vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
zaaknummer / rolnummer: 469649 / HA ZA 10-2936
[A]
h.o.d.n. PRIMERA [A] / HEKSENWIEL,
wonende te --,
eiser,
advocaat mr. N.J. Clement te ‘s-Hertogenbosch,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PAYZONE BENELUX B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. L.M.M. van der Weerden te Arnhem.
Partijen zullen hierna [A] en Payzone genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 26 augustus 2010, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het tussenvonnis van 24 november 2010 waarin een comparitie van partijen is bepaald;
- het proces-verbaal van comparitie van 3 maart 2011, met bijlage.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Payzone, voorheen genaamd Alphyra Benelux B.V., is een leverancier van pinautomaten. Zij biedt daarnaast bijbehorende service- en onderhoudsdiensten aan.
2.2. Payzone is op 27 maart 2007 een overeenkomst aangegaan met de Coöperatie Primera B.A. (hierna: de coöperatie) met betrekking tot het leveren van elektronische betaalsystemen en het verlenen van servicewerkzaamheden (hierna: de overeenkomst). De coöperatie is een samenwerkingsverband van zelfstandige eigenaren van Primera-winkels.
2.3. In de overeenkomst staat onder meer vermeld:
“(…)
De service level agreement (SLA) :
De SLA die wordt overeengekomen is Excellent 24 Uur in combinatie met eerste lijn support vanuit [B] Software in Montfoort. De SLA wordt aangegaan voor een periode van 5 jaar. (…)
1. [B] meldt alle storingen aan ePoint betaalapparatuur aan Alphyra die betrekking hebben op de betaalautomaat tot en met de driver in de kassa applicatie (domein Alphyra) (…)
2. Na melding door [B] treedt een vaste doorlooptijd van 1 uur voor response vanuit Alphyra naar de Primera ondernemer in werking.
3. (…) Indien de pinapparatuur niet operationeel is binnen de gestelde tijd behoudt Coöperatie Primera het recht het servicecontract met onmiddellijke ingang te ontbinden als Alphyra haar servicediensten niet nakomt bij meer dan 10% van alle gemelde storingen te meten over een periode van 3 maanden. (…)
Tarieven :
Op deze overeenkomst zijn de volgende tarieven van toepassing :
1. De totale projectsom voor de producten en diensten zoals beschreven in deze overeenkomst bedraagt EURO 460.000 excl. BTW. Alle te leveren producten en diensten worden gefactureerd aan het hoofdkantoor van Primera.
(…)
Facturatie en betaling :
(…) Het service level agreement wordt per jaar vooruit gefactureerd. (…) Facturen worden verstuurd naar het hoofdkantoor van Primera.
(…)
Bijlagen :
(1) Tariefopbouw
(2) Algemene voorwaarden Alphyra Benelux BV
2.4. In de algemene voorwaarden van Payzone (hierna: de algemene voorwaarden) staat onder meer vermeld:
“(…)
Artikel 11 Reclames
11.1 Alle andere reclames terzake van gebreken of tekortkomingen dan die waarop artikel 5.5 doelt, dienen uiterlijk binnen veertien dagen na ontdekking van die gebreken of tekortkomingen of nadat deze ontdekt hadden kunnen zijn, doch (…), voor wat betreft de Services [het – onder meer – verhelpen van storingen; rb], uiterlijk een (1) maand na de dag waarop met uitvoering van de overeengekomen Services is begonnen, schriftelijk aan Leverancier [Payzone; rb] te worden gemeld onder opgave van het/ de hoegenaamd gebrekkige goed/goederen of Service/Services, een deugdelijke beschrijving van het gebrek en het betreffende factuurnummer. (…) Na het verstrijken van deze termijn wordt de Klant geacht (…) de verrichte Service/Services (…) te hebben goedgekeurd. Alsdan worden reclames niet meer door Leverancier in behandeling genomen en vervalt elke aanspraak van Klant jegens Leverancier terzake.
