ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ7668

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13-666315-10
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging en poging tot moord met vuurwapen in Amsterdam

Op 9 juni 2011 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 12 april 2010 in Amsterdam de eigenaar van café Sanny’s Place met de dood heeft bedreigd en vervolgens met een vuurwapen op het café heeft geschoten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, na een conflict in het café, ongeveer een half uur later terugkeerde en gericht tien keer op het raam van het café schoot, terwijl er nog meerdere personen binnen aanwezig waren. De rechtbank concludeerde dat de verdachte de aanmerkelijke kans op dodelijke afloop voor de aanwezigen in het café bewust heeft aanvaard. De verdachte werd veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf voor bedreiging en poging tot moord. De rechtbank achtte de vordering van de benadeelde partij, die materiële schadevergoeding eiste, toewijsbaar. De rechtbank legde de verdachte ook de schadevergoedingsmaatregel op, ter waarborging van de betaling van de schadevergoeding aan de benadeelde partij. De uitspraak is gedaan door een meervoudige strafkamer, waarbij de rechtbank de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging nam. De verdachte had een strafblad met eerdere geweldsdelicten, wat de rechtbank meebracht in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Parketnummer: 13/666315-10 (Promis)
Datum uitspraak: 9 juni 2011
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedatum] 1981,
niet ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, maar feitelijk wonende op het adres [adres] te [woonplaats],
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring "Nieuwegein" te Nieuwegein.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 5 november 2010, 2 december 2010, 1 maart 2011 en 26 mei 2011.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.J. Cnossen en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. Th.U. Hiddema, advocaat te Maastricht, naar voren hebben gebracht.
2. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
Feit 1
hij op of omstreeks 12 april 2010 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik kom terug, je krijgt het van mij, ik schiet je dood, ik maak je af", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Feit 2, primair
hij op of omstreeks 12 april 2010 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] van het leven te beroven, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, één of meerdere malen met een (vuur)wapen heeft geschoten op (de (voor)ruit/gevel van) het pand/cafe alwaar
die [slachtoffer 1] en/of van Straten en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] op dat moment aanwezig was(/waren);
Feit 2, subsidiair
hij op of omstreeks 12 april 2010 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend één of meerdere malen (met een vuurwapen) geschoten op (de (voor)ruit/gevel van) het pand/cafe alwaar die [slachtoffer 1] op dat moment aanwezig was;
3. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1 Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 ten laste gelegde bewezen kan worden, op grond van de aanvullende verklaring van aangever [slachtoffer 1], de getuigenverklaringen van [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [getuige 1], de verklaring van
[getuige 2] en de fotoconfrontatie met aangever [slachtoffer 1].
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De officier van justitie acht het onder 2, primair ten laste gelegde bewezen, op grond van de aangifte van [slachtoffer 1], de getuigenverklaringen, de camerabeelden van het Van der Valk Hotel, de tapgesprekken en de bevindingen met betrekking tot het beschoten raam.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte integraal van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
De verdediging heeft aangevoerd dat de op 12 april 2010, direct na het incident, door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] afgelegde verklaringen op cruciale onderdelen (met name het tijdstip van de bedreiging en de vraag of de bedreiger in het café is geweest) afwijkt van de later door hen afgelegde verklaringen. Volgens de verdediging moet daarom aan het waarheidsgehalte van de verklaringen worden getwijfeld. Ook de verklaring van [slachtoffer 3] moet buiten beschouwing blijven, omdat [slachtoffer 3] zelf aangeeft dat zij de bewuste avond zodanig onder invloed was dat dit haar herinnering en waarneming heeft beïnvloed.
Voorts heeft de verdediging aangevoerd dat de uitslag van de meervoudige fotoconfrontatie van het bewijs moet worden uitgesloten omdat verdachte de enige persoon in de fotoconfrontatie is die loensend kijkt, terwijl [slachtoffer 1] tevoren als kenmerk van de dader had opgegeven dat deze loenst.
