli 2011
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1946,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
30 juni 2011.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. H.J. Hart en van hetgeen door de verdachte en haar raadsman mr. S. Bharatsingh naar voren is gebracht.
Aan verdachte is tenlastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding zoals deze ter terechtzitting is gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging luidt als volgt.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat
zij op één of meer tijdstippen gelegen in de periode van 13 augustus 2007 tot en met 10 december 2008 te Hilversum en/of Bussum en/of Uithoorn, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk (een) (gira(a)l(e)) geldbedrag(en) van (in totaal ongeveer) 130.345,28 euro, in elk geval (telkens) enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan de vereniging (met volledige rechtsbevoegdheid) Afdeling Bussum, Hilversum, Huizen en omgeving van het Nederlandse Rode Kruis (later geheten Het Nederlandse Rode Kruis/Afdeling Gooistreek) en/of de vereniging (met volledige rechtsbevoegdheid) Het Nederlandse Rode Kruis, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) geldbedrag(en) en/of goed(eren) verdachte (telkens) onder zich had in haar hoedanigheid van secretaris, althans bestuurder van de Afdeling Bussum, Hilversum, Huizen en omgeving van het Nederlandse Rode Kruis (later geheten Het Nederlandse Rode Kruis/Afdeling Gooistreek), in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, (telkens) wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
zij in of omstreeks de periode van 13 augustus 2007 tot en met 10 december 2008 te Hilversum en/of Bussum en/of Uithoorn, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (een) (gira(a)l(e)) geldbedrag(en) van (in totaal ongeveer) 130.345,28 euro, in elk geval (telkens) enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de vereniging (met volledige rechtsbevoegdheid) Afdeling Bussum, Hilversum, Huizen en omgeving van het Nederlandse Rode Kruis (later geheten Het Nederlandse Rode Kruis/Afdeling Gooistreek) en/of de vereniging (met volledige rechtsbevoegdheid) Het Nederlandse Rode Kruis, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen geldbedrag(en) en/of goed(eren) onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten middels een Rabobankpas en/of een Postbankpas, althans een bankpas (met bijbehorende pincode(s)), en/of middels (een) inlogcode(s) en/of overschrijvingskaart(en), tot het gebruik waarvan verdachte met dat doel niet gerechtigd was.
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
3. Waardering van het bewijs
3.1. Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden dat verdachte in de tenlastegelegde periode van de rekeningen van het Nederlandse Rode Kruis geldopnamen, aankopen en overschrijvingen ten behoeve van zichzelf heeft gedaan. Omdat verdachte dit heeft gedaan in haar hoedanigheid van bestuurslid van het Nederlandse Rode Kruis, is sprake van verduistering door een beheerder van een instelling van weldadigheid zoals bedoeld in artikel 323 van het Wetboek van Strafrecht.
3.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte een deel van de geldopnames die zij heeft verricht, niet voor zichzelf heeft gehouden, maar wel degelijk heeft besteed aan betalingen voor het Nederlandse Rode Kruis. Deze bedragen heeft zij zich dus niet wederrechtelijk toegeëigend. Voorts heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de gedragingen van verdachte niet gekwalificeerd dienen te worden als verduistering, maar als diefstal.
3.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat bij haar beoordeling van de tenlastelegging uit van de volgende redengevende feiten en omstandigheden, die zijn vervat in de bewijsmiddelen waarnaar in de voetnoten wordt verwezen.