(…)
Artikel 12 Garantie en Aansprakelijkheid
(…)
12.7 Indien Leverancier om welke reden ook geen beroep kan doen op het bepaalde in artikel 12.6 geldt voor wat betreft de aansprakelijkheid van Leverancier voor directe schade die Klant heeft geleden dat de totale aansprakelijkheid van Leverancier jegens Klant uit hoofde van de met Klant gesloten overeenkomst in geen enkel geval hoger is dan het laagste van de volgende twee bedragen: Euro 50.000,-- (vijftigduizend Euro) of het bedrag dat gelijk is aan de het totaalbedrag dat op het orderformulier of in de overeenkomst staat vermeld, tenzij die betreffende directe schade veroorzaakt is door de opzet of grove schuld van Leverancier of haar leidinggevende weknemers. In geen geval is Leverancier echter aansprakelijk voor enige indirecte of gevolgschade (…) tenzij die betreffende schade is veroorzaakt door de opzet of grove schuld van Leverancier of haar leidinggevende werknemers.
(…)”
2.5. Payzone heeft in 2008 twee pinautomaten geïnstalleerd in de Primera-winkel Heksenwiel te Breda (hierna: het filiaal Heksenwiel) van de vennootschap onder firma [C]’s tabakspeciaalzaak v.o.f. Deze vennootschap onder firma werd gedreven door [C] en [D] (hierna gezamenlijk aan te duiden als: [C]).
2.6. [A] heeft op 1 januari 2009 het filiaal Heksenwiel, inclusief de pinautomaten, overgenomen van [C].
2.7. Op 5 november 2009 heeft een storing plaatsgevonden aan één van de twee pinautomaten van het filiaal Heksenwiel. Een monteur van Payzone heeft de storing diezelfde dag verholpen, met dien verstande dat de pinautomaat bij het configureren/instellen ervan abusievelijk is gekoppeld aan de bankrekening van [C]. Hierdoor zijn alle pinbetalingen verricht met de betreffende automaat in de periode van 5 november 2009 tot en met 1 februari 2010 op de bankrekening van [C] gestort, in totaal een bedrag van EUR 147.645,99.
2.8. Op 1 februari 2010 heeft [A], nadat zijn boekhouder op 29 januari 2010 constateerde dat slechts betalingen van één pinautomaat op de bankrekening van [A] waren bijgeschreven, contact opgenomen met onder meer Payzone. Payzone heeft hierna op 2 februari 2010 de koppeling met de bankrekening van [C] ongedaan gemaakt en op 3 februari 2010 [C] ge-e-maild met het verzoek om het bedrag van EUR 147.645,99 terug te storten.
2.9. Bij brieven van 12 februari 2010 en 11 juni 2010 heeft [A] Payzone aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden schade als gevolg van de onjuiste configuratie van de pinautomaat.
2.10. Payzone heeft, op grond van een tussen haar en [A] gesloten overeenkomst van lastgeving van 19 februari 2010, conservatoir (derden)beslag doen leggen en een kortgedingprocedure gevoerd tegen [C]. Bij vonnis van 12 april 2010 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Breda [C] veroordeeld tot betaling aan Payzone van EUR 150.487,99 in hoofdsom. De executie van het vonnis heeft niet tot enige betaling geleid.
2.11. Op 29 juni 2010 is [C] in staat van faillissement verklaard.
3. Het geschil
3.1. [A] vordert na wijziging van eis ter comparitie – samengevat – Payzone te veroordelen tot betaling van EUR 147.645,99 in hoofdsom, te vermeerderen met primair de door [A] aan zijn bank verschuldigde vertragingsrente van 14% per jaar en subsidiair de wettelijke (handels)rente. Daarnaast vordert [A] Payzone te veroordelen tot betaling van EUR 2.842,00 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met wettelijke rente. Voorts vordert [A] primair de algemene voorwaarden te vernietigen, nu ze niet ter hand zijn gesteld en/of geaccepteerd, subsidiar artikelen 11.1 en 12.7 van de algemene voorwaarden te vernietigen, nu ze onredelijk bezwarend zijn, en meer subsidair een beroep van Payzone op de algemene voorwaarden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar te oordelen.