Ten aanzien van het onder 2, primair ten laste gelegde:
De verdediging heeft subsidiair aangevoerd dat geen sprake is van voorbedachten rade, maar dat is gehandeld in een hevige opwelling van woede. De verdediging voert daartoe aan dat op de camerabeelden van het Van der Valk Hotel is te zien dat verdachte omstreeks vier uur, in gezelschap van [getuige 3], het hotel verlaat en dat er op dat moment niets bijzonders aan de hand is. Getuige [getuige 4] heeft vlak na de schoten twee huilende vrouwen zien lopen, mogelijk zijn dit [getuige 3] en [getuige 2]. Het feit dat deze vrouwen kennelijk overstuur waren, duidt erop dat er iets heftigs en onverwachts heeft plaatsgevonden. Eén en ander wijst in de richting van een incident in plaats van een vooropgezet plan.
Verder heeft de verdediging aangevoerd dat geen sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood van de in het café aanwezige personen. Gezien de verklaringen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] bevonden de aanwezigen zich bij de bar en dus niet in het verlengde van het beschoten raam. Er bestond dus niet de aanmerkelijke kans dat deze personen geraakt zouden worden door de afgeschoten kogels. Nu de muren van het café met hout bekleed zijn, bestond evenmin de kans dat de kogel zou afketsen en daardoor van baan zou veranderen.
De schutter wist niet dat er mensen in het café waren; door de dikke gordijnen kon hij dit niet zien. Uit het feit dat er licht brandde (als hij dat al kon zien van buitenaf) hoefde hij niet af te leiden dat er mensen binnen waren, gelet op de reguliere sluitingstijd van het café. Gezien het ontbreken van wetenschap omtrent de aanwezigheid van personen, heeft de schutter niet willens en wetens de aanmerkelijk kans aanvaard om hen te doden.
Tot slot heeft de verdediging betoogd dat de aanwezigen in dit geval niet, althans niet dodelijk, door de kogels geraakt konden worden nu voor de ruiten rolluiken zaten, de ruiten van dubbel glas waren en daarachter een dik gordijn hing. In het café zijn geen kogelresten aangetroffen. Alleen de buitenste ruit vertoont duidelijke gaten, terwijl in de binnenste ruit geen kogelgat zit maar alleen een barst.
4.3 Redengevende feiten en omstandigheden
4.3.1 De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de hierna weergegeven feiten en omstandigheden in de (als voetnoten) weergegeven wettige bewijsmiddelen.1
4.3.2 Aangever [slachtoffer 1] is eigenaar van café [café], gevestigd aan de [A-straat nr.] te Amsterdam. Op maandag 12 april 2010 omstreeks 01:00 uur sluit hij zijn café voor klanten. De aanwezige klanten gaan weg en [slachtoffer 1] doet de rolluiken dicht. Na sluitingstijd blijft hij in de zaak met een aantal mensen, onder wie [slachtoffer 4] (naar de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 4]), [slachtoffer 3] (naar de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 3])en [slachtoffer 2] (naar de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2]).2 Die avond werkte er een meisje genaamd [getuige 2] (naar de rechtbank begrijpt: [getuige 2]) in het café.3 [getuige 2] had tegen [slachtoffer 1] gezegd dat zij, na sluitingstijd, zou worden opgehaald door vrienden van haar. Op een gegeven moment wordt [getuige 2] gebeld4 door [getuige 3] (naar de rechtbank begrijpt: [getuige 3]) die zegt dat ze voor de deur staat.5
[slachtoffer 1] hoort dat er op de rolluiken wordt geklopt. Hij doet hierop het rolluik aan de zijde van de entree, [A-straat], omhoog. [slachtoffer 1] ziet dat er een jongen voor de deur staat, met een getinte huidskleur, vermoedelijk Marokkaans, 1.70 lang, 24-25 jaar oud, kort geschoren zijkant van het hoofd en kort haar bovenop, scheelogig, dun/mager postuur, korte zwarte jas, een donkere spijkerbroek en geen gezichtbeharing.6
De jongen is samen met een meisje. [slachtoffer 1] opent het rolluik en de deur. De jongen en het meisje komen binnen en [slachtoffer 1] doet de deur weer dicht. Op een gegeven moment vraagt [getuige 2] of ze iets mogen drinken. [slachtoffer 1] vindt dit goed. De jongen loopt naar de gokkast en gooit daar geld in. [slachtoffer 1] loopt naar de jongen toe en zegt dat het na sluitingstijd is en dat hij dan moet vragen of hij op de gokkast mag. [slachtoffer 1] zet de gokkast op uitbetalen en de jongen pakt het geld dat in de lade komt. De jongen zegt dat hij nog meer geld krijgt. [slachtoffer 1] zegt dat hij binnen is gelaten omdat hij [getuige 2] kwam halen en dat hij anders nooit binnengelaten was. De jongen zegt dat [slachtoffer 1] niet weet met wie hij te maken heeft en bedreigt [slachtoffer 1] met de woorden: 'ik schiet je dood, ik maak je af 7, ik laat je niet leven'.
