ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ7846
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- W.H. van Benthem
- S. van Eunen
- M.C.J. Rozijn
- Rechtspraak.nl
Overlevering van een Hongaarse verdachte aan Hongarije op basis van een Europees aanhoudingsbevel
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 mei 2011 uitspraak gedaan over de vordering tot overlevering van een Hongaarse verdachte, die werd gezocht op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De opgeëiste persoon, geboren in Hongarije in 1972, was niet ter zitting verschenen, maar zijn raadsman, mr. F. Yildiz, voerde het woord namens hem. De raadsman betwistte de rechtsgeldigheid van de overlevering door te stellen dat er geen sprake was van de lijstfeiten 'fraude' en 'oplichting', en dat er geen dubbele strafbaarheid was. Hij argumenteerde dat het EAB eerder een civiele procedure betrof dan een strafrechtelijke. De rechtbank oordeelde echter dat de uitvaardigende justitiële autoriteit het feit niet als lijstfeit had aangeduid, en dat de overlevering alleen kon worden toegestaan indien voldaan werd aan de eis van dubbele strafbaarheid, zoals vastgelegd in de Overleveringswet (OLW). De rechtbank concludeerde dat het feit, oplichting, zowel naar Nederlands als naar Hongaars recht strafbaar was, en dat er aan alle eisen van de OLW was voldaan. De rechtbank verwierp het verweer van de raadsman en besloot de overlevering toe te staan, waarbij werd opgemerkt dat de opgeëiste persoon niet in aanmerking kwam voor gelijkstelling met een Nederlander, aangezien hij niet de Nederlandse nationaliteit bezat en niet voldeed aan de vereisten van rechtsmacht en vijf jaar rechtmatig verblijf. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf van drie jaar, opgelegd door de Hongaarse autoriteiten.