ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ9704

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
492832 - KG ZA 11-956
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J.A.J. Peeters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op strafrechtelijke ontruiming van een kraakpand in Amsterdam

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 27 juni 2011 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiseres, een bewoonster van een gekraakt pand, en de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door de officier van justitie te Amsterdam. Eiseres vorderde een verbod op de ontruiming van het pand aan de [A-straat nr. 1], omdat zij alleen toegang heeft tot haar woning op nummer [nr. 2] via het te ontruimen pand. De voorzieningenrechter oordeelde dat de ontruiming van nummer [nr. 1] zonder adequate voorzieningen voor toegang tot nummer [nr. 2] een ernstige aantasting van het huisrecht van eiseres zou vormen. De rechter stelde vast dat de Staat onvoldoende rechtvaardiging had voor de ontruiming zonder dat de toegang tot de woning van eiseres gewaarborgd was. Eiseres had geen aanzegging tot ontruiming ontvangen en de andere bewoners van het pand waren niet als eisers opgetreden, wat de rechtsgeldigheid van hun claims ondermijnde. De voorzieningenrechter wees de vordering van eiseres toe en verbood de Staat om over te gaan tot ontruiming zolang er geen voorzieningen zijn getroffen die de toegang tot haar woning waarborgen. Tevens werd de Staat veroordeeld in de proceskosten, die op € 963,31 werden begroot.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 492832 / KG ZA 11-956 Pee/MB
Vonnis in kort geding van 27 juni 2011
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres bij dagvaarding van 16 juni 2011,
advocaat mr. R.K. Uppal te Amsterdam,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
zetelend te ‘s-Gravenhage,
gedaagde,
advocaat mr. J.Dijkgraaf te 's-Gravenhage.
Partijen zullen hierna [eiseres] en De Staat worden genoemd.
1. De procedure
Ter terechtzitting van 24 juni 2011 heeft [eiseres] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. De Staat heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht en hun standpunten aan de hand van pleitnota’s toegelicht. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
Ter zitting waren aanwezig:
aan de zijde van [eiseres]: [eiseres] met mr. Uppal;
aan de zijde van De Staat: mr. Dijkgraaf.
Ter zitting zijn als getuigen gehoord: [getuige 1], wonende te [woonplaats], geboren te [geboorteplaats] op [1975] en [getuige 2], wonende [woonplaats], geboren te [geboorteplaats] op [1978].
2. De feiten
2.1. [eiseres] maakt deel uit van een groep die woonachtig is in panden aan de adressen [A-straat nr. 1] (hierna: nummer [nr. 1]) en [A-straat nr. 2] (hierna: nummer [nr. 2]) ([postcode]) te [woonplaats]. Deze ruimten zijn gekraakt op 16 september 2001, na langdurig te hebben leeggestaan, en worden sindsdien bewoond. De woonruimte op nummer [nr. 2] is alleen toegankelijk via nummer [nr. 1]. Nummer [nr. 1] en nummer [nr. 2] zijn twee afzonderlijk geregistreerde kadastrale percelen.
2.2. Op 1 november 2010 heeft (een vertegenwoordiger van) de huidige eigenaar van nummer [nr. 1], Elsrijk Invest B.V. (hierna: Elsrijk), bij de politie Amsterdam-Amstelland aangifte gedaan van het door de bewoners wederrechtelijk in gebruik nemen van en verblijven in de ruimten op nummer [nr. 1] en aangedrongen op ontruiming. In het proces-verbaal staat onder meer:
“Als ik spreek over perceel [A-straat nr. 1] te [woonplaats] dan betreft dit het gehele pand. Echter de ruimte op de begane grond is niet gekraakt maar verhuurd en in gebruik als horecabedrijf. De ruimte’s vanaf de eerste etage zijn de gekraakte ruimte’s en daarbij ook die gelegen zijn boven perceel [A-straat nr. 2-hs].”
2.3. Bij brief van 15 februari 2011 heeft Elsrijk bij het Openbaar Ministerie nogmaals aangedrongen op ontruiming en de plannen met de panden verder uiteengezet.
2.4. Bij brief van 29 april 2011 heeft de gemachtigde van Elsrijk het volgende aan de Officier van Justitie meegedeeld:
“Ingeval tot ontruiming van het gekraakte pand wordt overgegaan zal cliënte er zorg voor dragen dat het pand direct hermetisch wordt afgesloten door het dichtzetten van de ramen en toegangsdeuren. Deze werkzaamheden zullen worden uitgevoerd door (…) Bouwbedrijf (…).