[slachtoffer 1] duwt de jongen met zachte hand naar buiten. Als de jongen eenmaal buiten is, bedreigt hij [slachtoffer 1] met de dood.8 [getuige 2] en het meisje waarmee de jongen gekomen was, gaan samen naar buiten. [slachtoffer 1] doet het rolluik weer naar beneden. De vriendinnen [slachtoffer 4], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zitten nog te praten. Ook twee vaste klanten [vaste klant 1] en [vaste klant 2] zijn nog aanwezig. [vaste klant 1] en [vaste klant 2] gaan kort nadat de jongen, het meisje en [getuige 2] zijn vertrokken, ook weg. Later hoort [slachtoffer 1] knallen. Op dat moment zijn de gordijnen dicht. [slachtoffer 1] opent de gordijnen en ziet gaten in de ramen en rolluiken.9
4.3.3 Die maandagmorgen 12 april 2010 om 5:30 uur hoort getuige [getuige 1] vanuit haar woning aan de [A-straat nr.], een man op dreigende toon schreeuwen: 'Ik maak je dood'. Ongeveer een half uur later hoort zij dat er meerdere keren geschoten wordt.10
4.3.4 Meerdere getuigen horen omstreeks 06:00 uur schoten bij café [café].11 Getuige [getuige 5] is in zijn woning als hij schoten hoort. Hierop ziet hij een man vanaf de [A-straat], langs de kroeg op de hoek, over het gras naar de [B-straat] rennen. De man rent de helling op naar een geparkeerde auto en stapt aan de bestuurderskant in de auto, een zwarte Golf 5, en rijdt met gedoofde lichten en hoge snelheid weg. De man droeg een zwartkleurige jas met een zwartkleurige capuchon en een spijkerbroek.12
4.3.5 Getuige [getuige 6] ziet, nadat zij het geluid van schoten heeft gehoord, een personenauto met hoge snelheid aan komen rijden over de [B-straat] vanuit de richting van het [C-plein]. [getuige 6] ziet het kenteken en noteert [AA-BB-00]. Zij belt de politie en geeft het kenteken door.13 Verbalisant [verbalisant 1] trekt het kenteken [AA-BB-00] na maar er blijkt geen voertuig met dat kenteken in het systeem te staan. In het systeem ziet verbalisant wel dat er een blauwe Golf stationwagen is met kenteken [AA-BB-01].14 Deze auto blijkt op 8 april 2010 te zijn verhuurd aan [getuige 7].15 [getuige 7] verklaart dat hij op 12 april 2010 met de Golf naar het Van der Valk Hotel aan de A4 is gegaan.16
Uit de camerabeelden van het Van der Valk Hotel volgt dat de Volkswagen Golf met kenteken [AA-BB-01] om 3:56 uur aankomt bij het hotel. Om 4:16 uur lopen [getuige 7] en verdachte het hotel binnen. Om 4:18 uur komen [getuige 7] en verdachte bij kamer 148. Enige minuten later gaan zij met [getuige 3] en [persoon 1] de kamer in. Om 4:47 uur komen [getuige 3] en verdachte kamer 148 uit. Ze lopen vervolgens het hotel uit. Om 04:54 uur rijden [getuige 3] en verdachte met de Volkswagen Golf het terrein af. Om 6.21 uur lopen [getuige 3] en [getuige 2] het hotel binnen. Zij zijn aangekomen met een taxi. Om 06:31 uur komt de Volkswagen Golf met kenteken [AA-BB-01] aan bij het hotel. Één minuut later loopt verdachte het hotel binnen. De rijtijd van het hotel naar de [A-straat nr.] te Amsterdam is ongeveer 25 minuten.17