Verdachte was vanaf 2006 bestuurslid van de toenmalige afdeling Bussum, Hilversum, Huizen, later geheten de Afdeling Gooistreek, van het Nederlandse Rode Kruis (hierna: het Nederlandse Rode Kruis). In 2007 heeft zij enkele werkzaamheden van de penningmeester overgenomen. Om deze werkzaamheden te kunnen verrichten, kreeg zij onder meer de beschikking over bankpassen met bijbehorende pincodes, behorend bij de bankrekeningen van het Nederlandse Rode Kruis. Met deze bankpassen heeft verdachte voor zichzelf aankopen gedaan, betalingen verricht en geld opgenomen. Uit de rekeningafschriften van het Nederlandse Rode Kruis blijkt dat er in de periode van 13 augustus 2007 tot en met 10 december 2008 diverse aankopen zijn gedaan en dat in totaal 112 geldopnames zijn verricht, waarbij meestal een bedrag van 1000 euro werd opgenomen. Verdachte heeft al deze rekeningafschriften met de politie doorgenomen en heeft daarbij aangegeven welke aankopen privéaankopen waren. Ook heeft zij verklaard dat zij het opgenomen geld telkens voor zichzelf heeft gehouden. Ter terechtzitting heeft verdachte dit bevestigd. Uit het rapport ter berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel is gebleken dat verdachte hiermee een voordeelsbedrag van in totaal 130.345,28 euro heeft behaald. Het Nederlandse Rode Kruis heeft verdachte geen toestemming gegeven voor de door verdachte verrichtte bestedingen en heeft aangifte gedaan van wederrechtelijke onttrekking aan zijn fondsen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich in de tenlastegelegde periode geldbedragen van in totaal 130.345,28 euro, toebehorend aan het Nederlandse Rode Kruis, wederrechtelijk heeft toegeëigend. De stelling van de raadsman dat verdachte zich een deel van deze geldbedragen niet wederrechtelijk heeft toegeëigend, omdat zij deze niet voor zichzelf heeft gehouden, maar aan betalingen voor het Nederlandse Rode Kruis heeft besteed, volgt de rechtbank niet. De berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel is immers gebaseerd op de geldbedragen waarvan verdachte heeft aangegeven dat zij deze voor zichzelf heeft gehouden. De bedragen waarvan verdachte heeft aangegeven dat deze deels voor privédoeleinden en deels ten behoeve van Nederlandse Rode Kruis waren, zijn in de berekening voor de helft meegenomen en in geval van twijfel zijn de bedragen in het voordeel van verdachte in het geheel niet meegenomen.
Omdat verdachte als bestuurslid beschikte over de bankpassen van de rekeningen van het Nederlandse Rode Kruis, het haar was toegestaan om daarvan gebruik te maken en zij de door haar toegeëigende geldbedragen dus in haar hoedanigheid van bestuurslid onder zich had, is de rechtbank, anders dan de raadsman, van oordeel dat sprake is van verduistering. Omdat het Nederlandse Rode Kruis een instelling van weldadigheid is en verdachte de geldbedragen als beheerder van deze instelling onder zich had, is bovendien voldaan aan de delictsbestanddelen van artikel 323 van het Wetboek van Strafrecht. Gelet daarop acht de rechtbank het eerste deel van het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Aan het anders of meer tenlastegelegde komt de rechtbank niet meer toe.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op tijdstippen gelegen in de periode van 13 augustus 2007 tot en met 10 december 2008 in Nederland telkens opzettelijk girale geldbedragen van in totaal 130.345,28 euro, die toebehoorden aan de vereniging (met volledige rechtsbevoegdheid) Afdeling Bussum, Hilversum, Huizen en omgeving van het Nederlandse Rode Kruis (later geheten Het Nederlandse Rode Kruis/Afdeling Gooistreek) en/of de vereniging (met volledige rechtsbevoegdheid) Het Nederlandse Rode Kruis, en welke geldbedragen verdachte telkens onder zich had in haar hoedanigheid van bestuurder van de Afdeling Bussum, Hilversum, Huizen en omgeving van het Nederlandse Rode Kruis (later geheten Het Nederlandse Rode Kruis/Afdeling Gooistreek), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in haar verdediging geschaad.
5. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straffen
7.1. Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van
12 maanden, met aftrek van voorarrest, dat de op de beslaglijst onder de nummers 1 tot en met 4 genoemde voorwerpen zullen worden teruggegeven aan de rechthebbenden en dat het onder nummer 5 op de beslaglijst genoemde voorwerp verbeurd verklaard zal worden. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een schadevergoedingsmaatregel ter hoogte van 130.345,28 euro zal worden opgelegd ten behoeve van het Nederlandse Rode Kruis.