3.2. [A] legt hieraan – zakelijk weergegeven – het volgende ten grondslag.
Door een fout van Payzone is een aan [A] toekomend bedrag van EUR 147.645,99 verdwenen. Payzone is hierdoor toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van haar veplichtingen uit hoofde van een tussen haar en [A] gesloten serviceovereenkomst. [A] had met deze fout van Payzone geen rekening hoeven houden, aangezien het een gesloten en veilig systeem betreft en hij niet is gewezen op het risico dat dit zich zou kunnen voordoen. Payzone dient de door [A] geleden schade dan ook te vergoeden. Payzone kan zich niet beroepen op de algemene voorwaarden.
3.3. Payzone voert verweer.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Niet ter discussie staat dat als gevolg van een fout van een monteur van Payzone de pinautomaat van [A] aan de bankrekening van [C] is gekoppeld en dat vervolgens op die bankrekening een bedrag van EUR 147.645,99 is gestort dat aan [A] toekomt. Payzone betwist echter op verschillende gronden tot vergoeding van de door [A] geleden schade gehouden te zijn. Zij beroept zich allereerst op de artikelen 11 en 12 van de algemene voorwaarden. [A] voert daartegen aan dat Payzone zich om meerdere redenen niet op deze artikelen kan beroepen.
Afzonderlijke serviceovereenkomst
4.2. [A] heeft allereerst aangevoerd dat sprake is van een afzonderlijke serviceovereenkomst tussen hem en Payzone. Volgens hem blijkt het bestaan van die afzonderlijke overeenkomst uit het feit dat alle communicatie over storingsservice plaatsvindt met Payzone. [A] heeft evenwel niet duidelijk gemaakt hoe de overeenkomst tot stand zou zijn gekomen en wat de inhoud van de overeenkomst precies zou zijn. Daarbij is van belang dat niet ter discussie staat dat [A] jaarlijks aan de coöperatie een bedrag betaalt om gebruik te kunnen maken van de storingsservice van Payzone, hetgeen niet wijst op een rechtstreekse relatie. Het bestaan van een serviceovereenkomst tussen Payzone en [A] is derhalve niet komen vast te staan.
4.3. Volgens Payzone bevat de overeenkomst een derdenbeding en heeft [A] door een beroep te doen op de storingsservice van Payzone het derdenbeding aanvaard. Hierdoor is [A] partij bij die overeenkomst en dient hij de algemene voorwaarden, die onderdeel uitmaken van de overeenkomst, tegen zich te laten gelden.
4.4. Voor het aannemen van een door Payzone bepleit derdenbeding als bedoeld in artikel 6:253 Burgerlijk Wetboek (BW) is vereist dat de overeenkomst voor [A] het recht schept om een prestatie van Payzone te vorderen en dat [A] dit beding heeft aanvaard. [A] betwist dat hiervan sprake is en wijst erop dat hij onbekend is met de overeenkomst en (derhalve) ook het vermeende derdenbeding. De rechtbank is van oordeel dat Payzone haar verweer dat sprake is van een derdenbeding onvoldoende heeft onderbouwd. Payzone voert weliswaar aan dat [A] rechtstreeks aanspraak kan maken op servicewerkzaamheden uit de overeenkomst, maar dit blijkt niet uit de overeenkomst zelf. Uit de tekst van de overeenkomst blijkt veeleer het tegendeel. Op grond van de overeenkomst heeft immers de coöperatie het recht te ontbinden als Payzone haar servicediensten niet nakomt bij meer dan 10% van de gemelde storingen en dient de coöperatie de uit hoofde van de overeenkomst verschuldigde vergoeding aan Payzone te voldoen. Het enkele feit dat Payzone rechtstreeks met de Primera-winkeliers communiceert, is als zodanig onvoldoende om een derdenbeding aan te nemen. Gelet op voormelde omstandigheden is niet komen vast te staan dat de overeenkomst voor [A] rechtstreeks het recht schept de service van Payzone te vorderen. Het verweer van Payzone dat sprake is van een derdenbeding wordt daarom verworpen.