4.3.6 Later die maandagochtend constateren verbalisanten dat op het trottoir op een afstand van ongeveer 7-8 meter vanaf de gevel van café [café], ter hoogte van het grasveldje, 10 hulzen liggen. De hulzen hebben het kaliber 9x19 millimeter. De hulzen liggen binnen een cirkel met een middellijn van twee meter. Op het trottoir onder de ruit van het café zien verbalisanten diverse lood en manteldelen afkomstig van munitie liggen. De ruit waarop is geschoten bestaat uit twee losse, achter elkaar geplaatste ruiten. In het buitenste van de beide ruiten en in de gevel van het café aan de voorzijde zitten 10 schotbeschadigingen. Bij één perforatie is de binnenste ruit gebroken. Het is mogelijk dat het projectiel dat door deze perforatie is gegaan binnen in het café is gekomen. In het café wordt geen projectiel en/of perforatie aangetroffen. De inslagen zitten, gemeten vanaf trottoirniveau, op ongeveer 2.50 meter, ongeveer 2.30 meter, ongeveer 1.95 meter, ongeveer 1.60 meter, ongeveer 1.55 meter, ongeveer 1.70 meter, ongeveer 1.47 meter, ongeveer 2.06 meter, ongeveer 1.80 meter en ongeveer 1.15 meter. Ook in het rolluik zitten schotbeschadigingen. De rechtbank leidt uit foto 13 af dat de inslagen over de breedte van de ruit zitten.18
4.3.7 Aangever [slachtoffer 1] herkent in een meervoudige fotoconfrontatie verdachte als de man die hij heeft gezien kort voordat er werd geschoten.19
4.3.8 [getuige 3] verklaart dat zij met een jongen [getuige 2] bij een café ging ophalen en zij hiertoe de bestuurder van de auto van [getuige 7] was. [getuige 3] ging samen met die jongen dat café binnen. Het was toen inmiddels 05.00 uur en het was heel druk in het café. Na ongeveer 10 minuten heeft [getuige 3] het café weer verlaten en is in de auto gaan zitten. Een paar minuten later kwamen [getuige 2] en die jongen ook naar buiten. Die jongen ging nu de auto besturen. Bij een rotonde stopte die jongen en zei dat zij uit moesten stappen. Dit vond zij wel vreemd, maar zij is wel samen met [getuige 2] uitgestapt.20
[getuige 2] verklaart dat de bijnaam van de jongen die bij [café] ruzie had met de eigenaar om een gokkast [bijnaam verdachte] is. [getuige 2] is bij hem in de auto gestapt. [bijnaam verdachte] heeft [getuige 3] en haar afgezet bij de eindhalte van tram 14 en 7. [bijnaam verdachte] schreeuwde dat ze moesten uitstappen en deed hysterisch. [getuige 3] en [getuige 2] zijn naar het pompstation gelopen en met een taxi naar het hotel gegaan.21
4.3.9 Ten tijde van het schietincident werd de mobiele telefoon van [getuige 7] in het kader van een ander onderzoek getapt. Uit het proces-verbaal van de tapgesprekken volgt dat [getuige 7] op 12 april 2010 om 4:33 uur belt met [getuige 2] en zegt dat hij in de kamer is met [bijnaam verdachte] en 'Mannetje'. Om 13:01 uur belt [getuige 7] met [persoon 2]. [getuige 7] zegt dat hij in het Van der Valk hotel zit en dat hij erge problemen heeft, dat iemand uit zijn waggie popte (straattaal=schieten).
