ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ9534

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/5638 WMO
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de adequaatheid van vervoersvoorzieningen voor een eiser met psychische en lichamelijke beperkingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 juni 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. M.F. Vermaat, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, vertegenwoordigd door mr. F. Veldstra. Eiser heeft een beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een gesloten buitenwagen, nadat het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 9 juni 2010 een positieve indicatie had gegeven voor een tegemoetkoming in de kosten voor taxi's, maar een negatief advies had uitgebracht voor de gesloten buitenwagen. Eiser stelt dat de geboden voorzieningen, bestaande uit een scootmobiel en een vervoerskostenvergoeding voor taxi's, niet adequaat zijn gezien zijn psychische aandoeningen die hem belemmeren om met onbekende derden te reizen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de door eiser gestelde beperkingen niet in geschil zijn en dat verweerder met de geboden voorzieningen heeft voldaan aan zijn compensatieplicht. De rechtbank oordeelt dat de combinatie van de scootmobiel en de vervoerskostenvergoeding voldoende is om in de vervoersbehoefte van eiser te voorzien. Eiser kan met de scootmobiel korte afstanden overbruggen en voor langere afstanden kan hij gebruik maken van taxi's, waarbij hij de mogelijkheid heeft om een vertrouwde chauffeur te kiezen. De rechtbank concludeert dat er geen medische noodzaak is voor de verstrekking van een gesloten buitenwagen en dat de beslissing van verweerder om deze niet te verstrekken op goede gronden is genomen.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 10 juni 2011.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 10/5638 WMO
uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde mr. M.F. Vermaat,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam
verweerder,
gemachtigde mr. F. Veldstra.
Procesverloop
Bij besluit van 21 juli 2010 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor een gesloten buitenwagen afgewezen.
Bij besluit van 26 oktober 2010 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard (het bestreden besluit).
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 april 2011.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. Feiten en omstandigheden
1.1. Eiser beschikt sinds 2005 over een scootmobiel.
1.2. Op 9 maart 2010 heeft eiser een aanvraag voor een gesloten buitenwagen gedaan.
1.3. Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) heeft op 9 juni 2010 een positieve indicatie gegeven voor een tegemoetkoming in de kosten voor gebruik van een taxi, naast de reeds aanwezige scootmobiel, maar een negatief advies uitgebracht ten aanzien van de verstrekking van een gesloten buitenwagen.
Het CIZ heeft in dat kader (opnieuw) vastgesteld dat eiser lichamelijke en psychische aandoeningen heeft met als gevolg langdurige beperkingen in lopen, traplopen, gebruik maken van een vervoermiddel, gebruik maken van het openbaar vervoer.
1.4. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit gebaseerd op het CIZ-advies van 9 juni 2010, dat volgens verweerder op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Voorts heeft verweerder overwogen dat eiser met de verstrekte combinatie van vervoersvoorzieningen, de verleende scootmobiel en de tegemoetkoming in de vervoerskosten voor het gebruik van een taxi, voldoende wordt gecompenseerd. In dit geval gaat het algemene belang van de verkeersveiligheid voor op het persoonlijk belang van eiser. Nu eiser onderhevig is aan psychische gedragsstoornissen en impulsdoorbraken bij agressieve gevoelens is het in verband met de verkeersveiligheid niet verantwoord dat eiser aan het verkeer deelneemt met een gesloten buitenwagen. Verweerder ziet geen aanleiding gebruik te maken van de hardheidsclausule.
1.5. Eiser heeft aangevoerd dat hij met de geboden voorziening onvoldoende wordt gecompenseerd. Eiser stelt vast dat verweerder de vastgestelde beperkingen erkent. Eiser kan niet met onbekende derden, waaronder taxichauffeurs, reizen. Verweerder heeft niet aangetoond dat eiser met een gesloten buitenwagen niet veilig aan het verkeer kan deelnemen. Verweerder heeft op dit punt geen deskundige geraadpleegd. Een gesloten buitenwagen is anders dan verweerder meent, volgens artikel 1 onder r van het Reglement Verkeersregels 1990, geen snelverkeer.
2. Wet- en regelgeving
2.1. In artikel 4, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is bepaald, voor zover hier van belang, dat het college van burgemeester en wethouders, ter compensatie van beperkingen die iemand in zijn zelfredzaamheid en zijn maatschappelijke participatie ondervindt, voorzieningen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning treft die hem in staat stellen zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel.
2.2. Op grond van artikel 4, tweede lid, van de Wmo, zoals dat artikel ten tijde in geding luidde, houdt het college van burgemeester en wethouders bij het bepalen van de voorzieningen rekening met de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager van de voorzieningen, alsmede met de capaciteit van de aanvrager om uit een oogpunt van kosten zelf in maatregelen te voorzien.
2.3. Ter uitvoering van artikel 5, eerste lid, van de Wmo heeft de gemeenteraad van de gemeente Amsterdam bij besluit van 27 september 2006 de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning (Vmo) vastgesteld.