7.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft de rechtbank verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de leeftijd van verdachte en met het feit dat het een chaos was bij het Nederlandse Rode Kruis en dat verdachte daardoor bij haar taak als bestuurder slecht is begeleid. Gelet op deze omstandigheden is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf volgens de raadsman niet op zijn plaats, maar dient verdachte veroordeeld te worden tot een werkstraf. Voorts heeft de raadsman de rechtbank verzocht om verdachte niet de door de officier van justitie gevorderde schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft in haar hoedanigheid van bestuurslid van het Nederlandse Rode Kruis in een periode van zestien maanden een zeer groot geldbedrag verduisterd. Zij heeft vele malen de bankpassen van het Nederlandse Rode Kruis misbruikt om betalingen ten behoeve van zichzelf te doen. Keer op keer schaadde zij het vertrouwen dat het Nederlandse Rode Kruis in haar als bestuurder gesteld had. Het Nederlandse Rode Kruis is een noodhulp organisatie, met als doel het helpen van mensen van wie het leven, de gezondheid, het welzijn of de waardigheid wordt bedreigd. Met behulp van vrijwilligers en het geld van goedwillende burgers wordt getracht deze doelstelling te bereiken. Door haar handelen heeft verdachte ervoor gezorgd dat het ingezamelde geld niet gebruikt kon worden waarvoor het was bestemd, te weten hulp aan mensen in nood. Zij heeft louter oog gehad voor haar persoonlijke financiële gewin. Verdachte heeft door haar handelen voorts het vertrouwen geschaad dat het publiek heeft in goede doelenorganisaties in het algemeen en in het Nederlandse Rode Kruis in het bijzonder.
Uit het Uittreksel uit de Justitiële Documentatie betreffende verdachte blijkt dat zij in 2003 voor uitkeringsfraude is veroordeeld tot een werkstraf. Deze veroordeling heeft verdachte er niet van weerhouden zich wederom aan een vermogensmisdrijf schuldig te maken.
Gelet op alle bovengenoemde omstandigheden ziet de rechtbank geen aanleiding om bij de straftoemeting in het voordeel van verdachte af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd. Ook het feit dat het een chaos was bij het Nederlandse Rode Kruis en dat verdachte daardoor bij haar taak als bestuurder slecht is begeleid, zoals door de raadsman is gesteld, geeft hiertoe geen aanleiding.
Het in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een halsketting, dat aan verdachte toebehoort, dient te worden verbeurd verklaard en is daarvoor vatbaar, aangezien dat voorwerp door middel van het bewezen geachte is verkregen.
Overwegingen ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel
Ter terechtzitting is gebleken dat in een civiele procedure de vordering van het Nederlandse Rode Kruis op verdachte tot een bedrag van 160.000 euro is toegewezen. Gelet op dit vonnis, op de capabele verhaalsmogelijkheden van het Nederlandse Rode Kruis, het feit dat het Nederlandse Rode Kruis zich niet heeft gevoegd in deze strafrechtelijke procedure en het feit dat het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel gelet op de financiële positie van verdachte in het onderhavige geval hoogstwaarschijnlijk zal leiden tot de executie van de vervangende hechtenis, ziet de rechtbank anders dan de officier van justitie geen aanleiding om verdachte een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 57 en 323 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Verduistering gepleegd door beheerders van instellingen van weldadigheid, ten opzichte van enig goed dat zij als zodanig onder zich hebben, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de teruggave aan de rechthebbende van:
1 2.00 STK Kassabon
-
(52663)
2 2.00 STK Kassabon
-
(52627)
3 4.00 STK Kassabon
-
(52633)
4 4.00 STK Bon
-
52638; kassabonnen
5 1.00 STK Halsketting
-
86373 waarden 310,00 euro
Dit vonnis is gewezen door
mr. D. van den Brink, voorzitter,
mrs. B. van Berge Henegouwen en B.T. Beuving, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.R. Starreveld, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 juli 2011.