ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ9520

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13.706.202-2011
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op basis van artikel 12 van de Overleveringswet

Op 17 mei 2011 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering tot overlevering van een opgeëiste persoon aan de Bondsrepubliek Duitsland op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering was ingediend door de officier van justitie en betrof een straf van 580 dagen wegens belastingontduiking met voorbedachten rade. De opgeëiste persoon, geboren in Turkije, had bezwaar gemaakt tegen een eerder gerechtelijk bevel, maar dit bezwaar was verworpen omdat het te laat was ingediend. De Duitse autoriteiten gaven aan dat heropening van het strafproces niet mogelijk was.

Tijdens de zitting op 17 mei 2011 werd de opgeëiste persoon bijgestaan door een tolk en zijn raadsvrouw. De rechtbank heeft de termijn voor behandeling van het EAB verlengd vanwege de drukke agenda van de Internationale Rechtshulpkamer. De rechtbank overwoog dat de overlevering moest worden geweigerd op grond van artikel 12 van de Overleveringswet, omdat de opgeëiste persoon niet in staat was om zijn verdediging te voeren tijdens de eerdere zitting en geen mogelijkheid had om hoger beroep in te stellen.

De rechtbank concludeerde dat niet aan de eisen van de Overleveringswet was voldaan en weigerde de overlevering aan de Duitse autoriteiten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de oudste rechter niet in staat was om de uitspraak mede te ondertekenen. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13.706.202-2011
RK nummer: 11/1646
Datum uitspraak: 17 mei 2011
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 15 maart 2011 en strekt onder meer tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB), uitgevaardigd op
7 oktober 2010 door de justitiële autoriteit, de Staatsanwältin van de Staatsanwaltschaft Duisburg (Bondsrepubliek Duitsland). Dit bevel betreft de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedatum] 1967,
verblijvend op het adres [adres] te [woonplaats],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.
1. Procesgang
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 17 mei 2011. Daarbij zijn de offi¬cier van justitie, de opgeëiste persoon en zijn raadsvrouw, mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, gehoord. De opgeëiste persoon is bijgestaan door een tolk in de Turkse taal.
Op de zitting heeft de rechtbank de termijn, genoemd in artikel 22, eerste lid, van de OLW, met toepassing van artikel 22, derde lid, van de OLW, verlengd met dertig dagen, in verband met de omstandigheid dat door de druk bezette agenda van de Internationale Rechtshulpkamer een eerdere behandeling van het EAB niet mogelijk was.
2. Grondslag en inhoud van het EAB
Aan het EAB ligt een vollstreckbares Urteil van het Amtsgericht Duisburg van 14 oktober 2008 ten grondslag, Aktenzeichen 18 Cs 255/08.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat van een vrijheidsstraf voor de duur van 580 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis. Het resterende strafdeel bedraagt 528 dagen.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in een door de griffier gewaarmerkte en als bijlage aan deze uitspraak gehechte fotokopie van onderdeel e) van het EAB.
3. Identiteit van de opgeëiste persoon
De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij niet de Nederlandse, maar de Turkse nationaliteit heeft.
4. Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 van de OLW
Zakelijk weergegeven is door zowel de officier van justitie als de verdediging betoogd dat de overlevering dient te worden geweigerd op grond van artikel 12 van de OLW.
De rechtbank overweegt als volgt.
Bij brief van 25 maart 2011 hebben de Duitse justitiële autoriteiten aangegeven dat op 2 oktober 2008 wegens belastingontduiking met voorbedachten rade een vonnis als gerechtelijk bevel is uitgevaardigd. Dit bevel houdt in dat de opgeëiste persoon is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 580 dagen.
Het bevel is op 17 oktober 2008 door inworp in de brievenbus van de woning van de opgeëiste persoon betekend. Op 6 november 2008 heeft de opgeëiste persoon bezwaar ingediend tegen voornoemd bevel, maar dit is verworpen omdat het te laat is ontvangen. Dit besluit is op 15 november 2008 door inworp in de brievenbus van de woning van de opgeëiste persoon aan hem betekend.
Bij schrijven van 13 april 2011 hebben de Duitse justitiële autoriteiten meegedeeld dat de opgeëiste persoon geen mogelijkheid heeft om het strafproces te heropenen.
Nu de beslissing is genomen zonder dat er een zitting heeft plaatsgevonden waarop de opgeëiste persoon aanwezig kon zijn en in de gelegenheid was om zijn verdediging te voeren, alsmede voor hem niet de mogelijkheid bestaat om alsnog hoger beroep in te stellen, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een situatie als bedoeld in artikel 12 van de OLW en dient de overlevering daarom te worden geweigerd.
5. Slotsom
Nu ten aanzien van de feiten waarvoor de overlevering wordt gevraagd is vastgesteld dat niet aan alle eisen is voldaan die de OLW daaraan stelt, dient de overlevering te worden geweigerd.
6. Toepasselijke wetsbepalingen
Artikelen 2, 5, 7 en 12 van de Overleveringswet.
7. Beslissing
WEIGERT de overlevering van [opgeëiste persoon] aan de Staatsanwältin van de Staatsanwaltschaft Duisburg.
Aldus gedaan door
mr. W.H. van Benthem, voorzit¬ter,
mrs. J.J. Bade en M.E.B. Nyman, rech¬ters,
in tegenwoordigheid van mr. Y.M.E. Jurgens, grif¬fier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 17 mei 2011.
De oudste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, van de OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.
[A]