Toepasselijkheid algemene voorwaarden en derdenwerking
4.5. Payzone heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat de algemene voorwaarden, meer in het bijzonder artikelen 11 en 12, derdenwerking hebben ten opzichte van [A]. [A] betwist het bestaan van derdenwerking en voert daartoe een aantal argumenten aan.
4.6. [A] stelt allereerst dat tussen Payzone en de coöperatie geen algemene voorwaarden zijn overeengekomen en verwijst daarbij naar een vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 6 januari 2010 (NJF 2010, 472). Bij de beantwoording van de vraag of de algemene voorwaarden van toepassing zijn, dienen de maatstaven te worden aangelegd die in het algemeen gelden bij de totstandkoming van overeenkomsten. De toepasselijkheid van algemene voorwaarden kan aldus worden aangenomen indien zij door Payzone is voorgesteld en door de coöperatie is aanvaard, waaronder begrepen het geval dat de coöperatie het gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt met de toepasselijkheid in te stemmen. Deze aanvaarding of schijn van aanvaarding kan ook uit een stilzwijgen van de coöperatie worden afgeleid. Hierbij is het niet noodzakelijk dat de coöperatie de inhoud van de algemene voorwaarden kent. Voldoende is dat voor of bij het sluiten van de overeenkomst naar de algemene voorwaarden wordt verwezen. Payzone voert aan dat de algemene voorwaarden wel degelijk zijn overeengekomen en als bijlage bij de overeenkomst zijn bijgesloten. Gegeven de gemotiveerde betwisting van Payzone, alsmede het feit dat op de laatste bladzijde van de overeenkomst naar de algemene voorwaarden wordt verwezen en de coöperatie die bladzijde heeft geparafeerd, mocht van [A] een nadere onderbouwing worden verwacht. Bij gebreke hiervan wordt de stelling van [A] dat geen algemene voorwaarden zijn overeengekomen als onvoldoende onderbouwd verworpen. Anders dan [A] betoogt, blijkt uit de door hem aangehaalde uitspraak – een zaak met een ander feitencomplex – niet dat een verwijzing zoals opgenomen in de overeenkomst (altijd) onvoldoende zou zijn. De stelling van [A] dat de algemene voorwaarden niet ter hand zouden zijn gesteld, is – gegeven het verweer van Payzone dienaangaande – evenmin voldoende onderbouwd.
4.7. Nu ervan uitgegaan wordt dat Payzone en de coöperatie de algemene voorwaarden zijn overeengekomen, dient te worden beoordeeld of [A] deze tegen zich moet laten gelden.
4.8. Vooropgesteld wordt dat overeenkomsten in beginsel alleen tussen partijen gelden. Voor een uitzondering op dit uitgangspunt moet een voldoende rechtvaardiging bestaan. Die rechtvaardiging kan voortvloeien uit de aard van de overeenkomst en van het betreffende beding in verband met de bijzondere relatie van de betrokkenen.
Met betrekking tot artikel 12 van de algemene voorwaarden geldt dat de servicewerkzaamheden door Payzone worden verricht ten behoeve van Primera-winkeliers, in dit geval ten behoeve van [A]. De storingsservice is immers voor de Primera-winkeliers bedoeld. De coöperatie betaalt hiervoor een vergoeding aan Payzone en de winkelier betaalt op zijn beurt een vergoeding aan de coöperatie. Dit rechtvaardigt dat [A] de omtrent die servicewerkzaamheden bedongen exoneratie tegen zich moet laten gelden, ook als hij niet op de hoogte was van dit beding. Anders dan Payzone meent, geldt die derdenwerking evenwel uitsluitend voor het exoneratiebeding en niet voor artikel 11 van de algemene voorwaarden. Met [A] is de rechtbank van oordeel dat hem als derde niet een dergelijk vervalbeding tegengeworpen kan worden, nu hij onweersproken naar voren heeft gebracht dat hij niet bekend was met de algemene voorwaarden en derhalve niet met het beding dat hij op straffe van verval van alle rechten binnen een maand diende te reclameren. De aard van dit beding brengt met zich mee dat bekendheid daarmee van essentieel belang is. Nu [A] daarvan niet op de hoogte was kan dit beding [A] in dit geval niet worden tegengeworpen.