Door het bouwbedrijf zal ook begonnen worden met het uitvoeren van niet vergunningsplichtige sloopwerkzaamheden waardoor het pand onbewoonbaar wordt en opdracht gegeven worden voor een asbestinventarisatie. Zonodig zal het antikraak bewoond worden tot afgifte van de bouwvergunning waarna met de renovatie/verbouwing zal worden begonnen.”
2.5. Bij brief van 10 mei 2011 heeft het Openbaar Ministerie, door achterlating van een brief gericht aan de bewoners van nummer [nr. 1], aangekondigd dat nummer [nr. 1], op last van de officier van justitie, zal worden ontruimd, op grond van het bepaalde in artikel 138a van het Wetboek van Strafrecht. In verband met de voorgenomen ontruiming heeft (één van) de bewoners van nummer [nr. 1] een kort geding tegen de Staat aanhangig gemaakt, en een verbod tot ontruiming gevorderd. In die procedure zal vonnis worden gewezen op 28 juni 2011.
2.6. [eiseres] is ingeschreven aan het adres [A-straat nr. 1-I] te [woonplaats] en zij is vanaf 30 mei 2005 ingeschreven bij Woningnet als woningzoekende.
3. Het geschil
3.1. [eiseres] vordert om de Staat en via de Staat ook de Officier van Justitie te Amsterdam, te verbieden om op strafrechtelijke gronden over te gaan tot de feitelijke ontruiming van de [A-straat nr. 1] en [nr. 2] te [woonplaats], waaronder begrepen het verlenen van medewerking aan overhandiging van het pand/de panden aan derden dan wel het niet optreden tegen huisvredebreuk jegens [eiseres] gedurende haar eventuele afwezigheid, op straffe van verbeurte van een dwangsom. Ter toelichting op haar vordering heeft [eiseres], samengevat, het volgende gesteld. [eiseres] woont op nummer [nr. 2] en haar woning is slechts toegankelijk vanaf de straat door gebruik te maken van nummer [nr. 1]. Daarnaast wordt de verbinding tussen de toegang vanuit nummer [nr. 1] tot nummer [nr. 2] gevormd door een niet af te sluiten opening tussen beide panden. Indien geen voorzieningen worden getroffen, heeft zij na ontruiming en afsluiting van nummer [nr. 1] geen toegang meer tot haar woning. Daardoor wordt inbreuk gemaakt op haar huisrecht. Daar komt bij dat, ook in het geval de woning vanaf de straat na de ontruiming van nummer [nr. 1] wel toegankelijk zou zijn, indien geen voorziening wordt getroffen waardoor de opening tussen [nr. 1] en [nr. 2] door [eiseres] kan worden afgesloten, haar huisrecht evenmin voldoende wordt gerespecteerd. Personen die in opdracht van de eigenaar van nummer [nr. 1] daar werkzaamheden verrichten, hebben dan immers vrije toegang tot haar woonruimte, waardoor haar veiligheid die met het huisrecht wordt gewaarborgd, in het gedrang komt.
3.2. De Staat voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Omdat in dit geval sprake is van een procedure waarin een voorlopige voorziening wordt gevorderd, zal de voorzieningenrechter artikel 127a lid 1 en lid 2 Rv - waarin is bepaald dat aan het niet tijdig betalen van het griffierecht consequenties worden verbonden - buiten beschouwing laten. Toepassing van deze bepaling zou immers, gelet op het belang van één of beide partijen bij de toegang tot de rechter, leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
4.2. [eiseres] stelt op te treden namens een bewonerscollectief dat een woongroep vormt van acht personen die thans de sedert 16 september 2001 gekraakte panden [A-straat nr. 1] en [nr. 2] bewonen. Uit het petitum blijkt ook dat zij haar vordering niet alleen ten behoeve van zichzelf maar ook ten behoeve van “cum suis” instelt.
Het wooncollectief heeft geen rechtspersoonlijkheid en de personen die [eiseres] zegt te vertegenwoordigen hebben zich in dit geding niet als eisers bekend gemaakt.
De dagvaarding is ook alleen op naam van [eiseres] als eiseres uitgebracht.