Om 14:28 uur wordt [getuige 7] gebeld door Mannetje. Mannetje zegt dat hij naar binnen komt en dat ze [bijnaam verdachte] gaan klemmen (straattaal= vastzetten, betrappen). Om 14.33 uur zegt [persoon 3] dat [bijnaam verdachte] net bij hem langs is gelopen. [getuige 7] zegt dat hij niet weet waar [bijnaam verdachte] is. [persoon 3] zegt dat hij gewoon weggaat met "het tasje". Op de vraag waar het tasje is antwoordt [persoon 3] dat deze bij "dikzak" is. [getuige 7] zegt dan dat hij het tasje niet eens moet aanraken. Om 15:46 uur belt [getuige 7] met een onbekend persoon en vertelt dat het chillen uit de hand is gelopen, dat mensen zomaar 'poppen' (straattaal=schieten) op anderen, dat zijn auto door de politie is weggesleept. Als de onbekende man vraagt wie op wie heeft gepopt zegt [getuige 7] 'die bar in Geuzenveld'. De onbekende persoon zegt: '[persoon 4] zeker', waarop [getuige 7] zegt 'nee, iemand anders'. Verbalisant merkt als bijzonderheid op dat [café] is gevestigd in Geuzenveld. Om 17.46 uur belt [getuige 7] met [persoon 3] en vraagt waar [bijnaam verdachte] is. [persoon 3] zegt dat [bijnaam verdachte] in Den Haag is. [persoon 3] heeft die tas van [bijnaam verdachte] gekregen en moet hem aan [persoon 5] geven. Als [getuige 7] vraagt waar 'dat ding van [bijnaam verdachte]' is, antwoordt [persoon 3] 'bij [persoon 6]'.22
4.4 Nadere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
De rechtbank acht op grond van de in de bewijsmiddelen vermelde redengevende feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte is geweest die [slachtoffer 1] met de dood heeft bedreigd. Uit het feit dat de aanvullende verklaring van [slachtoffer 1] enigszins afwijkt van zijn eerdere verklaring en die van [slachtoffer 2] volgt niet dat de latere verklaring onbetrouwbaar moet worden geacht. In tegendeel, de rechtbank acht de aanvullende verklaring daar waar deze afwijkt van de eerdere verklaring geloofwaardiger dan de eerdere verklaring, nu de aanvullende verklaring op die punten strookt met de verklaring van [getuige 2], [getuige 3] en de verklaring van getuige [getuige 1]. Het verweer van de verdediging dat verdachte de enige persoon in de meervoudige fotoconfrontatie is die loensend kijkt, mist feitelijke grondslag. Op de in het proces-verbaal van fotoconfrontatie opgenomen foto's zijn meerdere personen te zien waarvan kan worden gezegd dat zij enigszins loensend kijken. Ook anderszins is niet aannemelijk geworden dat de herkenning van verdachte door [slachtoffer 1] als onbetrouwbaar moet worden aangemerkt.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte is geweest die op het café heeft geschoten. Uit de camerabeelden van het Van der Valk Hotel blijkt dat verdachte om 4:47 uur, tezamen met [getuige 3], in een Volkswagen Golf met kenteken [AA-BB-01] het hotelterrein heeft verlaten. Verdachte is samen met [getuige 3] naar café [café] gegaan om [getuige 2] op te halen, een rit van ongeveer 25 minuten. Omstreeks 05.00 uur ging verdachte samen met [getuige 3] het café binnen. Verdachte heeft in het café ruzie gehad met de eigenaar van [café] en heeft hem omstreeks 05.30 uur met de dood bedreigd. Vervolgens zijn [getuige 2], [getuige 3] en verdachte in de auto zijn gestapt. Verdachte heeft [getuige 2] en [getuige 3] vervolgens afgezet bij de eindhalte van tram 14 en 7, waarbij hij schreeuwde dat ze moesten uitstappen. Omstreeks 06:00 uur zijn er schoten gelost. Om 6:31 uur is verdachte weer met dezelfde auto waarmee hij samen met [getuige 3] was vertrokken aangekomen bij het hotel.