2.4. Op grond van artikel 2, tweede lid, aanhef en onder a en b, van de Vmo wordt een algemene of individuele voorziening slechts toegekend voor zover deze langdurig noodzakelijk is en, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst adequate voorziening kan worden aangemerkt.
2.5. Verweerder heeft beleidsregels vastgesteld over de uitvoering van de Vmo. Ingevolge onderdeel 3.2.e. van de Beleidsregels voor de voorzieningen uit de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning (hierna: de Beleidsregels) is voor de verstrekking van een gesloten buitenwagen vereist dat het openbaar vervoer, collectief vervoer en/of andere verplaatsingsmiddelen (bijvoorbeeld fiets, taxi, scootmobiel) en een vervoerskostenvergoeding op medische gronden niet in aanmerking komen. De betrokkene moet op grond van medische en functionele beperkingen op een gesloten buitenwagen zijn aangewezen.
3. Inhoudelijke beoordeling
3.1. De door eiser gestelde en door het CIZ vastgestelde beperkingen zijn niet in geschil.
Partijen worden verdeeld gehouden over de vraag welke vervoersvoorziening aan eiser moet worden geboden ter compensatie van deze beperkingen. Met name betwist eiser verweerders aanname dat hij gebruik kan maken van de taxi. Volgens eiser is dit niet mogelijk, omdat hij niet met onbekende derden, dus ook niet met taxichauffeurs kan reizen.
3.2. Verweerder erkent in het bestreden besluit dat eiser geen gebruik kan maken van het gewone openbaar vervoer, omdat eiser vanwege zijn impulscontroleproblemen niet bij elke chauffeur kan instappen. Volgens verweerder is de combinatie van een scootmobiel voor de middellange afstand en de vervoerskostenvergoeding voor gebruik van een taxi voor de langere afstand desondanks geschikt om te voorzien in de gehele vervoersbehoefte van eiser. Verweerder verwijst daartoe naar het advies van het CIZ. Daarin staat – voor zover hier van belang – dat eiser met een vervoerskostenvergoeding naast de reeds aanwezige scootmobiel kan voorzien in een groot deel van zijn vervoersbehoefte. Bij droog weer kan eiser boodschappen doen met de scootmobiel. Hij kan er ook kerken en kennissen in Amsterdam mee bezoeken. Bij regen en koude kan eiser de boodschappen laten doen en vrienden en kerk bezoeken met een taxi waardoor hij meer keuzevrijheid heeft bij welke chauffeur hij instapt.
3.3. De rechtbank ziet geen aanleiding de conclusie van het CIZ op dit punt ondeugdelijk te achten en voegt daar nog aan toe dat een vervoerskostenvergoeding eiser aldus in staat stelt om zelf te bepalen door wie hij zich laat vervoeren. Eiser kan een ‘vaste’ taxichauffeur nemen, maar zich in voorkomende gevallen ook tegen betaling door een vriend of kennis laten vervoeren.
3.4. Ter zitting is in dit verband namens eiser nog naar voren gebracht dat eiser in de praktijk niet of nauwelijks keuzevrijheid zal hebben, omdat eiser zijn scootmobiel mee zal willen of moeten nemen in de taxi en dat dit de keuze in taxi’s en dus in chauffeurs automatisch beperkt. De rechtbank overweegt dienaangaande dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat eisers vervoersbehoefte dusdanig is dat zijn scootmobiel altijd mee zou moeten als hij gebruik maakt van een taxi. Dit volgt niet uit de gedingstukken waaruit blijkt dat eisers beperkingen hem belemmeren op de middellange en lange afstand, maar niet op de korte afstand (< 100 meter) en is ook niet anderszins door eiser onderbouwd. Deze omstandigheid staat naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet aan de keuzevrijheid van eiser in de weg.
3.5. Concluderend is de rechtbank van oordeel dat verweerder op goede gronden heeft beslist dat er geen medische noodzaak is voor het verstrekken van een gesloten buitenwagen. De rechtbank is gezien het hiervoor overwogene van oordeel dat de in het bestreden besluit toegekende combinatie van een taxikostenvergoeding en een scootmobiel in het geval van eiser moet worden aangemerkt als een adequate voorziening voor het zich lokaal kunnen verplaatsen, waarmee eisers beperkingen voldoende worden gecompenseerd.
3.6. Verweerder heeft in het bestreden besluit ook nog gesteld dat het belang van de verkeersveiligheid in de weg staat aan de verstrekking van een gesloten buitenwagen. Naar het oordeel van de rechtbank is dit een bijkomend argument dat in de onderhavige procedure geen beoordeling behoeft, nu uit hetgeen hiervoor is overwogen al blijkt dat de aan eiser geboden voorziening adequaat is.
3.7. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren.
3.8. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.P. Smit , voorzitter, mrs. N.R. Docter en R. Raat, rechters, in aanwezigheid van mr. I.H.H. Krajenbrink, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 juni 2011.
de griffier de voorzitter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB