ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ7979

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13.706084-10, RK nummer: 11/1409.
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing en weigering van overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot strafbare feiten in Polen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 mei 2011 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering van een Poolse staatsburger, die in Nederland gedetineerd is. De vordering is ingediend door de officier van justitie en betreft een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Judge of the Circuit Court in Gliwice, Polen. De opgeëiste persoon is geboren in 1967 en heeft geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. Tijdens de openbare zitting op 13 mei 2011 heeft de opgeëiste persoon afstand gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn, maar zijn raadsman, mr. J.P.W. Beijen, heeft hem vertegenwoordigd.

De rechtbank heeft de vordering beoordeeld aan de hand van twee vonnissen uit Polen. Het eerste vonnis betreft een gevangenisstraf van 8 maanden voor rijden onder invloed van alcohol, terwijl het tweede vonnis een gevangenisstraf van 6 maanden betreft voor zware mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat aan de voorwaarden voor overlevering met betrekking tot het tweede vonnis is voldaan, maar heeft de overlevering voor het eerste vonnis geweigerd. Dit is gebaseerd op het feit dat de Nederlandse wetgeving geen vrijheidsstraf van ten minste twaalf maanden kent voor het rijden onder invloed, wat vereist is voor dubbele strafbaarheid.

De rechtbank heeft de overlevering voor het feit met referentienummer II K 463/05 toegestaan, maar de overlevering voor het feit met referentienummer III K 589/04 geweigerd. De uitspraak is gedaan in het kader van de Overleveringswet, waarbij de rechtbank heeft geoordeeld dat de feiten waarvoor overlevering wordt gevraagd zowel naar Pools als naar Nederlands recht strafbaar moeten zijn. De beslissing is definitief, aangezien er geen gewoon rechtsmiddel openstaat tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13.706084-10
RK nummer: 11/1409
Datum uitspraak: 27 mei 2011
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 7 maart 2011 en strekt onder meer tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB), uitgevaardigd op 21 juli 2009 door de Judge of the Circuit Court in Gliwice, Polen. Dit bevel betreft de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedatum] 1967,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gede¬tineerd uit anderen hoofde in de Penitentiaire Inrichting Ter Apel” te Ter Apel,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.
1. Procesgang
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 13 mei 2011. Daarbij zijn de offi¬cier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. J.P.W. Beijen, advocaat te Amsterdam, gehoord. De opgeëiste persoon heeft afstand gedaan van zijn recht ter zitting aanwezig te zijn.
De raadsman heeft verklaard dat de opgeëiste persoon hem uitdrukkelijk heeft gemachtigd namens hem ter zitting het woord te voeren.
Op die zitting heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij over de overlevering moet beslissen met dertig dagen verlengd. De reden daarvoor is gelegen in de omstandigheid dat door de druk bezette agenda van de Internationale rechtshulpkamer een eerdere behandeling van het EAB niet mogelijk was.
2. Grondslag en inhoud van het EAB
Aan het EAB liggen twee vonnissen ten grondslag, te weten:
Een vonnis van de District Court in Gliwice van 13 augustus 2004 (Ref.nr III K 589/04)
Een vonnis van de District Court in Racibórz van 29 juli 2005 (Ref.nr II K 463/05)
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat van een vrijheidsstraf voor de duur van 8 maanden (III K 589/04) en een vrijheidsstraf voor de duur van 6 maanden (II K 463/05). De vrijheidsstraffen zijn aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemde vonnissen.
Deze straffen zijn eerst voorwaardelijk aan de opgeëiste persoon opgelegd. Bij de beslissingen van de District Court in Gliwice en van de District Court in Racibórz van respectievelijk 19 december 2007 en 5 maart 2008 zijn deze straffen omgezet in onvoorwaardelijke straffen.
Deze vonnissen betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in een door de griffier gewaarmerkte en als bijlage aan deze uitspraak gehechte fotokopie van onderdeel e) van het EAB.
3. Identiteit van de opgeëiste persoon
De rechtbank heeft vastgesteld dat bovenvermelde personalia behoren bij de opgeëiste persoon en dat deze niet de Nederlandse, maar de Poolse nationaliteit heeft.
4. Strafbaarheid
Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De rechtbank stelt vast dat de feiten waarvoor de overlevering wordt gevraagd geen lijstfeiten betreffen, zodat de feiten zowel naar het recht van Polen als naar Nederlands recht strafbaar dienen te zijn en dat bovendien op deze feiten in beide staten een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden dient te zijn gesteld.
Ten aanzien van het vonnis met referentienummer II K 463/05 is aan deze voorwaarden voldaan.
Dat feit levert naar Nederlands recht op:
Zware mishandeling
Ten aanzien van het vonnis met referentienummer III K 589/04, waarbij aan de opgeëiste persoon een gevangenisstraf is opgelegd van 8 maanden voor het rijden onder invloed van alcohol is de rechtbank van oordeel dat, bij de toetsing van de dubbele strafbaarheid, de overlevering voor dit feit geweigerd dient te worden. Gelet op artikel 26 van de Wegenverkeerswet 1994 is op dit feit naar Nederlands recht geen vrijheidsstraf met een maximum van tenminste twaalf maanden gesteld.
Dit strafbare feit waarvoor overlevering wordt verzocht voldoet derhalve niet aan de in artikel 7, eerste lid, onder b, OLW genoemde vereisten.
5. Slotsom
Nu ten aanzien van het feit met betrekking tot het vonnis met referentienummer II K 483/05 waarvoor de overlevering wordt gevraagd is vastgesteld dat aan alle eisen is voldaan die de OLW daaraan stelt, dient de overlevering te worden toegestaan. Voor het feit met betrekking tot het vonnis met referentienummer III K 589/04 dient de overlevering te worden geweigerd.
6. Toepasselijke wetsbepalingen
Artikelen 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Artikelen 2, 5 en 7 van de Overleveringswet.
7. Beslissing
STAAT TOE de overlevering van [opgeëiste persoon] aan de Judge of the Circuit Court in Racibórz, Polen, ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat wegens het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht (ref nr II K 463/05).
WEIGERT de overlevering van [opgeëiste persoon] voor zover het EAB betrekking heeft op de vrijheidsstraf die is opgelegd bij vonnis van 13 augustus 2004 ( III K 589/04).
Aldus gedaan door
mr. W.H. van Benthem, voorzit¬ter,
mrs. S. van Eunen en M.C.J. Rozijn, rech¬ters,
in tegenwoordigheid van mr. A.B. Boukema, grif¬fier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 27 mei 2010.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, van de OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.