Het door getuige [getuige 5] afgegeven signalement van de persoon die direct na de schoten langs het café rent en in een zwarte Golf stapt, strookt met de kleding die verdachte op de camerabeelden van het Van der Valk Hotel draagt. Voorts is het verdachte die ongeveer een half uur na de schoten in de Volkswagen Golf met kenteken [AA-BB-01], de auto die getuige [getuige 6] kort na het schieten met hoge snelheid heeft zien wegrijden nabij de plaats delict, bij het hotel aankomt.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de tapverslagen waaruit volgt dat [getuige 7] samen met ene "[bijnaam verdachte]" in het Van der Valk Hotel was. Uit de camerabeelden blijkt dat [getuige 7] daar samen met verdachte was. Verder heeft [getuige 2] verklaard dat de bijnaam van de jongen die bij [café] ruzie had met de eigenaar "[bijnaam verdachte]" is. Uit het voorgaande volgt dat "[bijnaam verdachte]" de bijnaam van verdachte is. De ontkenning van deze bijnaam door verdachte ter terechtzitting acht de rechtbank in het licht van voorgaande niet geloofwaardig.
Uit de tapverslagen volgt verder dat er uit de "waggie" (naar de rechtbank begrijpt: auto) van [getuige 7] is geschoten. De rechtbank heeft reeds vastgesteld dat het verdachte was die met de auto van [getuige 7] vanaf het Van der Valk Hotel is vertrokken naar [café] en ook met deze auto is teruggekomen. De rechtbank verstaat de versluierde gesprekken over de locatie van "het tasje" en "dat ding van [bijnaam verdachte]" aldus dat het hier gaat over het verbergen van het wapen van verdachte.
Gelet op het weergegeven tijdspad en de overige bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat het verdachte is geweest die op het café heeft geschoten. Daarbij weegt de rechtbank mee dat verdachte zich heeft beroepen op zijn zwijgrecht, terwijl er gelet op de bewijsmiddelen alle aanleiding was een verklaring af te leggen. Met name is het opmerkelijk dat verdachte niet heeft willen verklaren waarom [getuige 3] en [getuige 2] de auto moesten verlaten en wat verdachte vervolgens heeft gedaan.
Geen ondeugdelijke poging
Het rolluik voor het raam van het café was gesloten ten tijde van de schietpartij. Dit laat echter onverlet dat het hier een gerasterd - en dus niet gesloten - rolluik betreft en de kogels , kennelijk door de openingen in het rolluik heen, meerdere perforaties hebben veroorzaakt in de buitenste ruit. Bij één perforatie was ook de binnenste ruit gebroken. Hieruit volgt dat het mogelijk is dat een kogel in het café terecht kan komen. Van een absoluut ondeugdelijke poging is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake.