Men kan, omdat hun naam niet bekend is en die naam niet kan worden achterhaald, krakers onder omstandigheden wel anoniem dagvaarden, maar anoniem eisen past niet in het stelsel van de wet. Indien andere personen menen thans hetzelfde belang te hebben als door [eiseres] voor zichzelf in dit geding verdedigd dienen zij op eigen naam een vordering tegen de Staat in te stellen. De Staat moet bij een eventuele veroordeling weten ten aanzien van wie hij verplichtingen heeft en door wie hij daarop kan worden aangesproken en bij afwijzing van de vordering heeft de Staat er aanspraak op te weten wie hij voor een eventuele kostenveroordeling kan aanspreken.
In dit geding zal daarom alleen [eiseres] zelf als eiseres kunnen worden ontvangen.
4.3. De Staat heeft betwist dat [eiseres] daadwerkelijk op nummer [nr. 2] woont, aangezien zij deel uitmaakt van een bewonersgroep woonachtig op nummers [nr. 1] en [nr. 2] en (evenals haar bedrijf) is ingeschreven op nummer [nr. 1-I], zodat aannemelijk is dat zij op nummer [nr. 1] woont. Over deze inschrijving heeft [eiseres] verklaard dat dit destijds is gebeurd, omdat er sprake was van een kadastrale tekening waarop de panden één geheel vormden en als nummer [nr. 1] werden aangeduid. Inmiddels is sprake van twee kadastrale percelen waarvan [eiseres] de vierde verdieping van nummer [nr. 2] bewoont.
4.4. Naar aanleiding van de vraag of [eiseres] op nummer [nr. 2] woont, heeft de voorzieningenrechter [getuige 1] en [getuige 2] gehoord als getuigen. Beiden hebben onder ede verklaard zelf te wonen op nummer [nr. 1] en uit eigen wetenschap te kunnen bevestigen dat [eiseres] feitelijk woonachtig is op nummer [nr. 2], op de vierde verdieping. Op grond van de verklaringen van deze getuigen en van [eiseres] zelf is, mede in het licht van haar uitleg over de inschrijving op nummer [nr. 1], in dit kort geding voldoende aannemelijk geworden dat [eiseres] bewoonster is van de vierde verdieping van nummer [nr. 2].
4.5. Tevens is uitgangspunt dat [eiseres] in beginsel aanspraak kan maken op bescherming van haar huisrecht zoals bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden. De Staat heeft dat op zichzelf in dit geval ook niet bestreden, maar is van mening dat zij bij de ontruiming van nummer [nr. 1] zodanige afspraken worden gemaakt dat het huisrecht van [eiseres] niet in gedrang behoeft te komen.
4.6. Voorts heeft de Staat opgemerkt dat de thans aangekondigde ontruiming beperkt zal blijven tot nummer [nr. 1] en zich niet zal uitstrekken tot de ruimtes op nummer [nr. 2] (waarvan Elsrijk volgens de Staat overigens niet de eigenaar is). Ook dat zal in dit kort geding tot uitgangspunt worden genomen. Ervan uitgaande dat de Staat niet in strijd zal handelen met zijn eigen verklaringen op dit punt, heeft [eiseres] geen belang bij een verbod tot ontruiming van nummer [nr. 2], zodat dit vonnis verder beperkt blijft tot het gevorderde verbod tot ontruiming van nummer [nr. 1].
4.7. Tussen partijen is niet in geschil dat de op nummer [nr. 2] bewoonde ruimtes geen eigen toegang tot de straat hebben en alleen toegankelijk zijn vanuit nummer [nr. 1]. Evenmin is in geschil dat dit een reeds jarenlange situatie is, die niet door de krakers is gecreëerd, maar door bouwkundige ingrepen al bestond toen zij de ruimte betrokken en die niet op eenvoudige wijze, door het aanbrengen van een andere toegang – niet afhankelijk van nummer [nr. 1] – te veranderen is. Volgens de Staat treft een eventuele ontruiming van nummer [nr. 1] [eiseres] (en andere bewoners) echter niet in haar (hun) huisrecht, aangezien onderlinge afspraken zouden kunnen worden gemaakt tussen de bewoners en Elsrijk, voor het nemen van tijdelijke maatregelen waarmee de toegang tot nummer [nr. 2] voldoende gewaarborgd zou zijn. Het initiatief voor het maken van dergelijke afspraken ligt volgens de Staat bij de bewoners.