4.9. Het voorgaande leidt ertoe dat [A] artikel 12 van de algemene voorwaarden in beginsel tegen zich moet laten gelden. De vraag is vervolgens of een beroep op dit beding, gelijk [A] stelt, onredelijk bezwarend of naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
4.10. Aangezien [A] geen consument is, is het bepaalde in artikel 6:237 sub f BW niet van toepassing. De rechtbank is met Payzone van oordeel dat niet kan worden gezegd dat [A], als eigenaar van een winkel, een met een consument vergelijkbare positie inneemt om aan artikel 6:237 BW reflexwerking toe te kennen. Toepassing van de open norm zoals neergelegd in artikel 6:233 BW leidt tot de conclusie dat het beding in dit geval niet als onredelijk bezwarend moet worden aangemerkt. Daartoe is redengevend dat de exoneratie een gebruikelijk beding bij een overeenkomst tussen professionele partijen betreft en Payzone onweersproken naar voren heeft gebracht een redelijk belang, ter bescherming van Payzone tegen onvoorzichtige wederpartijen, te hebben bij het opnemen van een dergelijke bepaling in haar algemene voorwaarden. De stelling van [A] dat het beroep op het exoneratiebeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, kan gelet op het voorgaande evenmin slagen. De enkele stelling dat kennelijk vaker fouten zouden plaatsvinden, is onvoldoende om dergelijke onaanvaardbaarheid aan te kunnen nemen.
4.11. [A] doet ten slotte een beroep op de in artikel 12 opgenomen uitzondering ingeval van opzet of grove schuld van Payzone of haar leidinggevenden. Dit beroep faalt. Er is niet, althans onvoldoende, gesteld of gebleken dat Payzone opzettelijk heeft gehandeld of dat Payzone zich bewust was van de aanmerkelijke kans dat haar handelen tot (ernstige) schade zou leiden en dat zij desondanks niet anders heeft gehandeld.
4.12. De conclusie van het voorgaande is dat Payzone een beroep op het exoneratiebeding toekomt.
4.13. Het beroep van Payzone op artikel 11 van de algemene voorwaarden faalt. Payzone voert evenwel tevens aan dat [A] zijn rechten ingevolge artikel 6:89 BW heeft verwerkt. Ingevolge artikel 6:89 BW kan een schuldeiser geen beroep meer doen op een gebrek in de prestatie indien hij niet binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijs had moeten ontdekken, bij de schuldenaar heeft geprotesteerd. Volgens Payzone had [A] de fout aan de pinautomaat binnen uiterlijk één maand na 5 november 2009 behoren te ontdekken en zich tot Payzone moeten wenden. De rechtbank volgt Payzone hierin niet. Daarbij weegt mee dat [A] onweersproken naar voren heeft gebracht dat hij de onjuiste configuratie van de pinautomaat niet behoefde te verwachten. Nu verder niet is weersproken dat [A] direct nadat hij de fout eind januari 2010 heeft ontdekt heeft geprotesteerd, heeft [A] binnen bekwame tijd geprotesteerd.
4.14. Payzone beroept zich op proportionele aansprakelijkheid wegens eigen schuld, dan wel schending van de schadebeperkingsplicht. Volgens Payzone mag van een redelijk handelend ondernemer worden verwacht dat hij maandelijks een kasboek en bankboek laat opmaken en zijn bankafschriften controleert. Nu hij dit heeft nagelaten, is de fout pas veel later aan het licht gekomen. Indien [A] de fout binnen uiterlijk één maand zou hebben opgemerkt, had Payzone de fout gelijk verholpen en had [C] waarschijnlijk nog wel verhaal geboden. De resterende maanden zouden dan bovendien niet aan [C] ten goede zijn gekomen, aldus nog steeds Payzone. [A] betwist dat sprake is van eigen schuld. Volgens [A] was deze schade voor hem niet voorzienbaar.