Opzet
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte van dichtbij en gericht tien keer met een vuurwapen (met een kaliber van 9 millimeter) heeft geschoten op het raam van café [café]. Deze schoten zijn min of meer op manshoogte gericht en zijn verspreid over de gehele breedte van het raamoppervlak ingeslagen. Ongeveer een half uur daarvoor was verdachte uit het café gezet. Op dat moment waren er nog meerdere personen aanwezig in het café, te weten [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4] en twee mannen genaamd [vaste klant 1] en [vaste klant 2]. Deze personen bevonden zich in de ruimte direct achter de beschoten ruit. Gelet op deze omstandigheden wist verdachte dan wel moest hij redelijkerwijs weten dat er personen in het café aanwezig waren. Uit het feit dat verdachte er desondanks voor heeft gekozen om op voornoemde wijze 10 schoten af te vuren op de ruit van het café, volgt dat verdachte de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij daardoor mensen in het café dodelijk zou verwonden. Door een dergelijke hoeveelheid schoten op de wijze als hiervoor beschreven af te vuren op een ruit, ook als het een dubbele ruit betreft en deze ruit door een rasterrolluik en gordijnen is afgedekt, leidt er volgens algemene ervaringsregels toe dat sprake is van een aanmerkelijke kans op een dodelijke afloop. Uit de spreiding van de schoten, het aantal schoten en de zeer geringe afstand vanaf waar deze schoten zijn afgevuurd, volgt verder dat verdachte deze kans ook bewust heeft aanvaard.
Verdachte heeft in die zin zijn opzet gericht op het van het leven beroven van de in het café aanwezige - in de tenlastelegging onder 2, primair genoemde - personen.
Voorbedachten rade
Voorbedachten rade in de zin van artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht wijst op een moment van kalm beraad en rustig overleg, waarbij verdachte zijn handelen heeft kunnen overdenken. Daarbij is niet van belang of verdachte zich heeft beraden, maar voldoende is dat hij hiervoor de tijd en gelegenheid heeft gehad (HR 27 juni 2000, NJ 2000,605).
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte ongeveer een half uur na de door hem jegens [slachtoffer 1] geuite doodsbedreigingen, met een vuurwapen is teruggekeerd naar het café. Gelet op deze omstandigheid is de rechtbank van oordeel dat verdachte ruim de tijd en gelegenheid heeft gehad om zijn handelen te overdenken. De rechtbank acht het dan ook niet aannemelijk dat de schietpartij het onmiddellijk gevolg van een hevige gemoedsbeweging is geweest.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Feit 1
op 12 april 2010 te Amsterdam, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik kom terug, je krijgt het van mij, ik schiet je dood, ik maak je af";
Feit 2, primair
op 12 april 2010 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meerdere malen met een vuurwapen heeft geschoten op de ruit van het café alwaar die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] op dat moment aanwezig waren;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
Gezien de bewezenverklaring van feit 2, primair, komt de rechtbank niet meer toe aan de beoordeling van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde.
6. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straffen en maatregelen
8.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 en 2, primair, bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaren, met aftrek van voorarrest.
8.2. Het standpunt/strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft de eigenaar van café [café] bedreigd met de dood omdat hij van de eigenaar moest stoppen met gokken en de zaak is uitgeleid. Vervolgens heeft hij met een vuurwapen, gericht tien maal op het café geschoten, terwijl hij wist dat de eerder in het café aanwezige personen nog aanwezig waren. Door deze handelswijze heeft hij de eigenaar van het café veel angst aangejaagd. De psychische impact op het slachtoffer is groot geweest; zijn gevoel van veiligheid en zijn vertrouwen in anderen is aangetast. Ook bij de andere in het café aanwezige personen en in de buurt heeft het schietincident gevoelens van angst en onveiligheid aangewakkerd. Verdachte heeft hierdoor blijk gegeven zeer lichtvaardig over te gaan tot ernstige geweldsdelicten.
Verdachte heeft bovendien geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden. Verdachte heeft geen inzicht gegeven in zijn persoonlijke omstandigheden; in ieder geval zijn geen straf verminderende omstandigheden gebleken.
Voorts blijkt uit een Uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 12 oktober 2010 dat verdachte zich in het verleden veelvuldig heeft schuldig gemaakt aan geweldsdelicten en vuurwapen bezit.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf van zes jaren passend en geboden is.
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van
[slachtoffer 1], niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij vordert € 6.480,72 aan materiële schade, bestaande uit de kosten van vervanging van het dubbel glas en reparatie van de geluidsinstallatie. De rechtbank stelt vast dat deze schadeposten het rechtstreekse gevolg zijn van het onder 2 bewezen geachte feit. De door de benadeelde partij gestelde (en met stukken onderbouwde) omvang van de schade is door verdachte niet betwist. De gevorderde materiële schadevergoeding is dan ook voor toewijzing vatbaar.