4.8. De voorzieningenrechter volgt de Staat in voornoemde stellingen niet.
Op grond van het verhandelde ter zitting en hetgeen is vermeld in de brief van Elsrijk van 29 april 2011 (vermeld bij 2.4) is immers voldoende aannemelijk geworden dat bij een ontruiming van nummer [nr. 1] de toegang tot dat pand (en daarmee ook tot de woonruimte op nummer [nr. 2]) hermetisch zal worden afgesloten en dat nummer [nr. 1] onbewoonbaar zal worden gemaakt. Dit betekent dat [eiseres], na ontruiming van nummer [nr. 1], geen toegang meer zal hebben tot haar woning. Aldus is voldoende aannemelijk dat een eventuele ontruiming van nummer [nr. 1], zonder dat voorzien wordt in een toegang tot de woonruimte op nummer [nr. 2] en in een afsluitmogelijkheid van de opening tussen [nr. 1] en [nr. 2], een ernstige aantasting zal vormen van het huisrecht van [eiseres], die, nu de ontruiming zelf zich niet uitstrekt tot nummer [nr. 2], niet is voorzien bij wet en waarvoor ook overigens in hetgeen de Staat heeft aangevoerd onvoldoende rechtvaardiging te vinden valt. Voorshands wordt dan ook geoordeeld dat het ontruimen van nummer [nr. 1], zonder dat de toegang tot en het gebruik van nummer [nr. 2] is gewaarborgd, een onrechtmatig handelen van de Staat jegens [eiseres] zal opleveren. Nu de dreiging van dit onrechtmatig handelen reëel is, heeft [eiseres] een voldoende spoedeisend belang bij en bestaat voldoende grond voor het treffen van de gevraagde voorziening. De omstandigheid dat [eiseres] zich tot Elsrijk kan wenden voor overleg over een te creëren praktische oplossing voor het toegangsprobleem is geen grond voor de Staat om haar huisrecht niet te hoeven respecteren. De raadsman van [eiseres] heeft in dit verband opgemerkt van de gemachtigde van Elsrijk te hebben vernomen dat de verhouding tussen Elsrijk en de bewoners (ook die van nummer [nr. 2]) zodanig verstoord is dat bij Elsrijk geen bereidheid bestaat tot het maken van afspraken op dit punt. Nu het initiatief tot ontruiming bij de Staat ligt, ligt het onder deze omstandigheden ook op haar weg om zich ervan te vergewissen dat voorzieningen om de toegang tot te woning van [eiseres] te waarborgen daadwerkelijk gemaakt zijn.
4.9. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering van [eiseres] zal worden toegewezen, op de wijze zoals hierna vermeld.
4.10. Aangezien de Staat vonnissen pleegt na te leven, wordt het opleggen van een dwangsom niet nodig geacht.
4.11. Als de in het ongelijk gestelde partij zal de Staat worden veroordeeld in de proceskosten, gevallen aan de zijde van [eiseres].
Deze kosten worden begroot op:
- dagvaardingskosten € 76,31
- griffierecht € 71,-
- salaris advocaat € 816,-
Totaal € 963,31
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. verbiedt de Staat, en via de Staat de Officier van Justitie te Amsterdam, om op strafrechtelijke gronden tot feitelijke ontruiming van het pand aan de [A-straat nr. 1] te [woonplaats] over te gaan, zolang geen voorziening is getroffen, waardoor [eiseres] als bewoner van het met nummer [nr. 1] verbonden gedeelte van het pand op nummer [nr. 2] onbelemmerd toegang kan krijgen tot haar woning op nummer [nr. 2] en voorzien is in een zodanige afsluiting van de opening tussen de nummers [nr. 1] en [nr. 2] dat haar huisrecht voldoende zal zijn gewaarborgd;
5.2. veroordeelt De Staat in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 963,31 waarvan € 887,- moet worden voldaan aan [eiseres] en waarvan € 76,31 aan dagvaardingskosten moet worden voldaan aan de griffier door overmaking op rekeningnummer [rek.nr.] ten name van Arrondissement 521 Amsterdam onder vermelding van "proceskostenveroordeling" en het zaak- en rolnummer;
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.J. Peeters, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Balk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2011.