4.15. Uit hetgeen door partijen onweersproken is aangevoerd omtrent de verwerking van pintransacties blijkt het volgende. De klant betaalt een aankoop in de winkel van de houder/begunstigde van een pinautomaat met zijn/haar pinpas en bijbehorende code. De pinautomaat produceert per betaalperiode (meestal een dag) een dagstaat waarop het totaal van de uitgevoerde pintransacties staat genoteerd. Op de dagstaat staat niet welk bankrekeningnummer de bijbehorende betalingen worden bijgeschreven. Daarvoor is raadpleging van de bankrekening nodig. Onweersproken is gebleven dat [A] drie wekelijks bankafschriften ontving. Hij stopte deze in een map voor zijn boekhouder.
4.16. Uit het voorgaande volgt dat [A] alleen dan de fout had kunnen ontdekken als hij op de bankafschriften had gecontroleerd of de betalingen daadwerkelijk op zijn bankrekening waren bijgeschreven. Als al moet worden geoordeeld dat de schade mede is veroorzaakt door schuld van [A] (hetgeen niet zonder meer kan worden aangenomen) omdat hij heeft nagelaten deze bankafschriften eerder te (laten) controleren dan is onvoldoende gesteld of gebleken dat de ontstane schade het voor [A] voorzienbare gevolg kan zijn geweest van zijn nalaten van het (niet eerder) controleren van zijn bankafschriften. Zoals [A] terecht aanvoert en door Payzone ook niet is weersproken, behoefde [A] niet te verwachten dat als gevolg van het handelen van Payzone betalingen op een andere bankrekening dan van hemzelf zouden kunnen worden bijgeschreven. Niet is gesteld of gebleken dat Payzone [A] daarvoor op enige wijze heeft gewaarschuwd. Het beroep op schadebeperking faalt daarom eveneens. Uit hetgeen door Payzone is aangevoerd kan niet worden afgeleid dat [A] de schade had behoren te voorkomen of beperken.
4.17. Gelet op het voorgaande is de vordering van [A] gelet op het exonoratiebeding tot EUR 50.000,= toewijsbaar.
4.18. [A] vordert daarnaast contractuele rente van 14% die hij vanwege roodstand aan zijn bank verschuldigd is. Payzone betwist deze schadepost. Dit onderdeel van de gevorderde schadevergoeding kan alleen al gelet op het exoneratiebeding niet toegewezen worden.
4.19. Subsidiair vordert [A] wettelijke handelsrente overeenkomstig artikel 6:119a BW. Nu artikel 6:119a BW alleen ziet op de situatie dat betaling van het op grond van een overeenkomst verschuldigde niet tijdig plaatsvindt, en die situatie zich hier niet voordoet, wordt dit echter eveneens afgewezen. Tegen de meer subsidiair gevorderde wettelijke rente overeenkomstig artikel 6:119 BW vanaf 1 februari 2010 is geen verweer gevoerd. Deze vordering komt daarom voor toewijzing in aanmerking.
4.20. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten zal – mede gelet op de door deze rechtbank gevolgde aanbevelingen van het Rapport Voorwerk II – worden afgewezen. Uit de door [A] gegeven omschrijving van de verrichte werkzaamheden blijkt niet dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De kosten waarvan [A] vergoeding vordert, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten.
4.21. Payzone zal, als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten. Deze kosten aan de zijde van [A] worden begroot op:
- dagvaarding EUR 81,89
- vast recht 3.310,00
- salaris advocaat 2.842,00 (2,0 punten × tarief EUR 1.421,00)
Totaal EUR 6.233,89
4.22. De rechter ten wiens overstaan de comparitie heeft plaatsgevonden, kan dit vonnis niet wijzen omdat zij niet langer is verbonden aan de sector civiel recht.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt Payzone tot betaling van EUR 50.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2010 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2. veroordeelt Payzone in de proceskosten, aan de zijde van [A] tot op heden begroot op EUR 6.233,89;
5.3. verklaart het vonnis tot dusver uitvoerbaar bij voorraad;
5.4. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. van Hall en in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2011.?