Daarnaast vordert de benadeelde partij immateriële schadevergoeding ter hoogte van
€ 2.000,-. De rechtbank acht aannemelijk dat dergelijke schade is ontstaan als gevolg van de onder 1 en 2 bewezen geachte feiten. Voorts acht de rechtbank het bedrag waarop die schade door de benadeelde partij is begroot redelijk en billijk, gelet op het feit dat de benadeelde partij in zijn eigen café is bedreigd met de dood, en dat er vervolgens, terwijl de benadeelde partij zich nog in het café bevond, meermalen met een vuurwapen is geschoten op het café. De gevorderde immateriële schadevergoeding zal derhalve worden toegewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
De rechtbank zal verdachte dan ook veroordelen tot betaling van € 6.480,72 (zesduizend vierhonderd tachtig euro en tweeënzeventig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
In het belang van [slachtoffer 1] voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Wetboek van Strafrecht) aan verdachte opgelegd.
Ten aanzien van de voorlopige hechtenis
De verdediging heeft ter terechtzitting een verzoek gedaan tot opheffing van de voorlopige hechtenis. Met toestemming van de verdediging heeft de rechtbank de beslissing daarop aangehouden tot de uitspraak. Gelet op de hiervoor vermelde bewezenverklaring en strafoplegging wijst de rechtbank het verzoek van de verdediging af.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 45, 57, 285, 289 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
10. Beslissing
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Feit 2, primair
Poging tot moord
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 (zes) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst de vordering van [slachtoffer 1], wonende op het adres [adres] te [postcode] [woonplaats], toe tot € 6.480,72 (zesduizend vierhonderd tachtig euro en tweeënzeventig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 1] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 6.480,72 (zesduizend vierhonderd tachtig euro en tweeënzeventig cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 67 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F. Wieland, voorzitter,
mrs. B.T. Beuving en M.E.M. James-Pater, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.D. Coumou, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 juni 2011.
1 Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2 P. 37/38, proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] dd 12 april 2010
3 P. 43-46, Proces-verbaal aanvullende verklaring aangever [slachtoffer 1] + P. 132 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2]
4 P. 43-46, Proces-verbaal aanvullende verklaring aangever [slachtoffer 1]
5 P. 132 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2]
6 P. 37/38, proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1]
7 P. 32, Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3] + P. 26 Proces-verbaal van bevindingen inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2].
8 Proces-verbaal van verhoor door de rechter-commissaris van getuige [slachtoffer 1] dd 14 februari 2011.
9 P. 43-46, Proces-verbaal aanvullende verklaring aangever [slachtoffer 1] dd 15 april 2010
10 P. 18, Proces-verbaal aanvullende verklaring [getuige 1]
11 P. 7-8, Proces-verbaal van bevindingen, inhoudende de verklaringen van getuige [getuige 8] en [getuige 4].
12 P. 11, Proces-verbaal van bevindingen, inhoudende de verklaring van getuige [getuige 5] + p.12 proces-verbaal verhoor getuige [getuige 5].
13 P. 3, Proces-verbaal van bevindingen, inhoudende de verklaring van getuige [getuige 6]
14 P. 65 Proces-verbaal van bevindingen
15 P. 64 Proces-verbaal van bevindingen + P. 80 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 7]
16 P. 80 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 7]
17 P. 83-94 Proces-verbaal van bevindingen
18 P. 161-162, Proces-verbaal van bevindingen
19 P. 52-63, Proces-verbaal van fotobewijsconfrontatie met [slachtoffer 1]
20 P. 122-126, Proces-verbaal, inhoudende de verklaring van [getuige 3]
21 P. 285-287 Proces-verbaal van verhoor [getuige 2]
22 P. 206- 260, Proces-verbaal van bevindingen